De wind viel stil, hoewel de aarde draaide. Dat zag je aan de zon. Er was geen
beweging meer te verkrijgen, alles zat moervast. Zelfs geen vin
verroerde, niets maalde, alles bleef. De lucht, hemelsblauw, zweeg ook in alle talen.
Een waadvogel die nog bewoog zwom gewoon zonder te bewegen.
Er kabbelde nog een luttele golf. Maar hield het midden tussen kruin en
dal. Een rijtje molens, juist geplaatst, bleven roerloos maar hielden
tenminste het hoofd nog boven water. Dat lag heel anders voor Urk.
Daar sputterden ze tegen. Uit de verte leek niets aan de hand. Maar
ondertussen. Juist nu het zo bladstil was, viel dat van die urkers
tegen. Velen hielden visjes op het droge, een enkeling sleepte nog wel
eens wat aan. Maar vandaag, toen het zo stil bleef, kon je duidelijk hun
tegenwind van eerder horen.
Ondanks dat ze niet met molentjes lopen hadden ze die slag daarvan al wel gehad.
Het zag er zo, een plas of wat verder, wat overdreven uit. Geen wolkje aan de lucht
Toch lag Urk daar, verheven met het hoofd net boven water, wat verloren bij. Het was
de ruimte die opspeelde juist, juist vandaag, dat er geen schot in zat,
verklaarden die Urkers de molens de oorlog. Hoewel vreemd genoeg
de wind weg was, de aarde draaide, er geen vuiltje aan de lucht was,.vielen zij de molens aan.
En zoals te verwachten was van malle molens niets beroerde, alles bleef doodstil.
Geen vin verroerde, de aarde draaide. Dat kon je aan de zon goed zien. Je kon er dan ook geen lucht
van krijgen dat hier iets bij gewonnen was. Vreemd genoeg zweeg ook de maan toen ie op kwam aan de andere kant van de zon. Terwijl ie juist anders altijd zo vol is rond deze tijd van het jaar.
Er ging iets over het water. Die eerder zag dat alles goed was en herhaalde voor gemak even dat citaat
uit genesis zeven. Niemand begreep of dit nu de eerste of de laatste dag betrof, waarop een oordeel werd geveld. Want zoals gezegd:
Alles werd stil er was geen beweging te verkrijgen. Niets viel op en juist daar viel iedereen over. Zelfs of een bootje meer of minder er nog toedoet. En of die schuit wel deugde?
Want de stilte heerste en daarom maalde men alom. De zon brandde, water verdampte. Het werd wat vochtig. Je hoorde zachtjes iemand de wieken nemen. Een ander verhaalde over regen. Al was dat meer een zacht geruis dan oorverdovend. En dus had niemand daar een boodschap aan.
Want de stilte heerste en daarom maalde men alom. De zon brandde, water verdampte. Het werd wat vochtig. Je hoorde zachtjes iemand de wieken nemen. Een ander verhaalde over regen. Al was dat meer een zacht geruis dan oorverdovend. En dus had niemand daar een boodschap aan.
--