Uit niets blijkt mijn gelijk.

14 mei 2013

De avond


valt in goede aarde, de zon gaat mee.
Alles is ineens zachtaardig verbonden
met elkaar. De wind blijft achterwege liggen,
uitgeblazen voor vandaag. Er was immers
geen wolkje meer te bekennen
in de lucht, zelfs geen vuiltje
dat nog weg moest of verwaaien.
Zo had iedereen dus eventjes vrijaf.
Er werd daarom hard gefloten,
een ieder deed zijn best. De oude baas
deed het tussen zijn tanden, de buurman
tuiten zijn lippen gewoon. Een kwajongen
zag het ook wel zitten en floot naar iets
schoons dat hij wel zag zitten en
net voorbij kwam fietsen. De buurvrouw 
keek boos daardoor.

Verder was er geen kip meer te bekennen, slechts
hier en ook daar één kraai. Er viel zo nu
en dan een doodse stilte, opvallend genoeg midden
op de uitgestorven straat. Daardoor zag niemand het
liggen, dus raapte ik het maar op. Het woog niets,
ik voelde mij dan ook niet bezwaard om het te tillen.
Wel keken even verder op wat kinderen verbaasd op
van hun bezigheden in een andere straat. Ze zwegen
er gelukkig over. Daarom kon ik ook zo rustig
verder gaan in het verstillen van dit lichtgewicht.
Het liet gelukkig ook niet zoveel indruk achter
waar ik het had gevonden.

Zodoende kon ook de nacht invallen. Al het licht
verdween ergens achter waar je van hieruit
niet bij kon komen, omdat het daar al horizon is.
Doordat op deze mooie avond nu ook doodstil
ontbrak was er geen sterveling meer te bekennen
die wist waar dit opsloeg. De oude man keek
daarvan op, maar was al bijna blind. Evenzo 
de kwajongen die ook verblind bleek op dat lekker ding,
dat zelf niet wist waar of te kijken. De man
die floot, beging een stomme fout in de ogen
van zijn vrouw, dus die zagen het allebei niet zitten.

Wat bleef waren toch de kinderen, die weleenswaar
zijdelings gadesloegen, hadden zij het wel treffend
voor elkaar. Pal voor het slapen, zij deden dan ook,
vroeger dan de anderen, al hun oogjestoe. Zo namen ze
daartoe met hun dromen nog een luttel ogenblik gewaar
van deze afgestorven avond, die 
verder heel normaal verliep. Al viel het 
de sterrenhemel op dat er zoveel verloren momenten
van die doodstilte nooit waargenomen werden
door de mensen en zij dus alles altijd maar 
in het holst van de nacht alleen moesten opknappen. 
Tenzij er uiteraard een wolkje verscheen, of een vuiltje 
aan de lucht was, of gewoon het toch weer klaarlicht was,
waarin iedereen dag zei tegen elkaar, om de stilte te verbreken, 
of gewoon weg voor elkaar.

Al met alles vond ik dat 
toch wel weer mooi meegenomen  
van mezelf vanavond, voor het vallen
van de nacht, toen zelfs
de vogels er naar
konden fluiten.




Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief