Het is geen schril contrast om uitgewoond te bivakkeren in het bos.
De kleur van schaduwen te imiteren en pekzwart daarin te staan.
Er is geen eer in te behalen, hoe de schimmel door de gordijnen kiert.
wanneer een spoor van stof opveert in het ledige van de vervallen staat.
Hoe de vloer onder de voeten kraakt, zelfs daar dwars door de waarheid zakt.
De fundering van het geweten zich scheef aan de wand verveeld,
Daar zat ik met duizend leugens en een daarvan was ik.
Observeerde duizend regels die nergens geschreven staan.
Niet in het venster in duizend scherven niet in het gebroken lijstje hier.
in mijn gedachten geschreven op de blinde muur. Verval
komt naar beneden zetten, inktzwart van sporen
dat later spierwit oplicht door de gebarsten vensters.
waar ik van hou. Een uitgeschonken verhaal van teveel
leestekens vervulde de ruimte rondom de oude ketel.
Alles dreef in decennia vergeten woorden.
Het bos verstaat geen leugens. Het bos, de wilde bras van omgekomen reeën en
de niets uitsluitende deur. Het geweten knaagde
bij iedere trede op de rottende vloerdelen. Het verwachten
ging gepaard met angst en beven wanneer de fundering het begaf
onder het gewicht van dit lichaam, torsend, beukend,
het liefst ook wortelend op oude grond.