Uit niets blijkt mijn gelijk.

31 januari 2006

Kort stondig, de ontmoeting

Vriend,
toen ik vernam dat jij daar stond, was ik met stomheid geslagen.
Daar schoot weer die herinnering door mijn hoofd; vanuit de nachtdienst, één van de vele uit de teerfabriek. Beide achtien en rijvaardig voor het leven als een beest.

Wij, jouw MG en ik tussentijds de Truimph Herald, vierde feest. Jij, mijn god, je versierde ieder ontbloot bovenbeen dat ons blik niet kon weer staan. Ik lachte in mijn vuistje en genoot van dit losbandig leven. Waar ik bestuurder, jij op de achterbank 't deed en het altijd klaarspeelde de rugleuning los te krijgen. Bij mij is het met zuigzoenen goed gekomen, de handen goed op koers. Brandplekken te over in mijn nek. Ik lulde daar in die tijd geregeld uit over liefde waar geen moer van klopte en ook geen sprake was. Het paste bij dat leven.

Zwart waren wij als de nacht en stonken naar de pek en antraceen. De wijven kikten daar wel op, vooral waar, geld te over het onze deelgenoot bleek. Vrijwel dagelijks stoven we over lege snelwegen door de nacht van Uithoorn naar Maastricht of hoger gelegen Groningen. Met op de achterhand de thuisbasis, Amsterdam.

Retour nog, voor de ochtend stront lazerus op het strand, in Scheveningen of waar dan ook, aan gespoeld. Geheel ontkleed ontwaakten wij in een vuurkuil en keken met roet uit onze ogen. Ter bescherming, tegen het vroege licht, drukten wij rieten strandstoelen stijf tegen elkaar. Vaak met z'n vieren, zo de morgen in gevlucht. Terug de dag in kleding bijeen geveegd, de spurt er in op naar het strandpaviljoen. Zwarte koffie en 's avonds weer aan 't werk.

Het was geregeld duister en liep vreselijk uit de hand met slaap tekort en overdadig drankgebruik. Daarbij werd geen pepmiddel gemeden omwille van de vaart. Ik vraag mij af, verloren wij te snel ons zelf als vrienden in de jeugd?

Hoe het ook zij, goed gekomen is het blijkbaar nooit meer. Al hebben wij jaren doorgebracht en om zeep geholpen met alle vuile sporen die we lieten in betraande ogen van meisjes, onschuldig nog uit onze dromen. De handen overspeeld op de gitaarsnaren en kokhalzend bij elkaar. Wij zijn door die tijd achterhaald uit onze jongensjaren, voor goed verdreven naar een volwassenheid.

Nu sta je hier in de krant, goede afdruk trouwens, in 't zwartwit. Blijkens de ondertiteling ben jij nachtblind gebleven. Hoe lang jij moet zitten weet ik niet, daar iedere schijn van ons leven uit je geheugen is gewist.

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief