Uit niets blijkt mijn gelijk.
10 januari 2006
in vogelvlucht genomen..
In vogelvlucht nam jij dat waar en versloeg in enkele woorden je leven.
"Ja, ik ben er door en er geweest".
Verbaasd om deze eenvoud in één zin sloeg ik je gade.
Ik wist toen al dat die stad te klein behuisd was om jou daar nog te binden.
Verder mompelde je een bijna onverstaanbare zin.
"Vreemd zo te beseffen dat wij hier over twee generaties heen, dit mogen beleven"
Met weer die zelfde vragende ogen vergewiste ik me van jouw aandachtig staren.
Je keek, heel opmerkzaam, mij aan. Terwijl je nog steeds op het uitzicht doelde, hoorde ik je langzaam gaan.
Het vertrek kwam toch onaangekondigd.
Gapende bodem en een verwond gelaat doorkruisde alle sporen uit je bestaan.
Mag ik je nog eenmaal kussen, bedacht ik me aldaar.
"Nee, mijn huid is breekbaar, met doorstralen ben ik te pijnlijk geraakt"
Dit had je antwoord kunnen zijn, ik heb het daarom achterwege gelaten.
Nu, zoveel jaren later, lees ik slechts je laatste woorden die je mij naliet, toen ik nog hoopte en jij slechts zweeg.
Het uitzicht is verrassend genoeg gebleven.
Lag er toen ook al sneeuw?
Dat het het anders was, ben ik niet vergeten.
Maar waar het aan ligt is geenzins bewezen.
Vandaag ben ik dit, morgen ben ik weer dat......*.
Zo loop ik door het gras met droge schoenen tot het dauw mij begrijpt.
Ik word door en door nat, deze ochtend was daarvoor, zo als verwacht.
Hiervandaan (als een woord geschreven), is het beleven waard, zoals ook weer verwacht.
De heuvels zijn vandaag mild en naar mijn zin, ik begrijp hun helling naar licht.
Het dal oogt dieper ook als water, maar mijn schoenen kennen inmiddels dat fenomeen.
Ik schramp mijn scheenbeen, een stekel lijkt daar een punt te maken in mijn wandelgang.
Nu bind ik in met bloedende handen tot aan het bot spoel ik het fris met beeklopen op barre voet. Bleek in afkoelde kilte uit tot bloedloos kruipen en begin me af te vragen 'waar is de weg' afgeweken van mijn doelloos leven
.
De wereld wordt helder met het rijzen van opkomend daglicht, al is dat ook zonloos goed te verdragen; smeek ik meest te hard in dragen van weinig meer dan doorweekte kleding.
Het raakt leger in mijn geest verschijnen. Naaktheid toont zichtbaar met takslagen van overhellend boomgewelf.
Nog enige tientallen liggen onbenoemd voor mij uit. gespreid Ik stel voor ze kilometers te noemen. Al besef ik de waanzin die daar in ligt besloten. Immers afstanden kunnen geen gevoel verdragen meer dan een uitgelopen en gesloopt lijf. Waarop gaande weg het mijne nu gaat lijken.
Ik riek het weefsel al in ontbindende zin. Mijn beenwond ergerde er zich blauw aangelopen tastbaar eerder al over op in het verdragen. Maar nu komen vliegen aandachtig zuigen en steken muggen mijn handen tot opgeblazen randen van mijn gevoel.
In dit besef de laatste hand die aangelegd op schotsafstand op jagersoog gericht, mijn dood wis en waar in mijn gezichtseinder rond te kijken op een loepzuiver hartgericht gebaar. Maar hij ziet af van mijn verhaal en sterft in de verte weg.
Vreemder de bloedzuigers die mijn inhoud vragen. Ik kleurde eerder koud bloedloos van de kou: echter nu onttrek het laatste restje leven mijn warmbloedig lijf.
ik raak intens bevangen van mijn eigen zijn. Een eigenheid van zo vleesloos blij, pijn ervaart als een bevrijding. Ik gil een laatste uitgeloogde kreet. Maar niemand slaat mij meer de gade in dit tijdsverblijf.
De jager heeft zijn weitas dicht geslagen en de loop op een spoor gezet.
Bij passeren was geen woord in de wissel dan een reespoor. Het was ook onbegonnen, dit terrein levend te verdragen. Ik stierf weg en zijn hand nam mijn schoenen aan.
Even nog.
De tijd? Daar heb ik wel iets mee.
Is daar nog iets over te vertellen?
Neen, zelfs de ruimte is hier niet in bemeten. Ik verbijsterde in een bedding waarop iemand als lijk op stroom gezet wegdrijft. Iemand die ook op mij lijkt.
In het kort beschrijf ik nu een doodsschrift van een afgeklauwde hand, waar inmiddels ratten vreten en aan mijn verstand puilt een ziendersoog achteruit waar ik geluk ervoer als sloepje in dragend bevaarbaar water.
schreeuwen om het hardst.
_proloog_
Zie mij eens ik dwaal af
ben een pluis van paardebloem
opgenomen uit het plantsoen
tot vrucht gestoken in een hoop
door honden tijdens het jagen
nagelaten
ik plant voort in deze zegeningen
ben als negerin mijn eigen slaaf
in vermenigvuldigen van een volk
zaadverstrekkers voor een nieuw
en ondoorbreekbaar geslacht
_dialoog_
De publieke functies zijn weer opgerold
taken gericht op overleveren aan de ambulante dienst
een vluchtweg bleek een fietsbrug
een spoorbaan alleen een dode trein
het was lente op het oog
de mussen en de oude vrouwen
wiste en bevuilde het verglaasde oog
en ondersteunde met hun vragen
het orde personeel met handhaven
buig mij uit sprak nog de reling
houvast biedend aan het oog
_
omhoog gevallen zocht ik door het gebladerte
voor het eerst bewust van mijn aanwezigheid
verdwaal me dan ook maar uit het oog gevallen
werkelijkheid ik kus de grond waar op ik val
met iedere trede die mij dwingend toe sprak
toch te waken voor het raken aan verankeren
ik keerde nog mijn rug toe aan de nacht
en verwachtte daglicht op mijn wendende schreden
onbevangen nog van uit mijn angstdromen
-
merkwaardig toch mijn huid
zo verweert zonder rede
vergrijst mijn oogopslag
en ook mijn gehoor toont
als slijtage aan in horen
voel de zon al tegenspreken
gloeiend als een foedraal
heet water op mijn kaal
geslagen gelaat
-scherpgericht
schutterstaal voor aangelegd verrichten
doden door het glas beslagen goed
kijk! weerlicht loop nog in de gaten
donderend geluid als oude klokken
komen in het onweer uit de toren
een inslag die tot ontbranden
mij bevrijdt van dit ontaards verlangen
epiloog_
*SLAVENZANG*
Het koor van dwaal en dwaas
breekt menigmaal zijn oor op luister
verstierd het licht verstrooid tot duister
vermaalt het geloof tot harde kiezel
breekt in op slappe bodem tot moeras
Het betrof een liedje om mee te beginnen
een woorddansje in orkestrale sfeer
spiegelballen wentelde in genoegen
het hoge plafond viel kleurrijk uit een
Ik was God in mijn gedachten
spon nog garen in mijn hand
ving de vliegen af en begaf
me zieletogend naar de straf
een kerm en ferm geslagen
ondermaats verdeeld gemak
mijn luiheid delft zijn eigen graf
Hier staat de prior en de pastor
daalt de koning af tot bedelstaf
helt de vaart tot vlammenregen
heb mij lief o schat mijn schat
ik donder van katheder af
ach mijn waarde is onderhevig
vertaal mij maar in leugenaar
zie mijn beeld vervaagd tot regen
een scherm van mist tot wolk vertaald
neem mij maar op in de annalen
en laat levenslot ook voor de grap
even hangen in het kozijn van teveel
oorlogen die ik in mijn hemisfeer
gestreden omwikkel met het doden
van het laatste kindsdeel in mij
ik raak volwassen in dit leven
weet me raad tot daad gesteld
en verwordt te meer een vagend teken
een kruisbeeld aan mijn gevel
een nagel aan het misverstaan
bijbel mij maar met de laster
schenk mij uit in dit bokaal
de kaalslag is met omhaal
al met de laatste boom vergaan.
_synthese_
ik ben uit onbekende oorsprong
mijn ego glanst de jaren uit
dof ook maak ik lichtjaren
in herinneren aan mijn jeugd
treed ik het meest naar voren
met mijn ongewassen huid
bevlekt met uitwisbaar delen
brokken van een ogekende aard
cyclus verpand.
Ontluikend was de streling voor het oog
zacht de tint in onschuld nog gevangen
het maagdelijk groen nog lente licht
voorjaar schonk in volle teugen leven
botte uit en ving meer in ontvangen
hout op stam en meer bevangen wijs
in volgroeien ook voldongen
door teveel dagen ook beschonken
en gekrengd in breken van de kroon
gesloopt op kracht en gemaakt
voor blik en wegvangend zien oogde
in volwassen meer schoonheid
toch de botte bijl ervaren en het mes
dat door de dwang weer keurslijf werd
naast milde snoei voor groei
dat kalm weer bedachtzaam
de regelmaat van 't zijn genoot
nu evenwichtig nieuwe richting
koers meerstammig uitgezet
wel kwetsbaar in de vrucht
niet vatbaar meer verlucht
Hoop
De magie van het beschonken woord
zij dronk met teugen ik het brood
rood om glas en wit verkorst
het leven deelt niet minder
in een teug een slok een dronk
met een tand en hap een hauw
was het bloed en was het vlees
wij braken samen in het avondmaal
ons raakte meer in verwarren samen
zij in mij en ik in haar een kleur een klank
zo wij er waren waren wij iets samen
in de mond waar vlees weer brood
en bloed rood weer de wijn
een afdronk van ons samen
een oud verhaal sprak van het breken
belichaamd door een ziel
en van de beker dis wij dronken
vloeiend het geen door aderen snelt
ons was het amen ja en zegen
de dag daarop viel niemand op
wij waren los en samen nu meer één
_
vertrouwen
Hier schept de hoop weer moed
moedig ik mezelf weer in 't prijzen
als bieden op elkaar met loven
onvoorwaardelijk gevend
in nemend met elkaar gezet
innemend op het oog van weten
in kennis stellend van het ons
de feiten liegen nooit tegen
al spreken zij het te vaak van wel
krom en tegendraads als liefde
op het eerste ogenblik verdiepte
meer het innerlijk refrein
dat kloppend nachtritme
een regelmatige inspiratiebron
niets is vals met onecht lijken
waar oprechter hand zij wenkt
en taalt in al haar zwichtend kijken
tot hergrijpen hetgeen hij kromt
in zinnen tot haar liefde richt
als uitgelijnde delen zorgvuldig
bij de vrouwenvoet tentoon
om even maar de schrede gang
van haar bewegen te vatten
in zijn hand van strelen
haar innerlijk behang
breken
Ik speel haar en zij met mij
beide zijn wij een gebarentaal
al is haar basis breder dan de mijne
wil zij mij alleen maar mezelf delen
de zorg richt zich op elkaar
van enig houvast tot een zijde draad
zachtaardig maar zeer breekbaar
deelt zij mij in bij haar verraad
merk ik een ruimte in verwijdering
die zij ook met een ander deelt
waar ik geen weet heb van begin
komt hij bij haar wat mij verveelt
zo terloops een naam een punt
waarop ik weet stap op de plaats
geeft mijn gemoed wat is misgunt
de vluchtigheid van liefde helaas
in vertrouwen nemen is geen relatie
innerlijk bloei verschrompelt in verzet
van opmerklijk duiden tot jaloezie
verteer ik woordloos wat gevoel belet
zij is mijn alles ondeelbaar moet ik zijn
onvoorwaardelijk in geven wat is mijn
terwijl zij de ruimte neemt in't geven
wat ons betreft 'n zij met d'ander leven
de liefde is een overspel van het teveel
je geeft het een en verliest daarmee
de hoop in delen geeft zij een ander mee
en ik vorm daar in lijflijk geen enkel deel
_
Woongenot, in spreektaal uitgedrukt..
Besef te meer dat naast fraai besnaard gedachtegoed er ook stront zit na verteren.
Hoe schoon ook bloed mij door de aderen stroomt, ik zeik gewoon ook als het moet op straat.
En van mijn gelaat straalt naast geluk ook bitterheid, gaat hand in hand die snotpeuterend laat waar het me de neus uitkomt.
Dus mocht je willen zelfs voor één keer, dan is het beter mij te villen. Stroop dat vuil bezwete lijf maar af. Ik ben niet alleen die schone aan de haak met op mijn nachtkastje parfumerieën.
Temeer besmeur ik ook mezelf met obscene gedachten, bedenk me maar niet alleen in rozenkransen, zo ik er al ga in het beleven. Er is ook een hardharig lijf dat hierin bestaat; dat schreeuwt. Niet alleen in schemerduister licht ik de mond van liefde, spreekt mij de lust ook in het tegendeel van woordelijk beminnen. Ik kan ook houden van het beest dat in mij leeft en uit pure drift zijn lust bevrijdt op anders lijf al blijft dat in enkelvoud een lief gegeven. Ik sta niet alleen met Plato in de hand te lezen over hoe ontmand in wezen ik het vrouwelijk deel moet vrezen zonder vleselijke lust. Als ik al in al mijn beschaafde delen weer mezelf hervoel, kom ik klaar met iedere gedachte die ik lozen kan.
Dit is dus de keerzijde van mijn opgepoetst verlangen
een gouden smet en verder bekraste medaille.
Ik ben geen onbevlekte ontvangenis,
noch een gevangenis van rust.
Eerder nog een heiden in de kerker van dit lijf,
waarin ik nu gevangen zit te zieltogen.
Op veel opgekropt gemoed om te geloven
en daarmee alleen maar zeggen wil;
dit is een onderdeel van mij,
dat ik alleen met jou wil zijn in mij.
Dit kan delen zonder heilige schijn
En dat ik van ‘t woord alleen kan leven.
Neem mij als je wilt, maar ook die andere zijde.
Wartalenten heeft iets met fietsen.
* Tourtocht, zeker winderig een hels karwei.
* peleton, een schuttersputje van waaruit doelgericht een kloot naar voren schiet.
* mannen rijden hun kuddegeest plat met trappen.
* fietsen is geen eenzaam plezier met twee ballen en een grote er tussen in.
* Veel etappes leiden een hijsend bestaan bij de bar (slechte omstandigheden van het bier).
* ik ben wielrenner van beroep, alles loopt op rolletjes; sprak de vertegnwoordiger van geest.
* Iets anders: Tour de France. Een klusje Tour de Force in het volgen van verslagen.
* Van lotje getikt is gewoon hetzelfde als wedden om de snelst draaiende trappersas.
* Je ziet ze driftig bomen op hun fietsen; als vleesbomen planten zij zich voort.
* Kijk hij buigt voorover om over het stuur heen zeker te weten waar de weg ligt recht, vooruit.
* mannensport, als zovelen, van herenswege ondoorgrondelijk gebleken doelloos op de fiets.
* van een oude fietsenmaker weet ik dat de kloot ook in de stang zit om vast te drukken wat anders stuurloos is.
* een woord dat ik altijd vergeet na de tour is het criterium, wellicht een uitgemaakte zaak.
· per slot van de wielerronden afgetrapt en uitgeleefd de gok gewaagd en weer verloren. ___
Leven uit één stuk!!.
een lijn uitgemeten in de tijd die alles samenvat
waar ononderbroken lief en leed in samenvallen
daartoe neem je je eigen huid als perkamentpapier
iedere rimpel stond er al voor je weergegeven
zelfs de patronen kleuren in pigment er beter door
lager nog je voorhoofd strenger in het fronsen
haargrenzen scheppen voordurend jou opnieuw
je oren groeien met je neus gevleugeld door de jaren
je nek word ruimbemeten vel een halszaak wel
evenals je schouderpartij hangend gebukt staan
de last heeft zich ingebogen tot je rug gekromd
de buikwand is van stijfverband naar weker delen
je geslacht al eerder een afgedankt gebaar
waar liefde en genegenheid zich vermenigvuldigde
deelde je er de lusten van je leven die je is ontnomen
ook je dijen slapper in het bewegen meer onzeker
knieen knikte eerder van de zenuwen voor het leven
buigen nauwelijks meer ergens voordoor
zo ook je kuiten en schenen blauwer en geaderd zijn
staan je voeten scheef in het leven schoren zij
stap voor stap nader tot jouw rust waar je ogen
braken op de scherpe van het kijken zie nevel
hulpbehoevend is je leeuwendeel
nog adem je krachtig in het gegeven
dat je kinderen vrolijk zijn zie je oog op slag
na oogopslag hun kinderen leven en je weet
voor jouw tijd is dit heelveel geweest
ternauwnood spreek je onwaarschijnlijk
toch vernam ik nog dit woord van liefde
je handen begrepen mij daarin met vingers
strengelde wat samen zonder knijpen
hoop was nog het enige dat je vroeg
om toch vooral dit doel van even te
nemen in mijn herinnering.
Er was niets tegen gewassen.
kleine zwarte pareltjes op de verweerde ondergrond
ter hand genomen weerbarstige regels
waarop in vlijt de liefde werd gespreid
in oogwenken ontpopte beeldig groene weelde
klein maar strijdlustig in ontginnend zand
nog voedingloos maar volmoedig
wroete lange vingers in de ondergrond
enig handtastelijk geschoffel hielp reusachtig
gewassen ontstonden door de groeimaand heen
weelderig werd licht gestrooid in wollige stralen
bladen vol aan woordkeus geen gebrek in vlekken
op de fris en vers verschenen dagen
nachten trokken ten strijde tegen slapeloos gedrag
ieder uur bracht nader dan verwacht toch ook neerslag
maar met overwonnen regen van hagelstenen
welde stelen tot bloemknopen toe en ranken
hieven verheugt met grijepen zoveel kansen
nooit verwacht de hemel kwam al nader
Kennis van goed en kwaad bracht vruchten blozend
tot de boom gebeden op de biddag voor gewas
werden verhoord en onverstoord brak de hooimaand
in het oogsten jubelde menig dicht gegroeide haag
er viel boven het verlangen uitgerezen veel te halen
iedere hand greep wellustig om zich heen
en graaide vol opgekropt verlangen
de oogstmaand was als wijnmaand welgesteld
men telde zegeningen en ging te rusten
morgenstond altijd met goud omlijst uit eerder weten
maakte ogen lui en moede voor de nood
die nacht pal voor de rijkdom van het groeiseizoen te halen
viel de hemel ter aarde de nacht over de dag
de zeeën spoelde over alle aarde
en diep verdroten verlieten zij die liefde smaakten
het beloofde land in bitter geween over zoveel
valse hoop op deze vale ochtend waar stormschade
de ogenschouw nam.
men nam afscheid van de rede en gelogenstraft droop
menigeen likkend aan de verwonde ziel
zjin geest onderhanden en vertrok naar de geboortegrond
Hier gaat het om hier komt het op aan.
komt en gaat en was van zoveel eerder
de straat de bomen de witte gekalkte gevels
het vreemde dak de ruit er op waaronder jij
de nacht doorbracht je kon zomaar in de hemel
staren en je wist zeker daar woont god
mag weten wie waarvoor je nog op je blote knieën
sprak dat je weer ging slapen moe was met je ogen
toe maar onder de tot de morgen stond te wachten
op dat wonder dat geschiedde zoals duizenden jaren
eerder al beloofd en wist je jeugd met ouder worden
weer een etterpuist in je beleving vroeg je vergeving
ontving daartoe zo 'smorgensvroeg weer havermout
met vette melkpoeder en je spieren sterkte aan
op witte bonen in tomatensap als toetje nog die lever
traan voor huilen was het toch te laat de winkel
haak in korte broek toch wel herstelt was het enkel
dik en vleeswond op je knie je verbeet de schoolbank
in het leslokaal de handarbeid die je was aangedaan
en speelde net als was je klaar met buiten op de braak
de vlam in het droge riet ook die vonken inktzwarte vegen
steeg ten hemel als fonkelende sterrenregen
gelijk de nachten waarop je opgefokt in vol vermogen
op een oude puch zwaar opgevoerd te pletter reed
je blauw betaalde aan de verkeersovertreedde wet
matigheden en uiteindelijk de vingertoppen kapot speelde
op een tweedehands links bespannen stratocaster waarop je
je verveelde je trommelvliezen scheurde ook goed
als een voorhang van je tempel strompelde je lijf
meer afgebrand dan goed begrepen maar niettemin
je speelde ronduit in een hoerig bestaan je eigen leven
vond rust in openbare wanorde voer thuiswaarts op de vuilstort
westerhaven tot en met het geuzenveld waarop strijd geleverd
de grond vervuild toch vlindertuin zo vol verwachting nog
hier sprak god je wist het zeker iedere druppel traanvocht er tegen
maar toch nu door je eigen hand ontstaan had je god nu toch
maar mooi gemaakt uit zijn eigen woorden herschapen
tot je evenbeeld hij was je als kind zo bij gebleven
later heb je hem gewoon vermoord
het was jezelf je ouderdom verried de jongensdroom.___
Zinvol ingericht rondpompend rood.
Merknamen.
vrouwkeert er toch ook niets meer aan mij.
die pantelon is goed gevuld met mij erbij
niets mis je alleen mijn bovenlijf springt er nog boven uit
maar boven de gordel spelen is toch blijf van mijn lijf
laten we niet vergeten af te rekenen voor die prijs
er staat eeen naamlijst aan gebeurtelnissen ingestikt
wasvooschriften om er uit te blijven zien zoals het hangt
en bovendien vandaag hebben ze het labeltje geniet
afgeprijst van zoveel meer maar nu de helft dat scheelt
morgen ben ik de man met pijpen
aan m'n lijf loop ik naast je voornaam
te zijn neem van mij aan je loopt er mee te koop
als jij dat fijn vindt nemen we volgende keer de aanbieding
van zoveel voor zoveel of in de uitverkoop
het enige dat telt maar dat was vorig jaar ___
conversatietoon.
:.
"als een olifant door de porseleinkast"
van ouder zijn op valse toon gezet verleden..
Gedachten meten.
minder meer.
Langzaam aan, gewoon aan, gluren naar een andere zijde waar lichtrepen verblindend zijn.Nogthans weten, dit is een gegeven van aanharkende delen werkelijkheid, gebroken in spleten. Het speet mij ook te moeten weten, dat de ruimte achter me te duister is om te betreden. Maar immer nu, tast ik in blindelings vertrouwen en voel een huid etherisch lichaam, bewaarheid uit mijn dromen, een gevisualiseerde schoonheid van weten; zij bestaat en stond mij helder voor ogen. Verlichtend in al omvattend zijn
Uitgelezen voedsel.
Smakeloos en teveel pitten, is wat ik hoor. Ook ligt het onverteerbaar op de maag.
Men raakt van streek en meer nog licht gestoord. Zo ongehoord zijn eiwitten te verteren, op de zwarte gallen na. Die groeien bitterzoet in mijn bladscheden te verdrogen. Waar niemand ze meer oogsten kan blijf ik volhardend leven.
Het droge oog en voor het onberoerde hart. Dat in een leven, te veel gegeven, eens mijn oogappel hier stal. Ik las haar uitgelezen wensen, zij mijn ingetogen zijn.Het bleek eenvoudig tot smakelijk verheven toch mijn oogstbaar veel. In weinig meer dan handwarmte uit een maagdelijk ongeschonden deel. Ze sprak tref zeker in mijn vruchtvlees door als rijpe vrucht. Haar smaak werd mij een wel bekoren. Ik wens mij haar levensdeel._
afslaand of toch rechtdoor verkeerd.
Op de stoel van het verzet verleden
"Heeft u ooit eerder..."
'Nee' , viel ik haar in de rede.
" U snauwt me tegen" Diende zij
mij van rebliek.
'in tegendeel', ik vermoede, slechts ten dele,
haar spitsvondig decolleté viel tegen. Ik nam
daarin haar stokkende adem waar.
Ze ging verder; "u bent hier onder behandeling".
'Ja, inderdaad' beaamde ik weer.
Ze raakte lichtelijk overstuur, of was het irritatie.
In ieder gaval in haar hals, sprongen bijna alle aders.
"Zeldzaam deze onverkwikkelijke conversatie"
Trachte zij weer, voet bij stuk.
'Persoonlijk zou ik het zonde willen noemen,
zo u en ik, wij hier in dit hok,' ik weer.
"Öntspanningstherapie" Ze nam het heft in handen.
"Voor de bijl d'r mee. Een eerste testcase,
waar waren wij gebleven "
Ik was daar tegen. 'De suggestie wordt gewekt...'
Ze viel me abrupt in de rede. "Zwijg en luister ik spreek,
wij doen dit samen.".
'Ik luister' fluisterde ik geïmponeerd.
Met in gedachten ook de twijfel:
wie zijn wij in godsnaam straks zo uitbehandeld.
Zij zette mij in woorden neer.
"Kijk, aan de hand van deze resultaten
is er geen hout van te snijden."
Ik verbaasde mij lichtzinnig aan dat woord en
stelde: 'welaan dan zijn wij
uitgesproken.......'
Ik werd onderbroken door haar telefoon.
Een massief bronstig geluid klonk door de hoorn.
Metaforisch gezien is dit spreekwoordelijk passend bij
haar blozend hoofd. Ze sprak, "een ogenblik.."
Ja wellicht met hongerige ogen; bedacht ik mij.
Maar goed wij waren onderbroken,
wellicht door een mannelijke cliënt,
naar ik veronderstelde mede gelet
haar toon, vriendelijk en zakelijk gebekt.
Ik sloeg haar onderwijl doodleuk
gade. Al had ze dat ook weer in de gaten sprak ze luid;
" luister ik werk, er wacht mij nog een cliënt".
Hoe verward ik raakte, viel uit haar ogen goed te lezen.
Haar wenkbrauwen vormde ernstige tekenen
van verontrustend kijken.
'Mijn god' sprak ik binnensmond,
maar luid genoeg opdat zij het hoorde,
'hoe misplaatst kan een behandeling geraken.'
Met een ferme klap was haar gesprek ten einde.
Zo goed als zeker haar hand verwoorde sprak ze onvertogen.
"Dit is genoeg. Wij laten ons niet meer verstoren."
Ik kleurde tot achter mijn oren purper
door alle beharing heen.
'Hoe bedoelt u' vroeg ik bleu.
"Laten wij"... 'u ook?' vroeg ik. "Ja, wij samen eens
de ademhalingstechniek observeren tijdens dit gesprek"
"Te beginnen bij het borstbeen" Ze legde haar hand op
mijn opengeknoopte blouse.
'Wat doet u nu toch!' Vroeg ik verschrikt.
"Hier gaat het om en meer nog
het middenrib voor de diepere ademhaling"
Haar handen wezen haar mond de weg.
Ik verijsde onder het verstijven en met overslaande stem: ' u bent
in overdreven zin zeer plastisch in het duiden van mijn tekort.'
In mijn paniek bedacht ik;
'dit loopt, gelijk ik hoorde uit het telefoongesprek,
vreselijk uit de hand.'
"Wilt u zich even ontkleden, tot de broek en
weer op de stoel plaats nemen? " Sprak ze opmerkelijk
vriendelijk bijna uitgelaten.
Gehoorgevend aan dit verzoek
stond ik op en deed hetgeen zij vroeg, maar onbegrepen.
Ze ging wijdbeens voor me staan, haar handpalmen vlak
tegen mijn maagwand, onder lichte druk van haar vingers.
"Spreek", sprak zij, "de volgende regels..." En ik citeerde....
Gelijktijdig was ik diep ongelukkig, zo ingesloten tussen haar benen
haar deodarantlijf pal voor mijn neus, mijn ogen die zichzelf de kost
moesten geven ergens halverwege haar bovenlijf.
Haar handpalmen gaven drukpunten op mijn onderste rib,
waarvan ik dacht dat god, mag weten wanneer,
die al eerder eens vergeven had om anderen reden.
Om haar aandacht af te leiden van dit onderzoeksveld sprak ik,
'mijn liesbreukencollectie bevindt zich pal onder u middelvinger.
Mocht u dat treffen dan is mijn ademhaling veranderend een kreet.'
"Heerlijk!"
Dit geheel tot mijn verbijstering. Kreet zij, "En zo onverwacht.
Ooo, neemt u mij niet kwalijk,
excuus voor mijn gedachten, het liep wat
uit de hand zo rond u maagstreek kwam de herinnering. Sterker nog intenser
door dat telefoongesprek daarnet. Dat bracht mij in vervoering"
Ik kromp decimeters in elkaar, verharde bij iedere beweging.
'Zo!' Meer kwam er bij mij niet uit,
met de blik ter hoogte van haar kruis.
"U daalt onder mijn handen zienderogen achteruit, met stemverheffen
komen de tonen nimmer uit de buik." Daarbij keek zij zeer voldaan.
Ik dook koppie onder in mijn bewustzijn en refereerde, piepend nu,
nog aan eerder in dit gesprek:
'Onverkwikkelijk dit, én, onbehandelbaar bovendien.'
"In tegendeel, van mijn kant uit bezien eerder het tegenovergestelde.
Meer verheugend en sterker uitgedrukt....za.."
.....' O, nee!! Dat onder geen beding.' Verweerde ik me hevig.
Ze hield even stil en haar ogen straalde.
"Wat is dat toch met u? Telkens iemand onderbreken.
Laat mij begaan, of op z'n minst uitspreken.
Ik stel voor dat we ook de conversatietoon
erbij betrekken." U oogt immers ook verlegen
onderhand en dat is onder stress volle omstandigheden
als deze al een gebrek.
Laat staan als u zichzelf eens moet bewijzen."
Ik lag perplex al aan haar voeten, mijn blik verried wellicht
een wanhoopsdaad. 'Ik ...'sputterde weer tegen, ...raak hierbij
zo met de situatie verlegen.'
Ze keek me triomferend aan.
"Dat in ogenschouwnemend nemen we ook de achterkant;
ontspannen van de bilpartij, vanuit de naad bezien
ligt hiermee voor de hand."
'Ik ben gehuwd....', bracht ik te bedde.
Waarop ze uitbundig werd.
'Bovendien nu ik het zo van onderaf bezie,
hoe verhoudt dit zich
tot uw andere clientele,
zoals uit het telefoongesprek daarnet.'
Ze schaterde.
Ik gaf het op, met zoveel lust
de ontucht willen gaan bedrijven
daar is mijn kruit verschoten
voor ik zelfs deze ruimte kan ontvluchten.
"Zeg, naast deze excercitie,
ten behoeve van uw spraakvermogen,
moet u toch écht leren hoe de emotie
het op een loopje zet met uw fantasie."
Ze sloeg me daarbij
met een intense diepdrongen
blik hard in mijn gezicht.
Omdat ik vanaf mijn standpunt af bezien
meer dan schaamteloos lag te staren,
verontschuldigde zij zich.
"Ja, inderdaad de aanleiding is heel banaal,
mijn vriend belde me zojuist. Ik was zijn verjaardag vergeten.
We gaan vanavond uit eten.
Ik schaam mij diep voor deze situatie."
Hetgeen ik moeiteloos toeliet.
'Ik veronderstel dat wij klaar zijn gekomen
met deze sessie.'
"Ja,." beaamde zij en rolde mijn stoel behoedzaam
maar resoluut naar achteren.
"Wij maken een vervolgafspraak."
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.
Volgers
Blogarchief
-
▼
2006
(48)
-
▼
januari
(34)
-
▼
jan 10
(18)
- in vogelvlucht genomen..
- Vandaag ben ik dit, morgen ben ik weer dat......*.
- schreeuwen om het hardst.
- cyclus verpand.
- Woongenot, in spreektaal uitgedrukt..
- Wartalenten heeft iets met fietsen.
- Leven uit één stuk!!.
- Er was niets tegen gewassen.
- Hier gaat het om hier komt het op aan.
- Zinvol ingericht rondpompend rood.
- Merknamen.
- conversatietoon.
- van ouder zijn op valse toon gezet verleden..
- Gedachten meten.
- minder meer.
- Uitgelezen voedsel.
- afslaand of toch rechtdoor verkeerd.
- Op de stoel van het verzet verleden
-
▼
jan 10
(18)
-
▼
januari
(34)