Een l en u stad op z’n retour.
Een stralende dag zo rond elven.Vanaf ieder punt af bezien heeft de blauwe lucht een streepje voor op mij.
Ik speel spelletjes met mijn vulpotlood, hoewel navulpotlood beter past, en schrijf de zin voor het reizen uit naar duivendrecht. Een oord halverwege. Veel braakliggende grond voorbij de A stad. De kaalheid overwint de leegte in het begin van dit fenomeen. Het landschap lijkt nog rustig, maar dit is ogenschijnlijk want de zon boven het g meer gloeit en vangt alles in haar goudkoorts. Onwaarschijnlijk, maar gelukkig reis ik per trein voor een Hollandse brug naar nog een a stad.Het landschap verandert daar zo snel dat ik lopende de tijd het ternauwernood kan bij houden. Een rustpunt is de Joodse begraafplaats, goed opgeborgen op een natuurontwikkelingstraject. Even schrok ik op van indringende blikken die een jonge medepassagier mij toewierp zo tegengesteld de reisrichting mij tegemoet lopend. Ik had rechtstreeks kunnen reizen, maar dan had ik die eerste a stad niet moeten overslaan, dus nu op naar het centraal station in die andere a stad, voor de overstap. Centraal naar centraal, ’t is maar waar je voor kiest, alles lijkt middelpunt in deze randstad. Ik niet, ik ben slechts van voorbijgaande aard hier aan spoorstaven gekluisterd. Op naar een overleg, over van alles en nog wat waar waterbodems deel vanuit maken. Ondertussen nuttig ik mijn eerste mandarijn vandaag. Bijna op een tussenstation aangeland, een punt hier achter met foeilelijke havengezichten op het ij. Overstap op een sprinter met vijf minuten vertraging op spoor 7 terwijl op spoor 5 ook een verbinding naar u bestaat, maar ook met vertraging. In ieder geval en op de valreep zeker driemaal heen en weer tussen de perrons gerend om te beslissen voor de sprinter die een stoptrein bleek. Een jongen, roodharig kijkt recht voor mij uit of zijn spiegelgezicht nog toonbaar is met al die jeugdpuisten. Hetgeen hij tot driemaal toe bevestigd weet. Wat mij opvalt in dit jaargetijde is hoe oogverblindend lelijk de bedrijvigheid Nederland vermaakt tot golfplaat.
Ik kom te laat, dat is zeker, zo dat staat. De sprinter is echt stoptrein en kraakt veelvoegelijk op iedere wissel, alsof het teveel weerstand heeft met reizen. Een meisje, mooi meegenomen, biedt uitzicht met haar zo zwarte ogen. Een donker teint fleurt op met brillenglazen. Er wonen hier veel zwarte mensen waarbij zij wel thuis zal horen en loopt op hoge hakken aan mij voorbij. Ik schat om en nabij de vijfentwintig, mooie leeftijd ook. Weer een stadje A, inmiddels elfuurvijfentwintig een uur reizen onderweg en bijna halverwege. We rollen verder na voorrang te verlenen aan de eerdere trein van spoor vijf, pech. B en wachten. Ik bestudeer de zaadcatalogus op sperziebonen voor volgend jaar. De trein zet zich weer in beweging en ik zit alleen in de eerste klas coupe. De roodharige jongen van eerder, bezoekt nogmaals zijn spiegelbeeld. Echter de toiletdeur valt dicht. Er valt veel af te lezen van een gezicht. Niettemin het landschap is nu prachtig. Lichtgroen met streepjes wolken omgeven langs het kanaal. Remmen weer, luidruchtig en ontgaat me niet, M nog tien minuten.
Zoals gezegd, ik kwam te laat. Alles overkomt mij
– glazen karnemelk
– bolletjes kaas
– appels en peren
Zo vergeleken verliep het overleg ook tussen mijn oren. Ik hoorde zoveel dat ik mezelf hoorde spreken, toehoorder van mijn eigen stem. Ruim twee en een half uur later werd ik welwillend meegenomen uit U via allerlei. Snelwegen speelde daar een belangrijke rol in. Op station D werd ik op het juiste spoor gezet retour l. stad. Zeer bedenkelijk grijs deze dag, al op z’n eind rond drieën. Weer helemaal alleen in de coupe, het moet wel slecht gaan met de spoorwegen. Immers op de snelweg liep het al storm met reislustige monoautomobielen. Het lijkt op imbecielen op vier wielen zo achter elkaar aan. Een man voor mij nam plaats in de coupe. Opvallend hoe graag ik in iemand ambtenaar wil zien, zo ook met deze krantenlezer. Vijftien negenendertig, A stad weer, waar het vanmorgen mis ging. En er weer uit. Zouden stedenbouwkundigen en architecten ook in deze steden wonen die door hun handen zijn ontstaan? Dit zo maar even tussen de railsen door. Of zouden ze op z’n minst de moeite nemen begin december eens er door heen te lopen? Hier is de leegte ontwikkelt tot leven. Een nieuwe definitie. Hier wonen zoveel mensen bij de vleet dat je van overdaad mag spreken. Er strijken zes treinmedewerkers van onbeduidende rang neer in mijn coupe. Ze reizen gratis eerste klas, op en neer, en worden betaald om ons, passagiers, te vermaken met hun echtscheidingen. Op de heenreis was het omgerekend ca €300 per kind dat de ex moest dokken per maand na twee jaar in gebreke blijven. Zijnerzijds, nu op mijn retour, gaat het met dezelfde vaart op de man af er over wie wanneer overspelig was. Het ligt duidelijk aan de man. Gelet zijn houding begrijp ik dat. Welwillend onderuit gezakt knikt hij ja. We zijn bij een omvangrijk plassengebied met veel ruigte en riet Waar anders kan je zo spreken over trouw dan onder de rook van ganzen. Hun broedsucces was hoog dit jaar.
Rond half vier thuis, schat ik. Fijn dat ik alleen woon, de conducteurs hebben niet naar mijn vervoersbewijs gevraagd. De tijd ontbrak, te druk met uitleggen over boedelscheiden. Begrijp ik dat ook?
Uit niets blijkt mijn gelijk.
29 november 2006
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.