Uit niets blijkt mijn gelijk.

12 november 2011

De man die alles omonwonden zonde van de tijd vond

Hij stelt daarom maar alles uit omdat het tijd kost die hij niet heeft. Hij heeft natuurlijk wel tijd, maar neemt het gewoon niet. Of beter, hij neemt het er wel van en heeft daarom geen tijd.
Zijn leven is dan ook een doods bestaan. Hij had zelfs al heen moeten gaan, maar liet het na omdat hij zich de tijd niet gunde heen te gaan.
Ver in de tachtig moet hij zijn. Maar is de tel vergeten, gewoon kwijt geraakt. Tijd speelt immers geen rol in zijn leven. En als hij al eens tijd had, nam hij het er niet van. Liet alles gewoon gebeuren, tijdloos bestaan als altijd, verstreek ook deze niet nuttig besteedde tijd.
Ooit eerder ontmoette hij een tijdgeest, zo een waar hij toen wel aardig mee opschoot. Hij nam het er van, het beklijfde bijna, tot het uit raakte. Een gril, zo achteraf bezien, iets wat wel weer over dreef. Terugkijken op die tijd deed hij dan ook niet, hij had er immers de tijd niet voor, of nam die niet.
In die tijd droeg hij lange haren en meer nog kleurde hij zijn werkelijkheid in met toen al tijdloos leven. Voor de vuist weg ging dat toen, ongedwongen, tijd hinderde hem niet. Niets stoorde trouwens in die dagen, je was overal op tegen, dat was genoeg. Zo stoorde ook de tijd niet die verstreek tot bleek dat die verstreken was. Hij was wat blijven steken, zeg achter gebleven, ging zogezegd niet met z'n tijd mee. Maar dat deerde hem niet, had er geen notie van en ook de tijd niet voor.
Er verschenen ook weleens tijden van tegenspoed, soms aangekondigd, soms ook onaangekondigd. Bijvoorbeeld via een wachttoren of een collectebus op straat. Hij struikelde er zelfs weleens over, wanneer ze bedelend trekharmonica spelend bij de buurtsuper verschenen. Dan dacht hij verrek, het zit hen niet mee, ze zijn de tijd kwijt om in te leven. Hij hielp ze dan ook soms ternauwernood op dreef. Dat kostte hem moeite noch tijd, dat laatste had hij immers toch niet bij de hand en kon het dus ook niet geven.
Iedereen gaf of leende, vergunde met een mooi woord, hem weleens tijd; "neem de tijd maar even". Dat deed hij dus geregeld. Wat? Nou gewoon de gekregen tijd ervan nemen. Het leidde altijd tot niets, hij had ook daar domweg de tijd niet voor. Sterker nog, begreep niet eens hoe je die tijd van de (toen nog) analoge wijzerplaat kon nemen. Hij zat vast, die tijd althans. Alles wees er op hoe uren verstreken. Soms zelfs werden de dagen daarop genummerd weergegeven. Hij raakte er de tel bij kwijt. Het klopte niet met zijn beleven. Zelfs niet toen het later digitaal werd weergegeven had hij er geen boodschap. Toegegeven het ging wel meer geruisloos aan hem voorbij.
Alles versnelde nadien hevig. Iedereen raakte meer gehaast in voortleven. Men werd geleefd, had eveneens geen tijd meer. Iedereen ging meer en meer op hem gelijken. Hij werd eventjes zelfs icoon. Men nam de spaarzame tijd die restte er even van om hem te volgen. De 'tijdloze' werd hij. Men dweepte met zijn ongedwongen tijdloos bestaansrecht. Al was hij niet van deze tijd deerde men dat niet aan hem. Eventjes stoorde niemand zich daar aan, maar het moest niet teveel tijd in beslag nemen, want die had men niet. Hij ook niet, maar om andere redenen, uiteraard.
Uiteindelijk was ook zijn tijd op die hij nooit bezeten had. Anderen wel, vrijwel iedereen was inmiddels bezeten van tijd. Alles werd geagendeerd in tijd die niemand had. Niemand bezat nog ern moment van tijd om ergens aan te besteden. Zelfs niet kon er beetje tijd gevonden worden toen hij verdween. Achteraf bezien lijkt het wel of met hem vadertje tijd is overleden. Maar dat kan natuurlijk niet. Want hij had daar immers geen tijd voor gehad om voor te leven. Hij wad immers iemand van voor zijn tijd (die is geweest.)

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief