Steeg , de verleiding*
Het stond toch duidelijk aan het begin,heilloos doel: Doodlopend. Er toch in. Afgeslagen. Gevels hoger opgetrokken argwaan (gelijk tussen wijd gespreide benen starend naar een gapende mond)
ontnamen mij het licht te zeer. In het schemer de uitstekende klinker,delen plaveisel opgebroken rood.Teveel verwonding sprak daaruithoe struikelen mij voor ging.
Ik had beter moeten weten. Dit is de onbegonnen weg. Verkeerd afgeslagen breekt mij op, dit wespennest. In ieder portiek, de raat, staart haar verleden, uit elk raam blikt een facetoog van iemand anders.
Een verkenningstocht wenkte mij, dit was mierzoet het ware leven. Het naambord “De verleiding” deed gelofte aan dit lot. Vervormd door de duister en het holle licht klampte mij nog stevig bij iedere trede.
Haar hoogtepunten aan weerzijde,lege trapportalen, gaapte begerig donker uit het verleden mij nog na, met al teveel geknakte vleugelslagen,
trof het mijn oog, de goot in het midden,verdiept, er zwommen lang gerekte hagedissen in doortrokken, maar als enig leidend spoor, de staarten afgebroken van een eerder lot.
De doorgaande weg werd afstromend gelijk een spelonk tot een verleiding en ik werd er op het oog volledig in gezogen.
Aan weerzijde van haar lagen gehaven de, door bijen gestoken, lijken uitgestald te koop. Dit uit mededogen voor om het even medelijden of valse hoop. Slachtoffers van eerder aan gegane honingzoete verlokking uit haar schijnbaar lustige ruif gegeten.
Een leeuwenhol waar zonder kleerscheuren niemand zich bevrijd dan zij. Haar lust tot iedere man te verslinden in een vaginale holte,is uitgekomen in haar tomeloze haat.
Een kroegentocht met teveel vlees in rood aangelopen ramen deed, zover er in verzonken, mij de das om. Ik liep stuk op de laatste afslag, een blinde muur. Zoals beloofd was de terugweg ook onmogelijk. Berooid van alles wat ik liefhad restte mij de trap omhoog. Alwaar een meisje in het wit stond, wenkend, onschuldig maagdelijk nog. Haar handen uitgestoken, vragend, uitnodigend gebaarde zij naar zwermen dolend vrouwenvolk. Ik verliet mij en steeg op.
Uit niets blijkt mijn gelijk.
02 maart 2006
Abonneren op:
Posts (Atom)
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.