Een late middagzon viel terloops op de spoorloze grond.
De vlakte oversteeg zichzelf en diepte, wit uitgebeten, tot een holte nabij de horizon. Enige verlaten silhouetten wierpen schaduwen ver vooruit. De tijd kabbelde en schreed rustig voort, maar met rasse schreden, sleep zand uit tot diepe sporen in het strooilicht sijpelend door de verveelde kronen in het stram gelid.
In de open ruimte, speelde langs de stammen licht vanuit de onder gestoven pijnbomen, die vergeten zijn richting te geven aan waar ze voor stonden. Ja, uitgestoven is het juiste woord in dit verlate oord waar heide woont, ooit op de toppen van zijn kunnen, als kluizenaar van een verloren tijd met sporen van schaapjeswolken hier en daar van de kudden die graasden tot het korten.
Nu staan twee verloren momenten, stammen van postuur, de lucht afwijzend die ze inademen. Ongehoord verstijfd met eerder begraven wortels in los zand als houvast tegen het verwaaien. Ontbloot door teveel verweren, liggen krampachtig deze armen gelijk naakte
werkelijk heden, weerstand biedend aan het gestel van de verwaaide wanen, iedere richting zoek.
Uit niets blijkt mijn gelijk.
21 januari 2008
Abonneren op:
Posts (Atom)
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.