Hazel
Ontluikend was de streling voor het oog
zacht de tint in onschuld nog gevangen
het maagdelijk groen nog lente licht
voorjaar schonk in volle teugen leven
botte uit en ving meer in ontvangen
hout op stam en meer bevangen wijs
in volgroeien ook voldongen
door teveel dagen ook beschonken
en gekrengd in breken van de kroon
gesloopt op kracht en gemaakt
voor blik en wegvangend zien oogde
in volwassen meer schoonheid
toch de botte bijl ervaren en het mes
dat door de dwang weer keurslijf werd
naast milde snoei voor groei
dat kalm weer bedachtzaam
de regelmaat van 't zijn genoot
nu evenwichtig nieuwe richting
koers meerstammig uitgezet
wel kwetsbaar in de vrucht
niet vatbaar meer verlucht
Hoop
De magie van het beschonken woord
zij dronk met teugen ik het brood
rood om glas en wit verkorst
het leven deelt niet minder
in een teug een slok een dronk
met een tand en hap een hauw
was het bloed en was het vlees
wij braken samen in het avondmaal
ons raakte meer in verwarren samen
zij in mij en ik in haar een kleur een klank
zo wij er waren waren wij iets samen
in de mond waar vlees weer brood
en bloed rood weer de wijn
een afdronk van ons samen
een oud verhaal sprak van het breken
belichaamd door een ziel
en van de beker dis wij dronken
vloeiend het geen door aderen snelt
ons was het amen ja en zegen
de dag daarop viel niemand op
wij waren los en samen nu meer één
_
vertrouwen
Hier schept de hoop weer moed
moedig ik mezelf weer in 't prijzen
als bieden op elkaar met loven
onvoorwaardelijk gevend
in nemend met elkaar gezet
innemend op het oog van weten
in kennis stellend van het ons
de feiten liegen nooit tegen
al spreken zij het te vaak van wel
krom en tegendraads als liefde
op het eerste ogenblik verdiepte
meer het innerlijk refrein
dat kloppend nachtritme
een regelmatige inspiratiebron
niets is vals met onecht lijken
waar oprechter hand zij wenkt
en taalt in al haar zwichtend kijken
tot hergrijpen hetgeen hij kromt
in zinnen tot haar liefde richt
als uitgelijnde delen zorgvuldig
bij de vrouwenvoet tentoon
om even maar de schrede gang
van haar bewegen te vatten
in zijn hand van strelen
haar innerlijk behang
breken
Ik speel haar en zij met mij
beide zijn wij een gebarentaal
al is haar basis breder dan de mijne
wil zij mij alleen maar mezelf delen
de zorg richt zich op elkaar
van enig houvast tot een zijde draad
zachtaardig maar zeer breekbaar
deelt zij mij in bij haar verraad
merk ik een ruimte in verwijdering
die zij ook met een ander deelt
waar ik geen weet heb van begin
komt hij bij haar wat mij verveelt
zo terloops een naam een punt
waarop ik weet stap op de plaats
geeft mijn gemoed wat is misgunt
de vluchtigheid van liefde helaas
in vertrouwen nemen is geen relatie
innerlijk bloei verschrompelt in verzet
van opmerklijk duiden tot jaloezie
verteer ik woordloos wat gevoel belet
zij is mijn alles ondeelbaar moet ik zijn
onvoorwaardelijk in geven wat is mijn
terwijl zij de ruimte neemt in't geven
wat ons betreft 'n zij met d'ander leven
de liefde is een overspel van het teveel
je geeft het een en verliest daarmee
de hoop in delen geeft zij een ander mee
en ik vorm daar in lijflijk geen enkel deel
_
Ontluikend was de streling voor het oog
zacht de tint in onschuld nog gevangen
het maagdelijk groen nog lente licht
voorjaar schonk in volle teugen leven
botte uit en ving meer in ontvangen
hout op stam en meer bevangen wijs
in volgroeien ook voldongen
door teveel dagen ook beschonken
en gekrengd in breken van de kroon
gesloopt op kracht en gemaakt
voor blik en wegvangend zien oogde
in volwassen meer schoonheid
toch de botte bijl ervaren en het mes
dat door de dwang weer keurslijf werd
naast milde snoei voor groei
dat kalm weer bedachtzaam
de regelmaat van 't zijn genoot
nu evenwichtig nieuwe richting
koers meerstammig uitgezet
wel kwetsbaar in de vrucht
niet vatbaar meer verlucht
Hoop
De magie van het beschonken woord
zij dronk met teugen ik het brood
rood om glas en wit verkorst
het leven deelt niet minder
in een teug een slok een dronk
met een tand en hap een hauw
was het bloed en was het vlees
wij braken samen in het avondmaal
ons raakte meer in verwarren samen
zij in mij en ik in haar een kleur een klank
zo wij er waren waren wij iets samen
in de mond waar vlees weer brood
en bloed rood weer de wijn
een afdronk van ons samen
een oud verhaal sprak van het breken
belichaamd door een ziel
en van de beker dis wij dronken
vloeiend het geen door aderen snelt
ons was het amen ja en zegen
de dag daarop viel niemand op
wij waren los en samen nu meer één
_
vertrouwen
Hier schept de hoop weer moed
moedig ik mezelf weer in 't prijzen
als bieden op elkaar met loven
onvoorwaardelijk gevend
in nemend met elkaar gezet
innemend op het oog van weten
in kennis stellend van het ons
de feiten liegen nooit tegen
al spreken zij het te vaak van wel
krom en tegendraads als liefde
op het eerste ogenblik verdiepte
meer het innerlijk refrein
dat kloppend nachtritme
een regelmatige inspiratiebron
niets is vals met onecht lijken
waar oprechter hand zij wenkt
en taalt in al haar zwichtend kijken
tot hergrijpen hetgeen hij kromt
in zinnen tot haar liefde richt
als uitgelijnde delen zorgvuldig
bij de vrouwenvoet tentoon
om even maar de schrede gang
van haar bewegen te vatten
in zijn hand van strelen
haar innerlijk behang
breken
Ik speel haar en zij met mij
beide zijn wij een gebarentaal
al is haar basis breder dan de mijne
wil zij mij alleen maar mezelf delen
de zorg richt zich op elkaar
van enig houvast tot een zijde draad
zachtaardig maar zeer breekbaar
deelt zij mij in bij haar verraad
merk ik een ruimte in verwijdering
die zij ook met een ander deelt
waar ik geen weet heb van begin
komt hij bij haar wat mij verveelt
zo terloops een naam een punt
waarop ik weet stap op de plaats
geeft mijn gemoed wat is misgunt
de vluchtigheid van liefde helaas
in vertrouwen nemen is geen relatie
innerlijk bloei verschrompelt in verzet
van opmerklijk duiden tot jaloezie
verteer ik woordloos wat gevoel belet
zij is mijn alles ondeelbaar moet ik zijn
onvoorwaardelijk in geven wat is mijn
terwijl zij de ruimte neemt in't geven
wat ons betreft 'n zij met d'ander leven
de liefde is een overspel van het teveel
je geeft het een en verliest daarmee
de hoop in delen geeft zij een ander mee
en ik vorm daar in lijflijk geen enkel deel
_