Uit niets blijkt mijn gelijk.

27 mei 2013

Ik denk dan dat ik me zie 



op straat, in de stad waar ik ooit woonde.
De plaatsen waar ik opgroeide, ik kwam mij daar denkbeeldig tegen.
Maar telkens bleek het weer een ander. Wanneer, waarom ben ik verdwenen uit mijn leven.
Een vraag, vragen, die geen antwoord verdragen. Ik stel ze mezelf iedere dag. Vanaf de dag dat ik uit mezelf vertrok, en niets meer van mij liet horen.
We deelden zoveel samen, overal wist ik wel een doorgang op de doodlopende weg.
We dolenden lange jaren samen en ik sloeg mij altijd gade. Het warhoofd dat wel begaan was, ik die te vaak overliep van fantasie, ik die vaak wat dommer over kwam, ik die slimmer leek dan die echt was, ik die wel eens nadacht en zelfs dat dan weer vergat.
Waar ben ik toch gebleven.
Laatst stond ik voor een winkelruit en zag mezelf even verschijnen, riep nog hè daar ben ik dus, maar ik was al weer verdwenen. Een droom, een illusie, schim, gedachtenspel, maar nimmer echt in leven.
Soms zit ik samen met je te eten, we hebben gelukkig altijd hetzelfde dieet, al at ik meer dan ik verwachtte waren we gelukkig nooit zo dik tevreden. We hielden ook niet zo van kijken naar elkaar. Een spiegel waarin ik mezelf zie is altijd een beetje verlegen. Ben ik dat, "ja ik ben". Ook nog word ik er beduusd van wanneer ik je spiegelbeeldig zie, maar nu wel blijer, "ha gelukkig, ik ben er nog". Zeg ik dan, terwijl ik weet dat ik niet achter glas op zilverpapier geprojecteerd tot leven kom.
Omdat ik niet zeker weet waar ik ben gebleven, ben ik eigenlijk nog in leven? Schrijf ik mezelf dagelijks maar, wie lees ik het dan nog eens. Geef ik nog een teken van leven, reageer onverwacht eens uit den vreemde (zulke bijbelse gedrochten bedacht ik altijd, dus heb ik die nu maar overgenomen) lees ik, of hoe verwachtingsvol, reageer even op mezelf. Zeg ik eindelijk waar ik ben, waarom ik verdween, hoe goed ik me voel, hoe ik me mis. Of zeg ik gewoon ik kom mezelf nooit meer tegen. Zelfs dat teken van leven is me lief.
Meestal praat ik in mezelf, omdat ik weet dat ik dat vroeger ook hoorde.

Maar tegenwoordig is het zo stil daar boven. Ik vertik het gewoon om samen op te gaan in mijn gedachtengang.
Ergens denk ik dat ik en ander ben geworden. Zonder taal of teken stiekem in een andere huid gekropen. Ik herken mezelf dan niet meer.
Loop ik met de hond op straat te spelen, schrijf ik iets onleesbaar op, maak een nietszeggend foto, daar lijk ik immers sprekend op.
Zit ik misschien wel in de trein naast mezelf de krant te lezen, Trouw wellicht, letter en geest of de tijd wellicht. Ik moet daar maar eens beter naar uitkijken, wie weet herken ik mezelf dan eens. Spreek ik mezelf aan en zeg "blij te zien dat ik nog leef. Ik hoef niet te vertellen waarom ik verdween of niet terug kom in het heden".
Zwijg maar gewoon want ik weet dan genoeg, al hoop ik stiekem dat ik dit lees.

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief