Wie mij kent, kent mijn wachtwoorden, bedacht ik mij. Versleutelt tot mijn huissleutel, komt degene in mijn huis. Een kluis vol deuren en namen. Schuilgaan heeft geen pas in deze eenmanswoning, je kunt er zonder mij gewoon rustig eenzaam in zijn. De ramen verloochenen je niet, je ziet alleen niet wat je ziet. Het is niet het blindelings vertrouwen, maar meer de doodgewoonste gewoonte recht tegenover je, en naast je, en achter je. Alleen boven je en onder je ben jij alleen, zonder gewoonten. Gewoon omdat er geen woon is boven je en onder je. Vandaar de vrijwel altijd verticale ramen geplaatst tegen het in de gaten houden van de over-, naast- en achterliggende gewoonten.
Ik zat dus op m'n zelf in mijn eigen gewoonte. Geen buitengewone zaak daar binnen, gewoon alleen ik met mijn gedachte zelf. Toen ik bedacht dat dit verhaal al een titel had anders dan gewoon van iets over appels, twee maar liefst tegen mijn gewoonte. Het betrof ons beide, ik alleen en jij die nu blijkbaar naast mij leest, uitgebroken in mijn gewoonten. Wij beide appelweters, beide zeker alleen onszelf. Mijn adamsappel op jouw schoot terwijl ik met jouw granaatappel speelde, zittend op je venusheuvel. Ik rolde bijna naar beneden. Heel gewoon, het mag geen naam hebben, noem het van mijn partje uit bezien iets over spel. Het explodeerde bij jou, dat kwam door die granaatappel, een lust rood voor't oog zo te bezien hoe jij daar bij lag. Terwijl mijn adamsappel stokte en jou smakelijk aansprak. Een paradijselijk fenomeen kwam terloops om de hoek kijken, wetend dat het over appels ging. Geen weethebbend hoe diep het ging, begon ik de fout daarvan alleen in te zien. Het zou vruchten afkunnen werpen, zoals appels het wel vaker verging; het vlees, het zaad, de kiemkracht, het kiemblad, rechtopgaand door een boom. Zoals het vaker wel begint. Het zint mij niet, deze oude truc, waarin verleiden wil, zo als u dat ziet, bevallig maar onwelgevallig verstoten uit mijn gewoonte. Ik slikte heftig opdat mijn adamsappel driftig heen en weer schoot, omhoog maar ook weer naar beneden op jouw schoot, die ook nog steeds bewoog, een nabeving van de granaatappel waarop ik eerder de vinger legde, toen bleek hoe alles in elkaar stak tijdens de explosie.
Het is me nadien vreemd gegaan, telkens weer alleen, maar telkens ook met iemand die mij door en door kende. Mijn wachtwoorden, hadden geen pas, hielden geen stand in ophouden, geheel ontsleuteld, keer op keer, bleek ik alleen nooit op mezelf te staan. Onontdekt voor altijd een gewoonte makend van alles wat appels betrof, bij wijze van spreken.
Uit niets blijkt mijn gelijk.
19 december 2009
Abonneren op:
Posts (Atom)
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.