Uit niets blijkt mijn gelijk.

29 november 2006

Gefaket landschappelijk waarde

Een l en u stad op z’n retour.
Een stralende dag zo rond elven.Vanaf ieder punt af bezien heeft de blauwe lucht een streepje voor op mij.
Ik speel spelletjes met mijn vulpotlood, hoewel navulpotlood beter past, en schrijf de zin voor het reizen uit naar duivendrecht. Een oord halverwege. Veel braakliggende grond voorbij de A stad. De kaalheid overwint de leegte in het begin van dit fenomeen. Het landschap lijkt nog rustig, maar dit is ogenschijnlijk want de zon boven het g meer gloeit en vangt alles in haar goudkoorts. Onwaarschijnlijk, maar gelukkig reis ik per trein voor een Hollandse brug naar nog een a stad.Het landschap verandert daar zo snel dat ik lopende de tijd het ternauwernood kan bij houden. Een rustpunt is de Joodse begraafplaats, goed opgeborgen op een natuurontwikkelingstraject. Even schrok ik op van indringende blikken die een jonge medepassagier mij toewierp zo tegengesteld de reisrichting mij tegemoet lopend. Ik had rechtstreeks kunnen reizen, maar dan had ik die eerste a stad niet moeten overslaan, dus nu op naar het centraal station in die andere a stad, voor de overstap. Centraal naar centraal, ’t is maar waar je voor kiest, alles lijkt middelpunt in deze randstad. Ik niet, ik ben slechts van voorbijgaande aard hier aan spoorstaven gekluisterd. Op naar een overleg, over van alles en nog wat waar waterbodems deel vanuit maken. Ondertussen nuttig ik mijn eerste mandarijn vandaag. Bijna op een tussenstation aangeland, een punt hier achter met foeilelijke havengezichten op het ij. Overstap op een sprinter met vijf minuten vertraging op spoor 7 terwijl op spoor 5 ook een verbinding naar u bestaat, maar ook met vertraging. In ieder geval en op de valreep zeker driemaal heen en weer tussen de perrons gerend om te beslissen voor de sprinter die een stoptrein bleek. Een jongen, roodharig kijkt recht voor mij uit of zijn spiegelgezicht nog toonbaar is met al die jeugdpuisten. Hetgeen hij tot driemaal toe bevestigd weet. Wat mij opvalt in dit jaargetijde is hoe oogverblindend lelijk de bedrijvigheid Nederland vermaakt tot golfplaat.
Ik kom te laat, dat is zeker, zo dat staat. De sprinter is echt stoptrein en kraakt veelvoegelijk op iedere wissel, alsof het teveel weerstand heeft met reizen. Een meisje, mooi meegenomen, biedt uitzicht met haar zo zwarte ogen. Een donker teint fleurt op met brillenglazen. Er wonen hier veel zwarte mensen waarbij zij wel thuis zal horen en loopt op hoge hakken aan mij voorbij. Ik schat om en nabij de vijfentwintig, mooie leeftijd ook. Weer een stadje A, inmiddels elfuurvijfentwintig een uur reizen onderweg en bijna halverwege. We rollen verder na voorrang te verlenen aan de eerdere trein van spoor vijf, pech. B en wachten. Ik bestudeer de zaadcatalogus op sperziebonen voor volgend jaar. De trein zet zich weer in beweging en ik zit alleen in de eerste klas coupe. De roodharige jongen van eerder, bezoekt nogmaals zijn spiegelbeeld. Echter de toiletdeur valt dicht. Er valt veel af te lezen van een gezicht. Niettemin het landschap is nu prachtig. Lichtgroen met streepjes wolken omgeven langs het kanaal. Remmen weer, luidruchtig en ontgaat me niet, M nog tien minuten.
Zoals gezegd, ik kwam te laat. Alles overkomt mij
– glazen karnemelk
– bolletjes kaas
– appels en peren
Zo vergeleken verliep het overleg ook tussen mijn oren. Ik hoorde zoveel dat ik mezelf hoorde spreken, toehoorder van mijn eigen stem. Ruim twee en een half uur later werd ik welwillend meegenomen uit U via allerlei. Snelwegen speelde daar een belangrijke rol in. Op station D werd ik op het juiste spoor gezet retour l. stad. Zeer bedenkelijk grijs deze dag, al op z’n eind rond drieën. Weer helemaal alleen in de coupe, het moet wel slecht gaan met de spoorwegen. Immers op de snelweg liep het al storm met reislustige monoautomobielen. Het lijkt op imbecielen op vier wielen zo achter elkaar aan. Een man voor mij nam plaats in de coupe. Opvallend hoe graag ik in iemand ambtenaar wil zien, zo ook met deze krantenlezer. Vijftien negenendertig, A stad weer, waar het vanmorgen mis ging. En er weer uit. Zouden stedenbouwkundigen en architecten ook in deze steden wonen die door hun handen zijn ontstaan? Dit zo maar even tussen de railsen door. Of zouden ze op z’n minst de moeite nemen begin december eens er door heen te lopen? Hier is de leegte ontwikkelt tot leven. Een nieuwe definitie. Hier wonen zoveel mensen bij de vleet dat je van overdaad mag spreken. Er strijken zes treinmedewerkers van onbeduidende rang neer in mijn coupe. Ze reizen gratis eerste klas, op en neer, en worden betaald om ons, passagiers, te vermaken met hun echtscheidingen. Op de heenreis was het omgerekend ca €300 per kind dat de ex moest dokken per maand na twee jaar in gebreke blijven. Zijnerzijds, nu op mijn retour, gaat het met dezelfde vaart op de man af er over wie wanneer overspelig was. Het ligt duidelijk aan de man. Gelet zijn houding begrijp ik dat. Welwillend onderuit gezakt knikt hij ja. We zijn bij een omvangrijk plassengebied met veel ruigte en riet Waar anders kan je zo spreken over trouw dan onder de rook van ganzen. Hun broedsucces was hoog dit jaar.
Rond half vier thuis, schat ik. Fijn dat ik alleen woon, de conducteurs hebben niet naar mijn vervoersbewijs gevraagd. De tijd ontbrak, te druk met uitleggen over boedelscheiden. Begrijp ik dat ook?

14 november 2006

Kom we gaan naar de knoppen

Kom we gaan naar de knoppen

Van de ongeletterde tijdgeestdodende koppensneller is het woord in de hand genomen om te zappen van werkelijkheden tot naarstig neuken van de oogstrelende beelden.

De genesis rust in het acht uur journaal, hoe banaal ook wereldnieuws het deukt de goede tijden spelenderwijs van de buis met verdringen van huiskamergelukkige echtparen. De man heft het hoofd onomstotelijk naar de paradigma’s die er in de rode lippen opgesmukte nieuwslezer staan te lezen in videobeelden. Bloed vloeit overal, zelfs in Amerikaanse dromen leven achterbakse vehikels en preken presidenten over moordende meuten metgezellen. ER is een oceaan aan het verzuipen in poolkappen en lege visnetten. Zoals de vissymboliek van de Gristelijke autorijder al betaamd, hij en zij zijn immers lid van het zelfde gezelschap van Jezus christus’ hengelsportvereniging “Hij vist altijd aCHter het net”. Zo stond eerder al beschreven, “werp het ter linkerzijde, want daar wordt u godswoord in vlees gegeven”

Luister, ongeschoolden van de visuele tijdbom voor het gebluste oog. U wordt voorgeschoteld en voorgelogen met een goed betaalde weerprofeet. Hij veelt het vele van het nemen in de voorspellende klimaatpatronen. Als verschrikkelijke ogen woelen de depressies platgedrukt voor zijn digitale kaartlezers. Zijn handen preken rampspoed in één oogslag met prachtige herfstbeelden.

Tinten van het overspelige kansspel met echtlieden en pasgetrouwde babylijven in uitgekochte liefdeslevens, zij leden heftig aan de televisiemagnaat, die zich uit de naad werkt voor de kijkdichtheidcijfers, gemeten als stofcontanten omwille van natuurlijke samenhang van de comateuze huiskamergenoten. Ze scharen zich achter het acht uur journaal om te verzuipen in de kraamkamers van de soapachtige met badschuimachtige vrouwenlijven en diep doordrongen baritonne inktvissen die geil als boterbloemen hun zinnen tonen in gelikte woordkeuzen en weelderige woonoorden.

Vlak vooraf en tussentijds blijkt de natuur goed vastgelegd. Voor de eeuwigheid opgeslagen in het camerageheugen, dit neemt heel wat verontrustheid weg met zeker weten "ja ik ben er met mijn ogen ook bij geweest, hoe alles leeggeroofd daar achterbleef omwille van het hardhouten tuinmeubel. Vergankelijkheid is nu eenmaal in dit bestaan voor iedereen weggelegd.

Het uur der waardeloosheid is nu aangebroken, om tot de waarheid te komen is éénentwintig uur, in de deze eeuw, de juiste tijd voor de film te tonen van hun gezapige bloeddorstige medemens. De acteurs, in rollen die ze zelf zo gaarne met de chips op schoot zouden willen spelen, malen niet om het mensenleven. Gelukkig heeft het kroost al weet van de spilzieke moordmachines via de XboX spelen.

Er heerste tweedeling, als splijtzwam in de woonstede waar het andere net voetbal bood en de eega liever zijn eigen oogballen toonde in de geschoren kuitbenen van de voetbalspelers.

Ook heerst er tussentijdse rust met boodschappen omtrent het nieuwe leven en wat een gemis het is met niet bezitten van een tanddestijdsverzekering tot overlijden of in de vierwieler die het beter weet van a naar b met tomtom gemaakte snelwegen. Hij en ook zij alleen raken met ze allen al zo vaak de weg kwijt in 't leven dat dit ze dagelijks niet meer overkomt in staart en kop en kop en staartpositie naar elkaar te staren, immers snelwegen zijn niet voor niets aangelegd voor tijdsbestedingen.

Het neigt inmiddels naar middernacht en de kruisen gaan jeuken al zappende naar kindonvriendelijke seksologen. Zij waren met het moorden al gewoon en mogen deze geneugten niet aanschouwen, al was het maar omwille van een eigen voorgeschiedenis toen paps en mams gewoon waren om met deze lijflelijkheden de slaapkamers in gedreven. En liefde ook daar met sperma om de eerste plaats streed voor de voortplantingsdrift met erotiek van het eigen lijf te beklijven. Het mag baten dat de video deze plaats innemend heeft gevonden in de woonkamer. Waar alles afgestorven in het bed rust is de lust in alle standjes weggelegd met jonge meisjes filmen op oude mannenlijven die gezamenlijk de maagdelijkheid versmaden in het kinderlijf.

Gelukkig komt er na twaalven nog een actualiteit als onderdeel van de realiteitszin in de herhaling om gerust te kunnen slapen. Vaarwel mijn schattebout ik ben al eerder klaar gekomen om nu onder de lakens nog met jou te dromen. Mijn hand was al vervuld met overspelen. We dreigen uitgestorven te raken met teveel alleenwonende autochtonen. Hetgeen ons politiek weer zeer verontrust.

10 oktober 2006

Fietsen

Dit nabij Glimmen, een doorgaande weg, rijksstraatweg nota bene, een oud verhaal in stenen vastgelegd met enkele tramhuisjes naast weg gesloopte spoorstaven. De klokken staan er nog prachtig bij de kruisingen en overwegen. Zij duiden daar de exacte tijd met wijzers.

Alles ligt er stralend bij. Hoog opgetast de aarden wallen, als teken van een slaaptekort rond oude beuken. Reuzen op de richel, zo breed hun houten voetafdruk welke de afgrond omkleed.
Met breed eikenvaren lijkt het mij haast labiel, zeg fragiel, maar toch bewezen stevig gegrond met reden.Ik placht, met de zon in het gezicht te zeggen: op gegronde reden. Gelijk ooit de boer het plagde om andere redenen.

Spelerwijs werd ook de vraag gesteld; speelden hier al kinderen in negentien tien? De ommuurde school verhaalde met gezag van een autoritair verleden, een directeurswoning voor het hoofd van de school. Als gezegd, gezaghebbend met een norse blik op het schoolplein gerichte woonkamerraam.
Het mag een wonder heten dat dit nog zichtbaar is. Zoveel bos dat schuil gaat en gebukt staat onder de last van bladeren van jaren, als bijna authentiek in iedere boombast gekerfd.

Terecht de vraag gesteld wat staat in de brede zin nu toch beschreven met al die hartjes op gespannen voet van allang vergeten namen.
Zou Jantien nu in echt getreden zijn en het met Piet nog doen en is de X nu op ‘t graf een ander teken. Het was allemaal zondagmorgen, lichte regen en glimpjes licht de zon in beeldjes op de grond. Zonnevlekjes inderdaad van gelijke grootte speels er dwars doorheen.

Ik weet niet of al die indrukken daar vastgelegd opmerkzaam zijn voor de voorbijganger die zijn schaduw ziet. Het is wel jammer alleen, van al dat voorbij razend verkeer, dat geen weet heeft van deze opgeslagen tijd.

15 september 2006

De thallusman



De hoogvlieger speelt onbemand gevaarlijk spel. Hij kent zijn vluchtnummer als groeivorm grof ingericht tot overleven staal harde werkelijkheidszin, een glanzend gezicht zo hoog verheven. Zijn cockpit als fallussyndroom uitstekend vooruitstrevend. De wijde vleugelslag met kracht stijf gespreide een uitgevouwen waandenkbeeld.

Met enig gevogel van de zintuigen is hij gezagvoerder van zijn straalvoertuig aan de grond, of lager wal een afstandsbedieningsorgaan, stuwkracht vol van zijn lamellen. Hij plant een zonnebril voor het tegenlicht als evenwicht tot verder kijken op zijn neusbrug. Met het oog op vergezichten een powerplay van stuurknuppels en naar de knoppen, naar het schijnt zijn handwerktuigelijk instinkt.

Zijn secundaire stofwisselingsproducten zijn goed gezien uit het voortplantingsorgaan van snelheid ontdaan met paringsdrift. Thans gekoppeld aan de eicel is, het volgroeit met zachte doordringbaarheid.

In deze atmosfeer, een glasachtig lichaam gelijk, haar membraan in samensmelten van licht en lucht een zachte landing bij indalen voortgaan. Het vliegtuig was een speelwerktuig dat onverlet de goede zaak, naar de maan is gegaan als landingswerktuig. Het schijnt een onbemande vlucht geweest te zijn.

21 juni 2006

Het probleem met u is mobiliteit.

Dat wij de weg kwijt zijn met zoveel om ons heen is verbazingwekkend.
Terloops onderhanden genomen wegen bleken alras paradepaardjes van grootschalig onderhoud.
En , nu geheel en al ondergelopen vluchtwegen zijn een thuisbasis voor de filerijder. Afgepaald met schreeuwende kleuren leggen kilometers weg het af tegen overgeven aan dit verschrikkelijk lot.

Ondertussen is het weekend en iedere kantonnier ligt met zijn lief te kroelen op één oor, terwijl dit ook mij is aangenaaid met filerijden op een zeer onstichtelijk uur.Verdraagzaam zijn bepleit het opschrift oor de wegwerker en zijn onzichtbare handelswijze. En al ritsend geven wij elkaar de tijd en bieden ook nog ruimte aan om alles in één baan te leiden. Lijdzaam rust ik m’n rechtervoet uit, in het manen toch vooral kalmte te bewaren, met een stijve enkelband.

Onlangs las ik dat de minister van al deze onverkwikkelijke zaken op vervoersgebied in een slimme auto rijdt. Kijk dat mis ik nu, gewoon die intelligentie maar meer nog slurpt mijn mobieltje naast de hoge gesprekskosten uit verveling liters brandstof als schaarste goed. Ik word uitgekleed om verschillende redenen, helaas komt daar geen schone jonkvrouwe aan te pas. Maar alleen ik, opgesloten en ook nog fileproof zit ik hier mezelf klaar te spelen. Het windt op om verschillende reden, een medereizigster, in een naastliggend voertuig gezeten, spreekt met woeste blikken hier schande van. Wij troffen ons in onze eigen blikken, zij luchtte met de ramen open haar gram, ik aircode wat en koelde weer geleidelijk af. Mijn fantasie slaat op hol al stilzittend op mijn autostoel en sla mijn airback gade in mijn achteruitkijkspiegel. Het smoelde niet bleek mijn achterbuurman te beweren en ramde tegen mijn bumper aan.

09 juni 2006

Voor - uit - gang

De voor-uit-gang


De trein in,de beweging in het stralend weer.
De lucht lacht in lichte meisjes
kleding, doorzichtig op de belijning.
Het blauwe is contrastrijk,
gelukkig, eeuwig in de hemel
tegen de grille verwoesting
van de steenhopen die Den Haag tooien.



Het is grappig, of heet (vandaag) dit nu schrale troost,
terugreizend in die zin begrepen, de oude poldersloten
voorbij Leiden te zien verworden tot een omlijsting
van betonskeletten. Het sterkt hard te weten
met gele boterbloemen op de rode zuring.

Het is nu, en, hoog zomer, achter het glas.
Blauw op groen en groen op blauw watergangen
en tot nu heb ik alleen steenhopen zien grazen
in de weide bij twintig graden.

Inmiddels wordt het donker voor ogen,
een tunnelvisie verengt de blik.
Een waar Shiphol en waar dat al niet toe leidt.
Het benauwd. Gelukkig
bestaan er nog lachende mensen
op het overdekte perron. Te delen valt er veel en iemand
legt een treinkaartje vast op de foto
en leidt zijn bestemming later daaruit af.

19 mei 2006

Ik wiebel uit mijn blote hoofd.


k wiebel uit mijn blote hoofd
of door mijn kale kruin wat licht naar jou

_______________________________

Hier zit ik, op mijn eikenblad. Wiebel, wabel er wat af en waggel nog wat heen en weer.

Een beetje schommel, dommel ik en droom me groter dan die dikke boom.
Ergens in mei kruipt 'n rupsje klein, bedacht de eikelboom zichzelf rijk.
En, o, en ach wat knabbelt dat alweer een blad en nog ’n blad.
Ik was al glad vergeten dat ik vroeger altijd wat te knabbel’n had.

Zo breedvoetig ik hier sta, versteld zo, door de jaren ’t glijdt, niet tot mijn spijt en dik tevree.
Ogenschijnlijk blikte ik naar benee en nooit genoeg zo als verwacht, zag ik dat op mijn laatste blad
er een spannertje mijn blad opat.

Een gaatje waar ik nog doorzag, hier komt de herfst weer vervat er juist doorheen.

Nu even, gezeten bladloos stil, verwacht 't eitje daar en ik hier zodat ik zou slapen gaan tot lenteweer.
't Weer mijn schubben schurkt en wendt tot keerzijde, ik ontwaak in lommer, van een bossig blad.

Mijn kroontje dik het rijk alleen 't rupsje weer strikt tot vraat en gaatjes toe bewogen.

De wind in mij weer prachtig vindt, ik boom de jaren plat tot machtig zelfbeeld.

16 maart 2006

Roots

Roots: Oude schoenen. (oftewel basic.)

opgediept vanuit het verleden, liep ik
laagdrempelig op mijn gemak, de treden op
en af die met een levenspad beschreven worden.
zonder hak en een verlaagde hiel was mijn natuur
een gang. de pas er in als ‘t zand liet ik m’n indrukken
achter mijn schreden gaan. ik trof ze weer zo krompotig,
ik ben mismaakt. de orthopeed beschreef me al veel eerder
als teenganger kan je beter door het leven gaan. bewust bewijst
de herkomst van het pleistocene beest in mij. tot voorkort trok ik aan
het langste eind met zeker weten; ik heb mijn middenvoetsbeentjes goed
op de rij, al leek ik eerder zoolganger ben ik weer door mijn hak achterhaalt.
en laat geduldig dieper indrukken na door centimeters kleiner door het leven te gaan
als bescheiden telganger met op mijn hoede zijn. licht achteroverhellend en een open blik.

13 maart 2006

Ik geloof nog dat er iets van binnen leeft

Het is een voorgevoel van maanden eerder, wel vaker in vlagen uitte het mij, gekweld haar leegte.
De Babylonse verwarring met liefde druisde in tegen ieder doel.
Gedachten vormden zich samen, zij aan een nieuwe schermerlamp, hij de voetbaluitslagen rond half zeven. In ieder geval begint de lente en is het donker op dit tijdstip na het avondeten.
...
...
Het is hard nodig om klopvast deze lettertekens uit te zetten op het scherm. Al is het slechts om uitdrukkelijk te verwoorden waar liefde waarlijk uit kan bestaan.

10 maart 2006

Een sprookje,

Er was eens een hondje, zeg zwak sociaal beestje. Weinig aanspraak genoot zij in haar leventje met andere hondjes, bang als zij was. Iedere viervoeter verdiende het uitgesnauwd te worden. Los lopen was er voor haar dan ook niet bij. Haar baasje had zich al te vaak moeten verontschuldigen voor haar gedrag. Toch hield dat hondje wel van soortgenootjes, en, zowaar, ze kon er genoegzaam meespelen als zij gedurende een langere periode in contact gesteld werd aan een andere hond.

Ooit had haar baasje haar uit het asiel geleend voor het leven. Hij kreeg er een handleiding “onhandelbaar” bij. Verder een duister verleden waarbij kindjes bijten en uithuis verwijderen deels haar leven betrof. Dat heeft hij geweten, jaren lang liep hij met haar in grote bogen om alle honden heen. En zelden speelde zij dan met haar baasjes maar dan wel met heel veel plezier.

Heel veel later, de baas was op zichzelf gaan wonen en had haar meegenomen naar zijn nieuwe woonstee. Een nieuwe uitwijkplaats voor haar. Alles opnieuw met sporen voorzien, een druk leventje. Vanuit het oude huis kwam een gerucht de wereld in. Er zou sprake zijn van een direct familielid, een broer van haar, nota bene pal om de hoek. De baas schonk er blij verrast aandacht aan. Een broer dan is er dus ook zicht op haar duister verleden, bedacht hij zich. Kortom een trefkans op ontmoeten was een bijna ondenkbare droom.

En die is uitgekomen op een stille donderdag namiddag in het park. Een brug en aan weerzijde een hond. Zij aan de ene en een grote stoere mechel aan de andere zijde met bazin.
Dit moet het zijn schoot haar baas zich in zijn herinnering. En zowaar de bazin aan de overzijde bedacht zich gelijktijdig het zelfde, zo.

Een gesprek en ongemerkt ook een treffen van twee honden. De baas even onoplettend nu in gesprek met de bazin, vergat het moeilijke gedrag van zijn lieve viervoetertje. De bazin verhaalde verbazingwekkende verhalen omtrent het vreselijke hondenleven van zijn hond. Hij verbijsterde bij het horen en zij beaamde het in verwondering hoe schoon zij toch door alles nog was. Liefde vol verder en “willing to please”noemde haar baas het.

Maar zoals gezegd onoplettend waren beide, wetende hoe vervelende vechtende hondjes kunnen zijn. Echter wie schetste de verbazing, niets van grauw en snauw toonde beide beesten. Zij waren neusvrijende en kwispelend elkaar de baas. Haar baas stelde voor het span los te laten na zes jaren nog zoveel herkenning van je broer en zus wel aan meer euforie valt er bijna niet te vieren.

Ze speelde alsof er nooit anders was geweest een uur uitbundig met elkaar. Het was afgelopen en vele malen later herkende zij van verre steeds haar eigen broertje en daagde hem tot spel. Tien jaar inmiddels beide en zielsgelukkig zover daar bij een hond sprake van is. De bazin verwondert en de baas ook rijkelijk verbaast over deze talenten bij een valse teef, zagen altijd vrolijk toe op dit getoonde gedrag.

Helaas, naar andere honden is zij onhebbelijk gebleven, spelgenootjes diende zich dus niet aan. Op een dag, ergens halverwege naar de lente vernam de baas een droef bericht, er was een reu aangereden tijdens het oversteken bij een gevaarlijk kruispunt tussen leven en de dood.
Hij heeft het haar nooit verteld, ze kijkt nog steeds uit naar een ontmoeting, dagelijks bij de wandeling.

08 maart 2006

Ergens bevalt het allemaal wel.



Een reis door alles heen, ongelooflijk kleine Lego boompjes, snelweg en verder weg ook weer spanningsdraden. Het lucht op, ergens in de verte schijnt Almere en een kuststrook purper nu.
De auto beweegt weer eens van A naar B en ik zit er midden in. Doelloos, ja dat zou ik willen zijn. Maar helaas ik mis dan mijn bestemming van rond half tien. Ik verwoord waarschijnlijk veel, ze hebben altijd koffie en tegen twaalven kijk je dan uit het raam naar nog steeds die blauwe lucht, zoals beloofd, een weersprofeet. De terugweg langs de bedrijfskantine, met de allure van een luxe wegrestaurant. Ik neem voor de uitzondering sinasappels, ze schijnen oranje op dit moment. De kantinejuffrouw bleek welwillend en rekende met mij af, een vriendelijke glimlach. Tegen de terugweg viel alles in te brengen, voorspelde de verkeersdrukteman. Al dertien kilometer zwijgend staal op wielen, rode hoofden een mooie vrouw en vreemd genoeg wat opgetrokken benen, ja ook zo gestrekt nog elegant. De chauffeur keek woedend mijn kant op. Ik staarde te lang naar zijn vrouw of haar omgeving. Het kruipt langzaam, de mist heeft genoeg doorzicht om de file erin op te zien lossen. Ergens boven Hilversum beleef ik weer die opgekrulde dennetjes. Een meisje en een grote hond.
Vluchtstrook rijdende vrachtwagens, een afslag Naarden - Bussum. De vreemde spoorbaan met zijn kroongetuigen als betonnen overspanningen geleiden gouden zonnestralen, gemeen tegenlicht.Het ruist nu rond vieren, aangekomen bij een viaduct.Een windvaantje straf en stijf uit het westen en mijn reisgenoot. Ik sla af en hij vertelt dat het wordt volgebouwd. Begrijpelijk, zo met al die drukte, een plassengebied schijnt goed te zijn voor overwinterende runderen. Tot morgen, de deur valt in het slot. Stille winterdag verder nu, het zwijgen bevalt me beter. Thuis blaft een hond en we gaan weer naar buiten. Ze slopen de laatste essen achter het huis. Ik maan haar af en we lopen door een afgezaagd struweel. Het is bij zessen voor ik de deur dicht trek, vanavond zien we verder. Het regent strepen nu zilvergrijs nabij de lantaarns.

02 maart 2006

Steeg, de verleiding

Steeg , de verleiding*
Het stond toch duidelijk aan het begin,heilloos doel: Doodlopend. Er toch in. Afgeslagen. Gevels hoger opgetrokken argwaan (gelijk tussen wijd gespreide benen starend naar een gapende mond)

ontnamen mij het licht te zeer. In het schemer de uitstekende klinker,delen plaveisel opgebroken rood.Teveel verwonding sprak daaruithoe struikelen mij voor ging.

Ik had beter moeten weten. Dit is de onbegonnen weg. Verkeerd afgeslagen breekt mij op, dit wespennest. In ieder portiek, de raat, staart haar verleden, uit elk raam blikt een facetoog van iemand anders.

Een verkenningstocht wenkte mij, dit was mierzoet het ware leven. Het naambord “De verleiding” deed gelofte aan dit lot. Vervormd door de duister en het holle licht klampte mij nog stevig bij iedere trede.

Haar hoogtepunten aan weerzijde,lege trapportalen, gaapte begerig donker uit het verleden mij nog na, met al teveel geknakte vleugelslagen,

trof het mijn oog, de goot in het midden,verdiept, er zwommen lang gerekte hagedissen in doortrokken, maar als enig leidend spoor, de staarten afgebroken van een eerder lot.

De doorgaande weg werd afstromend gelijk een spelonk tot een verleiding en ik werd er op het oog volledig in gezogen.

Aan weerzijde van haar lagen gehaven de, door bijen gestoken, lijken uitgestald te koop. Dit uit mededogen voor om het even medelijden of valse hoop. Slachtoffers van eerder aan gegane honingzoete verlokking uit haar schijnbaar lustige ruif gegeten.

Een leeuwenhol waar zonder kleerscheuren niemand zich bevrijd dan zij. Haar lust tot iedere man te verslinden in een vaginale holte,is uitgekomen in haar tomeloze haat.

Een kroegentocht met teveel vlees in rood aangelopen ramen deed, zover er in verzonken, mij de das om. Ik liep stuk op de laatste afslag, een blinde muur. Zoals beloofd was de terugweg ook onmogelijk. Berooid van alles wat ik liefhad restte mij de trap omhoog. Alwaar een meisje in het wit stond, wenkend, onschuldig maagdelijk nog. Haar handen uitgestoken, vragend, uitnodigend gebaarde zij naar zwermen dolend vrouwenvolk. Ik verliet mij en steeg op.

10 februari 2006

’t is stil.

Als tijd niet tikt dan klopt het maar staat het toch niet stil.

De gedachten zijn bij gisteren gebleven. Er hangt een angst met onmetelijke impact om zijn gelaat. Vanmorgen was het weer brinta of havermout zoals altijd. De dag daarvoor was de smaak zoeter beter na de nachtrust. Vandaag loog alles en niets hing samen met zijn bijna achtste jaar. Een jaareditie Donald Duck nog klaar gelegd buiten de gymzaal was zijn grootste fout die dag. Nooit kon hij sinds dien meer herinneren hoe onschuld raakt aan zijn huid.

Het was een vertrouwde hand van achteren op zijn schouderblad in een verder verlaten gang.
Twee klapdeuren aan weerzijde sloten dit verleden af. Met vriendelijke, zachte dwang neigde het hem naar het lokaal. Daar hing de geur van molm en resten klei. Ook hij boetseerde eerder een figuur uit zijn fantasie met de handen tot een tastbaar verhaal. Al momenten eerder hoorde hij de tred van een leraar, daar hij oogappel mocht heten.

Het voelde ook zo zeer vertrouwd. Geen jongensachtige branie had de enkele onverlaten dunk van de ondeugd die hem omspeelde. Zelfs de donkerste bariton zalfde palmend in zijn oren met een dicterende toon. Komaan, gebood het bijna, er is meer te vergeten dan een stapeltje onzinnige blaadjes. Wat ook kwetste, het was immers zijn geborgen wereld in ballonteksten die hem tot dan toe liefde voor het lezen schonk.

Het geweten is altijd een schrijnend verleden als het niet past met de omstandigheden

Er is een spel gespeeld met aandacht schenken. Een ziekbed in het hospitaal en aldaar een toon aanslaan die meer vertrouwen wekte dan het kinderoog kon bevatten. Zo de speelman hij beheerste de kunst van nalaten van achterdocht. Verdrong met zachte dwang de moedershand van het ledikant
Sinds woensdagmiddag, op het godverlaten tijdstip van een enkel buitenschools uur, heeft geen lichaam nimmer meer de zuiverheid in ‘t jongen zijn bij hem gelegen. Hij was voor ’t eerst en zoveel vaker later als wassen pop verpletterd en uitgetaald verzwegen.

Een meestershand sloopte meer dan een mensenleven aankon, dit is jaren door gegaan en uiteindelijk is het er nooit meer uitgekomen.

Het klopt, een warm hart slaat altijd over waar het samen gaat met overleven.

09 februari 2006

Daar heeft het anders wel veel van weg.

Daar heeft het anders wel veel van weg.

Een eigen ingang, de trap op, driekamerflat, een mooi woord daarvoor is duplex. Tweehuizig met veel gedoe maar de kinderwagen bij de hand. De hele week nog autoloos en zondags te voet op 't kerkenpad. Om de vrije val te voorkomen, meer nog traphekjes, dit ondanks het aantoonbare loszittende gevaar.

Zij stond er alleen voor. Na de tweede bevalling bleek de vader te druk met werk. Wanhopig, met dit naoorlogs gelukkig in de wederopbouw, werd zij op zichzelf terug geworpen. Haar atelierervaring was al een aan de kant geschoven ambitie tot lerares. Deze wens verruild voor de handwas, kokend water en kapot gedraaide armen. Dagelijks handen wringend wassen van de luiers deed haar de das om.

Gek werd ze geregeld, na de eerste. Het gedoofde verlangen om breed inzetbaar te leven bleek de woonkamer vier bij vijf bemeten met gejank een overspanning vol waslijnen. Daar hielp geen lieve moeder, of zusterdienst, meer aan. Veelvuldig zocht ze heil in speelwerktuigen met haar kind. Een wild verlangen naar bevrijding en een te eenzaam bestaan. Opgesloten achter in de kleine behuizing.

Buiten was het weer beter, rond mei scheen de zon veelvuldig. De buren in het gelijk gesteld van dit tijdsgewricht, allemaal doordeweekse weduwen, op de rand van Aldo's mateloos afgeronde zandbakken. Het uitzicht was dan ook wonderbaarlijk door de aluminiumbuizen. Gelijk de straatnaam, Hugo de Vries, de ontdekker van de eeuw voorspelbaar. Beurtelings de oppas regelen ontlastte merkbaar de last. Ook een goede huisvriend kwam daarvoor aan de lat. Ongemerkt de teugel losser, was ontspannende ademhaling voor een moment.


Rond februari beviel ze, hoog zwanger, in de vroege ochtend na een valpartij van de trap. Beneden aan gekomen weer een illusie minder gebaard. Een zoon ergens verweven met een mooie oppasdag uit de lente vorig jaar.

Wat verward en angst over de ethische kwestie werd de predikant geraadpleegd. De hulp was zo eenvoudig gelijk de waan, gewoon als vriendendienst te naamstelling aan geadresseerde. Daar kraait geen haan meer naar. De schande bleef achterwege en de schade aan het gezin beperkt tot enige trouweloze twijfel.

Zij dompelde nog verder onder in de valium en moederlijke zorgen, hij volstond met overuren maken. Het geld ging stromen, maar de welvaart is altijd achterwege gebleven sindsdien. Het kind, nog net geen galg en rad, mocht als baby buiten huilen, daarvoor kwam het balkon goed van pas. Al was dat jaar bitterkoud buiten in het te vroege voorjaar.

Moedeloos op het oog van het hiernamaals bekroop haar zoveel jaren later nog de angst met heengaan. Gerust gesteld door haar eigen zoon, met kleine woorden, op een mooie juni dag hoog op een balkon vol witte weelde verloor zij toch. Vaarwel is een thuiskomst als terugreis hand in hand, met pijn, haar kind en mijn god wat viel er veel te lijden.

Veel later kwam ook hij stil aan met zijn verdriet, een vermoeden op het sterfbed. Ten gehore gebracht als grafreden;
een tweede zoon heeft nooit bestaan. Ja ergens achteraf een bezoek uit het hoge noorden, dat was als zijn kind voor hem. Daar heeft hij, na meer dan veertig jaar zwijgen, toch wel veel aan gehad.
Zo viel het afscheid van de vader nemen zwaarder dan het vermoeden naar de bloedband in een gat gevuld met zwarte aarde.

31 januari 2006

Kort stondig, de ontmoeting

Vriend,
toen ik vernam dat jij daar stond, was ik met stomheid geslagen.
Daar schoot weer die herinnering door mijn hoofd; vanuit de nachtdienst, één van de vele uit de teerfabriek. Beide achtien en rijvaardig voor het leven als een beest.

Wij, jouw MG en ik tussentijds de Truimph Herald, vierde feest. Jij, mijn god, je versierde ieder ontbloot bovenbeen dat ons blik niet kon weer staan. Ik lachte in mijn vuistje en genoot van dit losbandig leven. Waar ik bestuurder, jij op de achterbank 't deed en het altijd klaarspeelde de rugleuning los te krijgen. Bij mij is het met zuigzoenen goed gekomen, de handen goed op koers. Brandplekken te over in mijn nek. Ik lulde daar in die tijd geregeld uit over liefde waar geen moer van klopte en ook geen sprake was. Het paste bij dat leven.

Zwart waren wij als de nacht en stonken naar de pek en antraceen. De wijven kikten daar wel op, vooral waar, geld te over het onze deelgenoot bleek. Vrijwel dagelijks stoven we over lege snelwegen door de nacht van Uithoorn naar Maastricht of hoger gelegen Groningen. Met op de achterhand de thuisbasis, Amsterdam.

Retour nog, voor de ochtend stront lazerus op het strand, in Scheveningen of waar dan ook, aan gespoeld. Geheel ontkleed ontwaakten wij in een vuurkuil en keken met roet uit onze ogen. Ter bescherming, tegen het vroege licht, drukten wij rieten strandstoelen stijf tegen elkaar. Vaak met z'n vieren, zo de morgen in gevlucht. Terug de dag in kleding bijeen geveegd, de spurt er in op naar het strandpaviljoen. Zwarte koffie en 's avonds weer aan 't werk.

Het was geregeld duister en liep vreselijk uit de hand met slaap tekort en overdadig drankgebruik. Daarbij werd geen pepmiddel gemeden omwille van de vaart. Ik vraag mij af, verloren wij te snel ons zelf als vrienden in de jeugd?

Hoe het ook zij, goed gekomen is het blijkbaar nooit meer. Al hebben wij jaren doorgebracht en om zeep geholpen met alle vuile sporen die we lieten in betraande ogen van meisjes, onschuldig nog uit onze dromen. De handen overspeeld op de gitaarsnaren en kokhalzend bij elkaar. Wij zijn door die tijd achterhaald uit onze jongensjaren, voor goed verdreven naar een volwassenheid.

Nu sta je hier in de krant, goede afdruk trouwens, in 't zwartwit. Blijkens de ondertiteling ben jij nachtblind gebleven. Hoe lang jij moet zitten weet ik niet, daar iedere schijn van ons leven uit je geheugen is gewist.

27 januari 2006

Poe eet.



Winnie, harig en zeker niet onaardig op zekere plaatsen, genoot van deze vrucht. Het betrof een handappel, haar aangereikt uit het publiek. Menigeen stond aldaar tegen de dranghekken overspelig met in de gedachten dit goed ogend lief. Zij smaakte in de belijning met iedere stap die zij deed. Aaibaar maar niet zonder handschoen te strelen, bijna zo een snoezepoes.

Maar genoeg nu over dit uiterlijk vertoon. Het verhaal moet uit het slop en lopen, waar ging het anders over. Inderdaad; Winnie en wat zij eet.Veelvraat is een goed woord daarvoor al luistert zij dan niet.

Winnie nu was welgesteld en bezat een vermogen aan talenten die zij gul liet prijken als het effe kon. Niettemin viel het onder luid applaus ook wel tegen met afstervende muziek. Dan raakte zij wat verlegen met haar ontkleedde bovenlijf. Mollig op z’n minst al was haar boezem onder al dat haar niet goed te vinden. Een warm hart dan, ja dat wel en vol overgave nam geregeld dankbaar een gast bij de hand. Immers een troost is zo geboden waar het eenzaamheid delen betreft.

In tegenstelling tot het paradijs, alwaar de vrouw de man versierde en ontucht schaamteloos een naam kreeg, was met bedekken van de edele delen het alras de mens die bandeloos door hét leven ging. Hier echter liet Winnie het aan het sterke geslacht om deze rijpe vrucht te bieden en genieten; en zij genoot, altijd, met volle teugen van dit aangeboden vlees. Zo ging dat met versieren, de een die biedt de ander laaft en beiden trekken flink van leer. Zo op het eerste gezicht kan dat wat vulgair overkomen; bedenk dan echter, dit is het dierenrijk.

22 januari 2006

uitgewoond en gewoon uithuizig verleden

Nee, het is de eenzaamheid, van het aan de weg geplaatste gasfornuis, dat de uitdrukking op haar gezicht weer geeft. Zoveel eerder had zij haar lichaam al afgeschreven, met het verwekken van de laatste lusten, bij de bevalling van haar jongste kind.

Hij wist dat zij daar nog slechts functioneel gebruik van maakte; haar lichaam, zoals hij een plasbuis bezit omwille van zijn droom. Als hij naar haar kijkt, werd het huis leger met de dag en nachten zoals verwacht een eindeloze gang.

De tijd vergeten omwille van de tijd en oud worden was al bijna levensdoel. Met in het vooruitzicht van het graf als uiteindelijk verlossend woord. Met hun ogen dicht, zo naast elkaar, al een jaar of veertig denkend aan vertier.

De dansvloer was van haar en hij daar niet van weg te slaan. Zoals is de naaktheid van die zomer in het hoger gras. Hun kleren zoek als ook hun handen aan elkaar. Ieder haartje en plooitje verkennend, gelijk de blinde braille leest. Er stonden nog dagen voor de boeg, dat ze niet uit elkaar te slaan waren; zo innig verstrengeld lagen, dat er een heelal geschapen werd rondom hun lendenen.

Nu de keuken is afgebroken en het handwerk staat met de gieten ijzeren koekenpan op haar lijf afgedrukt. Beslecht de vete, het laatste feit, een moordend tijdsgewricht. Hij is geen misdadiger in haar ogen en hij heeft zijn vingers nooit aan haar verbrand.

12 januari 2006

Teveel bij - zinnen


Teveel bijzinnen voor mezelf en wie weet.


Vannacht weer wakker en vergeten de stekker er uit te trekken. Zo zeker als ik was; dit is het einde, morgen begint een nieuwe dag. Maar nu verdient beter met weten, niet meer met mezelf voor de gek te houden zonder tijd verspillen.

De ochtend brak, zo als gewoonlijk te vroeg voor opstaan laat staan ontwaken, met spijt aan in mijn raam. Kozijnen, vensters liegen immers alles voor, maar vooral die dagen. Ik wreef de zonde uit mijn gedachten.

De jeuk brandde in mijn benen.Dit hoort niet bij sluimeren en in dromen is het helemaal bedrog. Ja, ik kwam bedrogen uit. Een goed gemikte kneep, ooit geleerd in overleven met nagels in het vlees, liet mijn uit buitenzinnig in beleven; dit is zeker weten.

Weer een dag om nooit te vergeten hoe de regen de ramen wast en neerslag altijd neerwaartse bewegingen laat zien. Immers druppels huilen vette tranen op een vuile ruit. Alsof ze mijn gedachten kunnen lezen.

Gespannen luisterde ik de merel af. Ergens uit een niet gesloten gordijn, gloorde de ochtend behoorlijk. Al is bekoorlijk daar geen rijmpje op. Nee, het deed geen zeer meer, een paar uur vluchtig slapen lost zoveel vragen op. Dat ik de dag weer, alweer regen, opnieuw kan dragen naar de volgende nacht. Wie weet kom ik ooit mezelf tegen.

Mijn vingers blijven maar vreemd spelen met die allerlaatste waan, ik verbied ze na te denken. Zet de koffie in het donker opdat het oppervlak niet spiegelen kan. Ook de vlekken van nacht vallen minder hard in het schemer te verdragen.

Het is stil nu, ik zet de radio aan. Nieuws is een remedie tegen beter weten. Zo, dit is een dag waarin al 30 kilometer filerijden mij de hoop schenkt dat fietsen in ieder geval frisse moed en buiten lucht biedt. Ik geniet nu in volle teugen van de regen. Vreemd toch zo een uur geleden.

11 januari 2006

Verdronken genot

, daar helpt geen lieve moeder aan, schatgraven in een lege fles, is aan tafel zitten met de inhoud en de hete adem in bed. Kachel, maar dan op spaarstand , warm daar je lieve dijen maar eens en brandt langzaam op in het verlangen.
Zijn onderkomen is al op de voetzolen voluit geschreven als de hunkering zo vloeiend zacht. Je hangt teveel aan het moment dat hij je liefde schonk met volle teugen. Verheug je, stil maar, dorst maar naar die grote handen in je schoot. Ooit de blijde zucht van het onbevangen kind, zoekend in de verpakking en naar het onvolprezen genot.

Dezelfde vingers omvatten al zolang de slanke hals, verruild voor de blanke teint van jouw huid.
Zijn lippendienst bezegelen valse geloften en weinig meer dan sprankjes hoop van gemorste zinnen op een vroege ochtend waar jij niet om vroeg. Op jouw lichaam en alle plaatsen waar de maagd het huis verliet staan rode littekens van die hunker afgebeeld.

Kom tot jezelf nu hij je kostelijkheid heeft vermaakt tot hoer. Jouw onderkomen is verruild om dakloos te vergaan. Wonen nu waar hij verblijft is voor jou geen trefkans op geluk.

Huil maar, smeek maar, maar niet om het wederkerend leven in de pijn van deze geest die hem begreep daar waart een schim die jij ooit genoot. Ik leen je nogmaals een pak koffie, omwille van de opwekkende warmte die jij eruit verdringt.

Zet de gedachten aan zijn ogen uit je hoofd. Hijzelf deelt niets meer dan te ontwaken in de leegte van de kramp om op te leven naar één zucht. Zijn adem verdrinkt in sluiers van een verdronken bestaan, jouw lichaam is uitgewoond als jullie woning, een ondenkbaar bestaan.
Je gezicht een stempelkussentje waar hij de indruk op zijn knokkels vindt.
Ja schat je kansen zijn nu eenmaal niet op het eerste gezicht rooskleurig

Raven

...,herinner dit, mij het ravenzwart nog in de ogennaar achter toe.

Neen, geen schrikbeeld, meer dan stil staande beelden.
Een stoppelveld, angst aanjagend dit, alles in vogelvlucht.

Een ellenlang zandpad, met op ooghoogte een witte toren, ruiters stoven langszij uit mijn gezichtseinder. Paarden betovert met een vleugelslag. Onwaarschijnlijk licht bestoven avondzon. Een stijle helling met uitgespoelde keien met aan weerzijde kraaiheide. Parelzwarte bessen en alles overheersend de warmte nog van die dag.

Na het wegstervend hoefgetrappel, een zachte ademhalingen de weeë geur van honing. Haar lichaam in een lach ontvouwen, naast de wilde appel en het sporkehout. Eikenhakhout, een klein gerief, in luister uiteengezet rondom het gezang van een verre lijster.

De hand gebogen tegen de lage zon speelde gevoelig om het oog. Het smolt en vroeg me alleen nog hardop af wat stoorde als de late lente een kind het leven schenkt uit deze overmoed van leven.

Verder schemer deed er het zwijgen toe. Ik was me bewust uit de narcose, dit is een uit het verleden verkregen beeld.

10 januari 2006

in vogelvlucht genomen..

Voor het raam; de stad een overzichtelijke wanorde, uitgebeeld in vliegtuigperspectief.

In vogelvlucht nam jij dat waar en versloeg in enkele woorden je leven.
"Ja, ik ben er door en er geweest".

Verbaasd om deze eenvoud in één zin sloeg ik je gade.
Ik wist toen al dat die stad te klein behuisd was om jou daar nog te binden.

Verder mompelde je een bijna onverstaanbare zin.
"Vreemd zo te beseffen dat wij hier over twee generaties heen, dit mogen beleven"

Met weer die zelfde vragende ogen vergewiste ik me van jouw aandachtig staren.
Je keek, heel opmerkzaam, mij aan. Terwijl je nog steeds op het uitzicht doelde, hoorde ik je langzaam gaan.

Het vertrek kwam toch onaangekondigd.
Gapende bodem en een verwond gelaat doorkruisde alle sporen uit je bestaan.

Mag ik je nog eenmaal kussen, bedacht ik me aldaar.
"Nee, mijn huid is breekbaar, met doorstralen ben ik te pijnlijk geraakt"

Dit had je antwoord kunnen zijn, ik heb het daarom achterwege gelaten.
Nu, zoveel jaren later, lees ik slechts je laatste woorden die je mij naliet, toen ik nog hoopte en jij slechts zweeg.

Het uitzicht is verrassend genoeg gebleven.
Lag er toen ook al sneeuw?
Dat het het anders was, ben ik niet vergeten.
Maar waar het aan ligt is geenzins bewezen.

Vandaag ben ik dit, morgen ben ik weer dat......*.

Vandaag ben ik dit, morgen ben ik weer dat, tussentijds wat anders weer.
Zo loop ik door het gras met droge schoenen tot het dauw mij begrijpt.

Ik word door en door nat, deze ochtend was daarvoor, zo als verwacht.
Hiervandaan (als een woord geschreven), is het beleven waard, zoals ook weer verwacht.

De heuvels zijn vandaag mild en naar mijn zin, ik begrijp hun helling naar licht.
Het dal oogt dieper ook als water, maar mijn schoenen kennen inmiddels dat fenomeen.

Ik schramp mijn scheenbeen, een stekel lijkt daar een punt te maken in mijn wandelgang.
Nu bind ik in met bloedende handen tot aan het bot spoel ik het fris met beeklopen op barre voet. Bleek in afkoelde kilte uit tot bloedloos kruipen en begin me af te vragen 'waar is de weg' afgeweken van mijn doelloos leven
.
De wereld wordt helder met het rijzen van opkomend daglicht, al is dat ook zonloos goed te verdragen; smeek ik meest te hard in dragen van weinig meer dan doorweekte kleding.
Het raakt leger in mijn geest verschijnen. Naaktheid toont zichtbaar met takslagen van overhellend boomgewelf.

Nog enige tientallen liggen onbenoemd voor mij uit. gespreid Ik stel voor ze kilometers te noemen. Al besef ik de waanzin die daar in ligt besloten. Immers afstanden kunnen geen gevoel verdragen meer dan een uitgelopen en gesloopt lijf. Waarop gaande weg het mijne nu gaat lijken.

Ik riek het weefsel al in ontbindende zin. Mijn beenwond ergerde er zich blauw aangelopen tastbaar eerder al over op in het verdragen. Maar nu komen vliegen aandachtig zuigen en steken muggen mijn handen tot opgeblazen randen van mijn gevoel.

In dit besef de laatste hand die aangelegd op schotsafstand op jagersoog gericht, mijn dood wis en waar in mijn gezichtseinder rond te kijken op een loepzuiver hartgericht gebaar. Maar hij ziet af van mijn verhaal en sterft in de verte weg.
Vreemder de bloedzuigers die mijn inhoud vragen. Ik kleurde eerder koud bloedloos van de kou: echter nu onttrek het laatste restje leven mijn warmbloedig lijf.
ik raak intens bevangen van mijn eigen zijn. Een eigenheid van zo vleesloos blij, pijn ervaart als een bevrijding. Ik gil een laatste uitgeloogde kreet. Maar niemand slaat mij meer de gade in dit tijdsverblijf.

De jager heeft zijn weitas dicht geslagen en de loop op een spoor gezet.
Bij passeren was geen woord in de wissel dan een reespoor. Het was ook onbegonnen, dit terrein levend te verdragen. Ik stierf weg en zijn hand nam mijn schoenen aan.
Even nog.

De tijd? Daar heb ik wel iets mee.
Is daar nog iets over te vertellen?

Neen, zelfs de ruimte is hier niet in bemeten. Ik verbijsterde in een bedding waarop iemand als lijk op stroom gezet wegdrijft. Iemand die ook op mij lijkt.
In het kort beschrijf ik nu een doodsschrift van een afgeklauwde hand, waar inmiddels ratten vreten en aan mijn verstand puilt een ziendersoog achteruit waar ik geluk ervoer als sloepje in dragend bevaarbaar water.

schreeuwen om het hardst.

_proloog_

Zie mij eens ik dwaal af

ben een pluis van paardebloem

opgenomen uit het plantsoen

tot vrucht gestoken in een hoop

door honden tijdens het jagen

nagelaten

ik plant voort in deze zegeningen

ben als negerin mijn eigen slaaf

in vermenigvuldigen van een volk

zaadverstrekkers voor een nieuw

en ondoorbreekbaar geslacht

_dialoog_

De publieke functies zijn weer opgerold

taken gericht op overleveren aan de ambulante dienst

een vluchtweg bleek een fietsbrug

een spoorbaan alleen een dode trein

het was lente op het oog

de mussen en de oude vrouwen

wiste en bevuilde het verglaasde oog

en ondersteunde met hun vragen

het orde personeel met handhaven

buig mij uit sprak nog de reling

houvast biedend aan het oog

_

omhoog gevallen zocht ik door het gebladerte

voor het eerst bewust van mijn aanwezigheid

verdwaal me dan ook maar uit het oog gevallen

werkelijkheid ik kus de grond waar op ik val

met iedere trede die mij dwingend toe sprak

toch te waken voor het raken aan verankeren

ik keerde nog mijn rug toe aan de nacht

en verwachtte daglicht op mijn wendende schreden

onbevangen nog van uit mijn angstdromen

-

merkwaardig toch mijn huid

zo verweert zonder rede

vergrijst mijn oogopslag

en ook mijn gehoor toont

als slijtage aan in horen

voel de zon al tegenspreken

gloeiend als een foedraal

heet water op mijn kaal

geslagen gelaat

-scherpgericht

schutterstaal voor aangelegd verrichten

doden door het glas beslagen goed

kijk! weerlicht loop nog in de gaten

donderend geluid als oude klokken

komen in het onweer uit de toren

een inslag die tot ontbranden

mij bevrijdt van dit ontaards verlangen

epiloog_

*SLAVENZANG*

Het koor van dwaal en dwaas

breekt menigmaal zijn oor op luister

verstierd het licht verstrooid tot duister

vermaalt het geloof tot harde kiezel

breekt in op slappe bodem tot moeras

Het betrof een liedje om mee te beginnen

een woorddansje in orkestrale sfeer

spiegelballen wentelde in genoegen

het hoge plafond viel kleurrijk uit een

Ik was God in mijn gedachten

spon nog garen in mijn hand

ving de vliegen af en begaf

me zieletogend naar de straf

een kerm en ferm geslagen

ondermaats verdeeld gemak

mijn luiheid delft zijn eigen graf

Hier staat de prior en de pastor

daalt de koning af tot bedelstaf

helt de vaart tot vlammenregen

heb mij lief o schat mijn schat

ik donder van katheder af

ach mijn waarde is onderhevig

vertaal mij maar in leugenaar

zie mijn beeld vervaagd tot regen

een scherm van mist tot wolk vertaald

neem mij maar op in de annalen

en laat levenslot ook voor de grap

even hangen in het kozijn van teveel

oorlogen die ik in mijn hemisfeer

gestreden omwikkel met het doden

van het laatste kindsdeel in mij

ik raak volwassen in dit leven

weet me raad tot daad gesteld

en verwordt te meer een vagend teken

een kruisbeeld aan mijn gevel

een nagel aan het misverstaan

bijbel mij maar met de laster

schenk mij uit in dit bokaal

de kaalslag is met omhaal

al met de laatste boom vergaan.

_synthese_

ik ben uit onbekende oorsprong

mijn ego glanst de jaren uit

dof ook maak ik lichtjaren

in herinneren aan mijn jeugd

treed ik het meest naar voren

met mijn ongewassen huid

bevlekt met uitwisbaar delen

brokken van een ogekende aard

cyclus verpand.

Hazel
Ontluikend was de streling voor het oog
zacht de tint in onschuld nog gevangen
het maagdelijk groen nog lente licht
voorjaar schonk in volle teugen leven
botte uit en ving meer in ontvangen
hout op stam en meer bevangen wijs
in volgroeien ook voldongen
door teveel dagen ook beschonken
en gekrengd in breken van de kroon
gesloopt op kracht en gemaakt
voor blik en wegvangend zien oogde
in volwassen meer schoonheid

toch de botte bijl ervaren en het mes
dat door de dwang weer keurslijf werd
naast milde snoei voor groei
dat kalm weer bedachtzaam
de regelmaat van 't zijn genoot
nu evenwichtig nieuwe richting
koers meerstammig uitgezet
wel kwetsbaar in de vrucht
niet vatbaar meer verlucht

Hoop
De magie van het beschonken woord
zij dronk met teugen ik het brood
rood om glas en wit verkorst
het leven deelt niet minder
in een teug een slok een dronk
met een tand en hap een hauw
was het bloed en was het vlees

wij braken samen in het avondmaal
ons raakte meer in verwarren samen
zij in mij en ik in haar een kleur een klank
zo wij er waren waren wij iets samen
in de mond waar vlees weer brood
en bloed rood weer de wijn
een afdronk van ons samen

een oud verhaal sprak van het breken
belichaamd door een ziel
en van de beker dis wij dronken
vloeiend het geen door aderen snelt
ons was het amen ja en zegen
de dag daarop viel niemand op
wij waren los en samen nu meer één
_
vertrouwen
Hier schept de hoop weer moed
moedig ik mezelf weer in 't prijzen
als bieden op elkaar met loven
onvoorwaardelijk gevend
in nemend met elkaar gezet
innemend op het oog van weten
in kennis stellend van het ons
de feiten liegen nooit tegen
al spreken zij het te vaak van wel
krom en tegendraads als liefde
op het eerste ogenblik verdiepte
meer het innerlijk refrein
dat kloppend nachtritme
een regelmatige inspiratiebron

niets is vals met onecht lijken
waar oprechter hand zij wenkt
en taalt in al haar zwichtend kijken
tot hergrijpen hetgeen hij kromt
in zinnen tot haar liefde richt
als uitgelijnde delen zorgvuldig
bij de vrouwenvoet tentoon
om even maar de schrede gang
van haar bewegen te vatten
in zijn hand van strelen
haar innerlijk behang

breken
Ik speel haar en zij met mij
beide zijn wij een gebarentaal
al is haar basis breder dan de mijne
wil zij mij alleen maar mezelf delen

de zorg richt zich op elkaar
van enig houvast tot een zijde draad
zachtaardig maar zeer breekbaar
deelt zij mij in bij haar verraad

merk ik een ruimte in verwijdering
die zij ook met een ander deelt
waar ik geen weet heb van begin
komt hij bij haar wat mij verveelt

zo terloops een naam een punt
waarop ik weet stap op de plaats
geeft mijn gemoed wat is misgunt
de vluchtigheid van liefde helaas

in vertrouwen nemen is geen relatie
innerlijk bloei verschrompelt in verzet
van opmerklijk duiden tot jaloezie
verteer ik woordloos wat gevoel belet

zij is mijn alles ondeelbaar moet ik zijn
onvoorwaardelijk in geven wat is mijn
terwijl zij de ruimte neemt in't geven
wat ons betreft 'n zij met d'ander leven

de liefde is een overspel van het teveel
je geeft het een en verliest daarmee
de hoop in delen geeft zij een ander mee
en ik vorm daar in lijflijk geen enkel deel
_

Woongenot, in spreektaal uitgedrukt..

Mijn huis omspant een werelddeel, veel te veel om van te houden.
Besef te meer dat naast fraai besnaard gedachtegoed er ook stront zit na verteren.
Hoe schoon ook bloed mij door de aderen stroomt, ik zeik gewoon ook als het moet op straat.
En van mijn gelaat straalt naast geluk ook bitterheid, gaat hand in hand die snotpeuterend laat waar het me de neus uitkomt.

Dus mocht je willen zelfs voor één keer, dan is het beter mij te villen. Stroop dat vuil bezwete lijf maar af. Ik ben niet alleen die schone aan de haak met op mijn nachtkastje parfumerieën.

Temeer besmeur ik ook mezelf met obscene gedachten, bedenk me maar niet alleen in rozenkransen, zo ik er al ga in het beleven. Er is ook een hardharig lijf dat hierin bestaat; dat schreeuwt. Niet alleen in schemerduister licht ik de mond van liefde, spreekt mij de lust ook in het tegendeel van woordelijk beminnen. Ik kan ook houden van het beest dat in mij leeft en uit pure drift zijn lust bevrijdt op anders lijf al blijft dat in enkelvoud een lief gegeven. Ik sta niet alleen met Plato in de hand te lezen over hoe ontmand in wezen ik het vrouwelijk deel moet vrezen zonder vleselijke lust. Als ik al in al mijn beschaafde delen weer mezelf hervoel, kom ik klaar met iedere gedachte die ik lozen kan.

Dit is dus de keerzijde van mijn opgepoetst verlangen
een gouden smet en verder bekraste medaille.
Ik ben geen onbevlekte ontvangenis,
noch een gevangenis van rust.
Eerder nog een heiden in de kerker van dit lijf,
waarin ik nu gevangen zit te zieltogen.
Op veel opgekropt gemoed om te geloven
en daarmee alleen maar zeggen wil;
dit is een onderdeel van mij,
dat ik alleen met jou wil zijn in mij.
Dit kan delen zonder heilige schijn
En dat ik van ‘t woord alleen kan leven.
Neem mij als je wilt, maar ook die andere zijde.

Wartalenten heeft iets met fietsen.

* Dagzege, een rondje fietsen en je hebt het hiernamaals binnen.
* Tourtocht, zeker winderig een hels karwei.
* peleton, een schuttersputje van waaruit doelgericht een kloot naar voren schiet.
* mannen rijden hun kuddegeest plat met trappen.
* fietsen is geen eenzaam plezier met twee ballen en een grote er tussen in.
* Veel etappes leiden een hijsend bestaan bij de bar (slechte omstandigheden van het bier).
* ik ben wielrenner van beroep, alles loopt op rolletjes; sprak de vertegnwoordiger van geest.
* Iets anders: Tour de France. Een klusje Tour de Force in het volgen van verslagen.
* Van lotje getikt is gewoon hetzelfde als wedden om de snelst draaiende trappersas.
* Je ziet ze driftig bomen op hun fietsen; als vleesbomen planten zij zich voort.
* Kijk hij buigt voorover om over het stuur heen zeker te weten waar de weg ligt recht, vooruit.
* mannensport, als zovelen, van herenswege ondoorgrondelijk gebleken doelloos op de fiets.
* van een oude fietsenmaker weet ik dat de kloot ook in de stang zit om vast te drukken wat anders stuurloos is.
* een woord dat ik altijd vergeet na de tour is het criterium, wellicht een uitgemaakte zaak.
· per slot van de wielerronden afgetrapt en uitgeleefd de gok gewaagd en weer verloren. ___

Leven uit één stuk!!.

Je moet eens in één pennenstreek je leven beschrijven
een lijn uitgemeten in de tijd die alles samenvat
waar ononderbroken lief en leed in samenvallen
daartoe neem je je eigen huid als perkamentpapier
iedere rimpel stond er al voor je weergegeven
zelfs de patronen kleuren in pigment er beter door
lager nog je voorhoofd strenger in het fronsen
haargrenzen scheppen voordurend jou opnieuw
je oren groeien met je neus gevleugeld door de jaren
je nek word ruimbemeten vel een halszaak wel
evenals je schouderpartij hangend gebukt staan
de last heeft zich ingebogen tot je rug gekromd
de buikwand is van stijfverband naar weker delen
je geslacht al eerder een afgedankt gebaar
waar liefde en genegenheid zich vermenigvuldigde
deelde je er de lusten van je leven die je is ontnomen
ook je dijen slapper in het bewegen meer onzeker
knieen knikte eerder van de zenuwen voor het leven
buigen nauwelijks meer ergens voordoor
zo ook je kuiten en schenen blauwer en geaderd zijn
staan je voeten scheef in het leven schoren zij
stap voor stap nader tot jouw rust waar je ogen
braken op de scherpe van het kijken zie nevel
hulpbehoevend is je leeuwendeel
nog adem je krachtig in het gegeven
dat je kinderen vrolijk zijn zie je oog op slag
na oogopslag hun kinderen leven en je weet
voor jouw tijd is dit heelveel geweest
ternauwnood spreek je onwaarschijnlijk
toch vernam ik nog dit woord van liefde
je handen begrepen mij daarin met vingers
strengelde wat samen zonder knijpen
hoop was nog het enige dat je vroeg
om toch vooral dit doel van even te
nemen in mijn herinnering.

Er was niets tegen gewassen.

Het was een zaaimaand niet lang geleden
kleine zwarte pareltjes op de verweerde ondergrond
ter hand genomen weerbarstige regels
waarop in vlijt de liefde werd gespreid

in oogwenken ontpopte beeldig groene weelde
klein maar strijdlustig in ontginnend zand
nog voedingloos maar volmoedig
wroete lange vingers in de ondergrond

enig handtastelijk geschoffel hielp reusachtig
gewassen ontstonden door de groeimaand heen
weelderig werd licht gestrooid in wollige stralen
bladen vol aan woordkeus geen gebrek in vlekken
op de fris en vers verschenen dagen

nachten trokken ten strijde tegen slapeloos gedrag
ieder uur bracht nader dan verwacht toch ook neerslag
maar met overwonnen regen van hagelstenen
welde stelen tot bloemknopen toe en ranken
hieven verheugt met grijepen zoveel kansen

nooit verwacht de hemel kwam al nader
Kennis van goed en kwaad bracht vruchten blozend
tot de boom gebeden op de biddag voor gewas
werden verhoord en onverstoord brak de hooimaand

in het oogsten jubelde menig dicht gegroeide haag
er viel boven het verlangen uitgerezen veel te halen
iedere hand greep wellustig om zich heen
en graaide vol opgekropt verlangen

de oogstmaand was als wijnmaand welgesteld
men telde zegeningen en ging te rusten
morgenstond altijd met goud omlijst uit eerder weten
maakte ogen lui en moede voor de nood

die nacht pal voor de rijkdom van het groeiseizoen te halen
viel de hemel ter aarde de nacht over de dag
de zeeën spoelde over alle aarde

en diep verdroten verlieten zij die liefde smaakten
het beloofde land in bitter geween over zoveel
valse hoop op deze vale ochtend waar stormschade
de ogenschouw nam.

men nam afscheid van de rede en gelogenstraft droop
menigeen likkend aan de verwonde ziel
zjin geest onderhanden en vertrok naar de geboortegrond

Hier gaat het om hier komt het op aan.

Niet alles gaat zoals verwacht vanzelf
komt en gaat en was van zoveel eerder
de straat de bomen de witte gekalkte gevels
het vreemde dak de ruit er op waaronder jij
de nacht doorbracht je kon zomaar in de hemel
staren en je wist zeker daar woont god
mag weten wie waarvoor je nog op je blote knieën
sprak dat je weer ging slapen moe was met je ogen
toe maar onder de tot de morgen stond te wachten
op dat wonder dat geschiedde zoals duizenden jaren
eerder al beloofd en wist je jeugd met ouder worden
weer een etterpuist in je beleving vroeg je vergeving
ontving daartoe zo 'smorgensvroeg weer havermout
met vette melkpoeder en je spieren sterkte aan
op witte bonen in tomatensap als toetje nog die lever
traan voor huilen was het toch te laat de winkel
haak in korte broek toch wel herstelt was het enkel
dik en vleeswond op je knie je verbeet de schoolbank
in het leslokaal de handarbeid die je was aangedaan
en speelde net als was je klaar met buiten op de braak
de vlam in het droge riet ook die vonken inktzwarte vegen
steeg ten hemel als fonkelende sterrenregen
gelijk de nachten waarop je opgefokt in vol vermogen
op een oude puch zwaar opgevoerd te pletter reed
je blauw betaalde aan de verkeersovertreedde wet
matigheden en uiteindelijk de vingertoppen kapot speelde
op een tweedehands links bespannen stratocaster waarop je
je verveelde je trommelvliezen scheurde ook goed
als een voorhang van je tempel strompelde je lijf
meer afgebrand dan goed begrepen maar niettemin
je speelde ronduit in een hoerig bestaan je eigen leven
vond rust in openbare wanorde voer thuiswaarts op de vuilstort
westerhaven tot en met het geuzenveld waarop strijd geleverd
de grond vervuild toch vlindertuin zo vol verwachting nog
hier sprak god je wist het zeker iedere druppel traanvocht er tegen
maar toch nu door je eigen hand ontstaan had je god nu toch
maar mooi gemaakt uit zijn eigen woorden herschapen
tot je evenbeeld hij was je als kind zo bij gebleven
later heb je hem gewoon vermoord
het was jezelf je ouderdom verried de jongensdroom.___

Zinvol ingericht rondpompend rood.

Mijn hart is een vierkamerwoning, feitelijk een flatgebouwtje met alle in's en outletcenter's. Voorzien van gebruikelijke onlosmakelijkheden, pompt het rondom mijn sinusknoop. Zo loop ik goed ingericht een lust om voor te leven ook volhardend in die zin het aan zwellichaampjes door te spelen. Met raad en daad ter hand genomen ramt mijn bloeddruk, een zuurstofrijk gegeven, weer nieuw leven uit mijn lijf. ik verstijf ter plekke op een uiteinde, al waar het tot slot, als alles is gegeven, de aandacht weer verslapt tot een functioneel kanaal . Ritmisch gezien is dan mijn huis op orde en wordt de boezem weer gemaal gewoon tastbaar in het echt-genoten samen zijn. Blijkbaar appartement zo vierkamers éénpersoons ingericht. ___

Merknamen.

Hoezo mankeert er iets aan mij, als jij een rok koopt
vrouwkeert er toch ook niets meer aan mij.
die pantelon is goed gevuld met mij erbij
niets mis je alleen mijn bovenlijf springt er nog boven uit
maar boven de gordel spelen is toch blijf van mijn lijf
laten we niet vergeten af te rekenen voor die prijs
er staat eeen naamlijst aan gebeurtelnissen ingestikt
wasvooschriften om er uit te blijven zien zoals het hangt
en bovendien vandaag hebben ze het labeltje geniet
afgeprijst van zoveel meer maar nu de helft dat scheelt
morgen ben ik de man met pijpen
aan m'n lijf loop ik naast je voornaam
te zijn neem van mij aan je loopt er mee te koop
als jij dat fijn vindt nemen we volgende keer de aanbieding
van zoveel voor zoveel of in de uitverkoop
het enige dat telt maar dat was vorig jaar ___

conversatietoon.

:.

"als een olifant door de porseleinkast"

Ïk stond er bij AH nog mee in mijn handen. Servies uit de super met schoteltje, voor mijn lief *, dacht ik en zette het nog even terug. Naast het schap, klap en dacht; oei en naast mij een blauwe jas, hetzelfde. "Die zijn duur", sprak hij. Ik zei dom genoeg, "wel die dus nu niet meer". Waarop de blauwe jas, met AHHA stikker op de borst, weer zei, "dat ze verzekerd zijn tegen bedrijfsongevallen". Ik bedankte hem voor dat compliment en liep weg met de vraag hardop achter me aan slepend, "wie is hier nu bedrijfsongeval".

van ouder zijn op valse toon gezet verleden..

Gisteren jaren terug je tuin bezocht, althans de resten in mijn ogen. Het kleurend hemelsblauw gestreept gordijn, waar achter langs de wolken dwalen. Lichtharpen en op het trommelvlies de wind met regen gelaten tot mij genomen. Ergens klonk in het open veld de laatste, wegstervend in valse toon "why worry". Ik vroeg me toen af, waarom niet; nu ik beter zie, nog steeds die zelfde lucht maar met een vlucht brandganzen. Zeker weet ik het niet, maar eerder toch trof ik hier bewegend riet dat klonk als kortademig je uitgedrukte woordenstroom. Ik tref nu, ja het bewoog-

Gedachten meten.

Op een afstand geplaatst werd alles overzichtelijk. Vreemd hoe woorden komen zonder gezicht. Verwacht niet teveel van je eigen tongriem, hoorde hij zichzelf verwijten. Zo goed gesneden istie niet. Je brak al eerder over haar je zinnen. Ergens anders opgezet werd het thee met een koekje, ingewikkeld papier. Noteer die rekening maar in je geheugen, waar je ook haar eerder zag. Ze stond je toe, met zoveel woorden is alles wel gezegd. Ja verzwegen nog, maar nu aangehaald was ik vergeten hoe ze voelde. de eigenaar stond dat niet toe. Ach, goed beschouwd een hondenleven.___

minder meer.

Tekort van stof om de ramen mee te bekleden; een gegeven waar doorkijk uitblijkt.
Langzaam aan, gewoon aan, gluren naar een andere zijde waar lichtrepen verblindend zijn.Nogthans weten, dit is een gegeven van aanharkende delen werkelijkheid, gebroken in spleten. Het speet mij ook te moeten weten, dat de ruimte achter me te duister is om te betreden. Maar immer nu, tast ik in blindelings vertrouwen en voel een huid etherisch lichaam, bewaarheid uit mijn dromen, een gevisualiseerde schoonheid van weten; zij bestaat en stond mij helder voor ogen. Verlichtend in al omvattend zijn

Uitgelezen voedsel.

Er zijn maar weinig mensen die mij eten. Veelal onverteerbaar fruit.
Smakeloos en teveel pitten, is wat ik hoor. Ook ligt het onverteerbaar op de maag.
Men raakt van streek en meer nog licht gestoord. Zo ongehoord zijn eiwitten te verteren, op de zwarte gallen na. Die groeien bitterzoet in mijn bladscheden te verdrogen. Waar niemand ze meer oogsten kan blijf ik volhardend leven.
Het droge oog en voor het onberoerde hart. Dat in een leven, te veel gegeven, eens mijn oogappel hier stal. Ik las haar uitgelezen wensen, zij mijn ingetogen zijn.Het bleek eenvoudig tot smakelijk verheven toch mijn oogstbaar veel. In weinig meer dan handwarmte uit een maagdelijk ongeschonden deel. Ze sprak tref zeker in mijn vruchtvlees door als rijpe vrucht. Haar smaak werd mij een wel bekoren. Ik wens mij haar levensdeel._

afslaand of toch rechtdoor verkeerd.

- Kijk hier boert een weg zijn eigen regels. Slaat links af op een rechterhelft en komt overwegend er rechtdoor weer af. Zo ook rechts, een uitrit er van af, loopt tussen stroken. Deelt een snelweg zichzelf in rijbanen, weg gevangen, tussen railen.Een tussendoortje voor het sluipverkeer en langzaamanen verdwijnen uit het straatbeeld. Even als het onverharde weg trekt uit de landelijke paden. Gewoon een verkeersbeeld, dat misspelt, verkeerd beeld geeft ter overweging. De melkkoe, ooit gouden kalf, is uitgemolken, zo ook de boer nu overweegt

Op de stoel van het verzet verleden

Dialogie :Op de stoel van het verzet verleden.

"Heeft u ooit eerder..."
'Nee' , viel ik haar in de rede.
" U snauwt me tegen" Diende zij
mij van rebliek.
'in tegendeel', ik vermoede, slechts ten dele,
haar spitsvondig decolleté viel tegen. Ik nam
daarin haar stokkende adem waar.

Ze ging verder; "u bent hier onder behandeling".
'Ja, inderdaad' beaamde ik weer.
Ze raakte lichtelijk overstuur, of was het irritatie.
In ieder gaval in haar hals, sprongen bijna alle aders.

"Zeldzaam deze onverkwikkelijke conversatie"
Trachte zij weer, voet bij stuk.
'Persoonlijk zou ik het zonde willen noemen,
zo u en ik, wij hier in dit hok,' ik weer.

"Öntspanningstherapie" Ze nam het heft in handen.
"Voor de bijl d'r mee. Een eerste testcase,
waar waren wij gebleven "
Ik was daar tegen. 'De suggestie wordt gewekt...'

Ze viel me abrupt in de rede. "Zwijg en luister ik spreek,
wij doen dit samen.".
'Ik luister' fluisterde ik geïmponeerd.
Met in gedachten ook de twijfel:
wie zijn wij in godsnaam straks zo uitbehandeld.

Zij zette mij in woorden neer.
"Kijk, aan de hand van deze resultaten
is er geen hout van te snijden."
Ik verbaasde mij lichtzinnig aan dat woord en
stelde: 'welaan dan zijn wij
uitgesproken.......'

Ik werd onderbroken door haar telefoon.
Een massief bronstig geluid klonk door de hoorn.
Metaforisch gezien is dit spreekwoordelijk passend bij
haar blozend hoofd. Ze sprak, "een ogenblik.."
Ja wellicht met hongerige ogen; bedacht ik mij.


Maar goed wij waren onderbroken,
wellicht door een mannelijke cliënt,
naar ik veronderstelde mede gelet
haar toon, vriendelijk en zakelijk gebekt.

Ik sloeg haar onderwijl doodleuk
gade. Al had ze dat ook weer in de gaten sprak ze luid;
" luister ik werk, er wacht mij nog een cliënt".
Hoe verward ik raakte, viel uit haar ogen goed te lezen.
Haar wenkbrauwen vormde ernstige tekenen
van verontrustend kijken.

'Mijn god' sprak ik binnensmond,
maar luid genoeg opdat zij het hoorde,
'hoe misplaatst kan een behandeling geraken.'
Met een ferme klap was haar gesprek ten einde.
Zo goed als zeker haar hand verwoorde sprak ze onvertogen.
"Dit is genoeg. Wij laten ons niet meer verstoren."
Ik kleurde tot achter mijn oren purper
door alle beharing heen.
'Hoe bedoelt u' vroeg ik bleu.
"Laten wij"... 'u ook?' vroeg ik. "Ja, wij samen eens
de ademhalingstechniek observeren tijdens dit gesprek"
"Te beginnen bij het borstbeen" Ze legde haar hand op
mijn opengeknoopte blouse.

'Wat doet u nu toch!' Vroeg ik verschrikt.
"Hier gaat het om en meer nog
het middenrib voor de diepere ademhaling"
Haar handen wezen haar mond de weg.
Ik verijsde onder het verstijven en met overslaande stem: ' u bent
in overdreven zin zeer plastisch in het duiden van mijn tekort.'

In mijn paniek bedacht ik;
'dit loopt, gelijk ik hoorde uit het telefoongesprek,
vreselijk uit de hand.'
"Wilt u zich even ontkleden, tot de broek en
weer op de stoel plaats nemen? " Sprak ze opmerkelijk
vriendelijk bijna uitgelaten.

Gehoorgevend aan dit verzoek
stond ik op en deed hetgeen zij vroeg, maar onbegrepen.
Ze ging wijdbeens voor me staan, haar handpalmen vlak
tegen mijn maagwand, onder lichte druk van haar vingers.

"Spreek", sprak zij, "de volgende regels..." En ik citeerde....

Gelijktijdig was ik diep ongelukkig, zo ingesloten tussen haar benen
haar deodarantlijf pal voor mijn neus, mijn ogen die zichzelf de kost
moesten geven ergens halverwege haar bovenlijf.

Haar handpalmen gaven drukpunten op mijn onderste rib,
waarvan ik dacht dat god, mag weten wanneer,
die al eerder eens vergeven had om anderen reden.

Om haar aandacht af te leiden van dit onderzoeksveld sprak ik,
'mijn liesbreukencollectie bevindt zich pal onder u middelvinger.
Mocht u dat treffen dan is mijn ademhaling veranderend een kreet.'

"Heerlijk!"
Dit geheel tot mijn verbijstering. Kreet zij, "En zo onverwacht.
Ooo, neemt u mij niet kwalijk,
excuus voor mijn gedachten, het liep wat
uit de hand zo rond u maagstreek kwam de herinnering. Sterker nog intenser
door dat telefoongesprek daarnet. Dat bracht mij in vervoering"
Ik kromp decimeters in elkaar, verharde bij iedere beweging.

'Zo!' Meer kwam er bij mij niet uit,
met de blik ter hoogte van haar kruis.

"U daalt onder mijn handen zienderogen achteruit, met stemverheffen
komen de tonen nimmer uit de buik." Daarbij keek zij zeer voldaan.

Ik dook koppie onder in mijn bewustzijn en refereerde, piepend nu,
nog aan eerder in dit gesprek:
'Onverkwikkelijk dit, én, onbehandelbaar bovendien.'
"In tegendeel, van mijn kant uit bezien eerder het tegenovergestelde.
Meer verheugend en sterker uitgedrukt....za.."
.....' O, nee!! Dat onder geen beding.' Verweerde ik me hevig.

Ze hield even stil en haar ogen straalde.
"Wat is dat toch met u? Telkens iemand onderbreken.
Laat mij begaan, of op z'n minst uitspreken.
Ik stel voor dat we ook de conversatietoon
erbij betrekken." U oogt immers ook verlegen
onderhand en dat is onder stress volle omstandigheden
als deze al een gebrek.
Laat staan als u zichzelf eens moet bewijzen."

Ik lag perplex al aan haar voeten, mijn blik verried wellicht
een wanhoopsdaad. 'Ik ...'sputterde weer tegen, ...raak hierbij
zo met de situatie verlegen.'

Ze keek me triomferend aan.
"Dat in ogenschouwnemend nemen we ook de achterkant;
ontspannen van de bilpartij, vanuit de naad bezien
ligt hiermee voor de hand."

'Ik ben gehuwd....', bracht ik te bedde.
Waarop ze uitbundig werd.
'Bovendien nu ik het zo van onderaf bezie,
hoe verhoudt dit zich
tot uw andere clientele,
zoals uit het telefoongesprek daarnet.'

Ze schaterde.
Ik gaf het op, met zoveel lust
de ontucht willen gaan bedrijven
daar is mijn kruit verschoten
voor ik zelfs deze ruimte kan ontvluchten.

"Zeg, naast deze excercitie,
ten behoeve van uw spraakvermogen,
moet u toch écht leren hoe de emotie
het op een loopje zet met uw fantasie."
Ze sloeg me daarbij
met een intense diepdrongen
blik hard in mijn gezicht.

Omdat ik vanaf mijn standpunt af bezien
meer dan schaamteloos lag te staren,
verontschuldigde zij zich.
"Ja, inderdaad de aanleiding is heel banaal,
mijn vriend belde me zojuist. Ik was zijn verjaardag vergeten.
We gaan vanavond uit eten.

Ik schaam mij diep voor deze situatie."
Hetgeen ik moeiteloos toeliet.
'Ik veronderstel dat wij klaar zijn gekomen
met deze sessie.'
"Ja,." beaamde zij en rolde mijn stoel behoedzaam
maar resoluut naar achteren.
"Wij maken een vervolgafspraak."

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief