Er was eens een hondje, zeg zwak sociaal beestje. Weinig aanspraak genoot zij in haar leventje met andere hondjes, bang als zij was. Iedere viervoeter verdiende het uitgesnauwd te worden. Los lopen was er voor haar dan ook niet bij. Haar baasje had zich al te vaak moeten verontschuldigen voor haar gedrag. Toch hield dat hondje wel van soortgenootjes, en, zowaar, ze kon er genoegzaam meespelen als zij gedurende een langere periode in contact gesteld werd aan een andere hond.
Ooit had haar baasje haar uit het asiel geleend voor het leven. Hij kreeg er een handleiding “onhandelbaar” bij. Verder een duister verleden waarbij kindjes bijten en uithuis verwijderen deels haar leven betrof. Dat heeft hij geweten, jaren lang liep hij met haar in grote bogen om alle honden heen. En zelden speelde zij dan met haar baasjes maar dan wel met heel veel plezier.
Heel veel later, de baas was op zichzelf gaan wonen en had haar meegenomen naar zijn nieuwe woonstee. Een nieuwe uitwijkplaats voor haar. Alles opnieuw met sporen voorzien, een druk leventje. Vanuit het oude huis kwam een gerucht de wereld in. Er zou sprake zijn van een direct familielid, een broer van haar, nota bene pal om de hoek. De baas schonk er blij verrast aandacht aan. Een broer dan is er dus ook zicht op haar duister verleden, bedacht hij zich. Kortom een trefkans op ontmoeten was een bijna ondenkbare droom.
En die is uitgekomen op een stille donderdag namiddag in het park. Een brug en aan weerzijde een hond. Zij aan de ene en een grote stoere mechel aan de andere zijde met bazin.
Dit moet het zijn schoot haar baas zich in zijn herinnering. En zowaar de bazin aan de overzijde bedacht zich gelijktijdig het zelfde, zo.
Een gesprek en ongemerkt ook een treffen van twee honden. De baas even onoplettend nu in gesprek met de bazin, vergat het moeilijke gedrag van zijn lieve viervoetertje. De bazin verhaalde verbazingwekkende verhalen omtrent het vreselijke hondenleven van zijn hond. Hij verbijsterde bij het horen en zij beaamde het in verwondering hoe schoon zij toch door alles nog was. Liefde vol verder en “willing to please”noemde haar baas het.
Maar zoals gezegd onoplettend waren beide, wetende hoe vervelende vechtende hondjes kunnen zijn. Echter wie schetste de verbazing, niets van grauw en snauw toonde beide beesten. Zij waren neusvrijende en kwispelend elkaar de baas. Haar baas stelde voor het span los te laten na zes jaren nog zoveel herkenning van je broer en zus wel aan meer euforie valt er bijna niet te vieren.
Ze speelde alsof er nooit anders was geweest een uur uitbundig met elkaar. Het was afgelopen en vele malen later herkende zij van verre steeds haar eigen broertje en daagde hem tot spel. Tien jaar inmiddels beide en zielsgelukkig zover daar bij een hond sprake van is. De bazin verwondert en de baas ook rijkelijk verbaast over deze talenten bij een valse teef, zagen altijd vrolijk toe op dit getoonde gedrag.
Helaas, naar andere honden is zij onhebbelijk gebleven, spelgenootjes diende zich dus niet aan. Op een dag, ergens halverwege naar de lente vernam de baas een droef bericht, er was een reu aangereden tijdens het oversteken bij een gevaarlijk kruispunt tussen leven en de dood.
Hij heeft het haar nooit verteld, ze kijkt nog steeds uit naar een ontmoeting, dagelijks bij de wandeling.
Uit niets blijkt mijn gelijk.
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.