Uit niets blijkt mijn gelijk.

10 januari 2006

schreeuwen om het hardst.

_proloog_

Zie mij eens ik dwaal af

ben een pluis van paardebloem

opgenomen uit het plantsoen

tot vrucht gestoken in een hoop

door honden tijdens het jagen

nagelaten

ik plant voort in deze zegeningen

ben als negerin mijn eigen slaaf

in vermenigvuldigen van een volk

zaadverstrekkers voor een nieuw

en ondoorbreekbaar geslacht

_dialoog_

De publieke functies zijn weer opgerold

taken gericht op overleveren aan de ambulante dienst

een vluchtweg bleek een fietsbrug

een spoorbaan alleen een dode trein

het was lente op het oog

de mussen en de oude vrouwen

wiste en bevuilde het verglaasde oog

en ondersteunde met hun vragen

het orde personeel met handhaven

buig mij uit sprak nog de reling

houvast biedend aan het oog

_

omhoog gevallen zocht ik door het gebladerte

voor het eerst bewust van mijn aanwezigheid

verdwaal me dan ook maar uit het oog gevallen

werkelijkheid ik kus de grond waar op ik val

met iedere trede die mij dwingend toe sprak

toch te waken voor het raken aan verankeren

ik keerde nog mijn rug toe aan de nacht

en verwachtte daglicht op mijn wendende schreden

onbevangen nog van uit mijn angstdromen

-

merkwaardig toch mijn huid

zo verweert zonder rede

vergrijst mijn oogopslag

en ook mijn gehoor toont

als slijtage aan in horen

voel de zon al tegenspreken

gloeiend als een foedraal

heet water op mijn kaal

geslagen gelaat

-scherpgericht

schutterstaal voor aangelegd verrichten

doden door het glas beslagen goed

kijk! weerlicht loop nog in de gaten

donderend geluid als oude klokken

komen in het onweer uit de toren

een inslag die tot ontbranden

mij bevrijdt van dit ontaards verlangen

epiloog_

*SLAVENZANG*

Het koor van dwaal en dwaas

breekt menigmaal zijn oor op luister

verstierd het licht verstrooid tot duister

vermaalt het geloof tot harde kiezel

breekt in op slappe bodem tot moeras

Het betrof een liedje om mee te beginnen

een woorddansje in orkestrale sfeer

spiegelballen wentelde in genoegen

het hoge plafond viel kleurrijk uit een

Ik was God in mijn gedachten

spon nog garen in mijn hand

ving de vliegen af en begaf

me zieletogend naar de straf

een kerm en ferm geslagen

ondermaats verdeeld gemak

mijn luiheid delft zijn eigen graf

Hier staat de prior en de pastor

daalt de koning af tot bedelstaf

helt de vaart tot vlammenregen

heb mij lief o schat mijn schat

ik donder van katheder af

ach mijn waarde is onderhevig

vertaal mij maar in leugenaar

zie mijn beeld vervaagd tot regen

een scherm van mist tot wolk vertaald

neem mij maar op in de annalen

en laat levenslot ook voor de grap

even hangen in het kozijn van teveel

oorlogen die ik in mijn hemisfeer

gestreden omwikkel met het doden

van het laatste kindsdeel in mij

ik raak volwassen in dit leven

weet me raad tot daad gesteld

en verwordt te meer een vagend teken

een kruisbeeld aan mijn gevel

een nagel aan het misverstaan

bijbel mij maar met de laster

schenk mij uit in dit bokaal

de kaalslag is met omhaal

al met de laatste boom vergaan.

_synthese_

ik ben uit onbekende oorsprong

mijn ego glanst de jaren uit

dof ook maak ik lichtjaren

in herinneren aan mijn jeugd

treed ik het meest naar voren

met mijn ongewassen huid

bevlekt met uitwisbaar delen

brokken van een ogekende aard

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief