, daar helpt geen lieve moeder aan, schatgraven in een lege fles, is aan tafel zitten met de inhoud en de hete adem in bed. Kachel, maar dan op spaarstand , warm daar je lieve dijen maar eens en brandt langzaam op in het verlangen.
Zijn onderkomen is al op de voetzolen voluit geschreven als de hunkering zo vloeiend zacht. Je hangt teveel aan het moment dat hij je liefde schonk met volle teugen. Verheug je, stil maar, dorst maar naar die grote handen in je schoot. Ooit de blijde zucht van het onbevangen kind, zoekend in de verpakking en naar het onvolprezen genot.
Dezelfde vingers omvatten al zolang de slanke hals, verruild voor de blanke teint van jouw huid.
Zijn lippendienst bezegelen valse geloften en weinig meer dan sprankjes hoop van gemorste zinnen op een vroege ochtend waar jij niet om vroeg. Op jouw lichaam en alle plaatsen waar de maagd het huis verliet staan rode littekens van die hunker afgebeeld.
Kom tot jezelf nu hij je kostelijkheid heeft vermaakt tot hoer. Jouw onderkomen is verruild om dakloos te vergaan. Wonen nu waar hij verblijft is voor jou geen trefkans op geluk.
Huil maar, smeek maar, maar niet om het wederkerend leven in de pijn van deze geest die hem begreep daar waart een schim die jij ooit genoot. Ik leen je nogmaals een pak koffie, omwille van de opwekkende warmte die jij eruit verdringt.
Zet de gedachten aan zijn ogen uit je hoofd. Hijzelf deelt niets meer dan te ontwaken in de leegte van de kramp om op te leven naar één zucht. Zijn adem verdrinkt in sluiers van een verdronken bestaan, jouw lichaam is uitgewoond als jullie woning, een ondenkbaar bestaan.
Je gezicht een stempelkussentje waar hij de indruk op zijn knokkels vindt.
Ja schat je kansen zijn nu eenmaal niet op het eerste gezicht rooskleurig
Uit niets blijkt mijn gelijk.
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.