Uit niets blijkt mijn gelijk.
21 december 2008
Geen plek hier op aarde,
-
-
-
-
Adam en Eva waren zij, togen hoog noordelijk. Om het geluk te halen opdat zij hun onrust achter konden laten waar het eerder in het leven omdraaide.
-
-
-
-
-
De maakbaarheid van de aarde waarin zij verdwaalde bleek een gekapte achterhaalde scheppingsdrang van het onhaalbare.
-
-
-
-
14 december 2008
de vrouw
Haar lichaam toonde als een stemvork, sloeg nergens op of klonk. Op harde grond galmde haar ledenmaten in de schraalheid van het onthaarde lijf. Gerustgesteld speelde zij in uitstaande vork met diepe zuchten hoe ingenomen zij door menig man daar genomen was. Maar dan diende de stemvork eerst met ferme tik geluid tot stemmen aleer zij in de verleiding van weerbarstig verzet zich liet nemen tot onmogelijk beheren: met wat haar aangreep.
Geen man hield stand in haar ogen, en doofde alras in alle toonhoogten; enkel omdat zij slachtoffer wenste te spelen in het ontkleden. Ze had zichzelf teveel bevrijd met heren waaruit de zuiverheid van woorden haar verlieten met de stemvork op zachte zijde doofde in lauter herinneren. Hoe zij al hun instrumenten stemden tot zij weer vals klonk van verdriet en hen verliet. Nu met uitstervende klanken slechts de schim speelt achter een maskarade van de nymf die zij ooit was.
Haar lichaam uitgewoond en afgestorven gelijk een gevallen blad. Muziek voor dovenmansoren die zich nimmer meer te luisteren leggen aan haar schoot. Geen haard en huis wil haar nog bergen in verspeend verdriet: hoe man en kindloos zij verzucht. "Dat kinderjaren het enige dunne weefsel van haar eigen lust betrof en tot leven rest".Met deze schuldenlast geïnd aan opgelegd verstild verdriet moet zij verkommeren in zelf gekozen eenzaam vertier dat leven meer dan lust ook verinnerlijking verdient dan oppervlakkige bladmuziek. Waar zonder instrumenten niets mee overeenstemt dan de schoonheid van een ijskristallen geest.
12 december 2008
een stekelige aangelegenheid
ik was nog onderweg over bospaden. Overwoog te gaan schrijven over stekelige heden. Iets bijtens bracht mij daar toe. Het stak niet zozeer in het oog, maar het oor beluisterde kramp.
al voortschrijdend bekroop mij het gevoel dat mijn fijnschrijver niet was voorbestemd om zelfs maar te overwegen mezelf hierin bloot te geven. Liever staar ik wezenloos met tegenlicht naar de schoonheid van de bottel. Die zo uitstekend oplicht dat zelfs ik vergat om verder me over stekelige aangelegenheden uit te laten dan met de hond, mijn trouwe vriend, die uitgelaten voor mij weg schiet. De zon stak schril af in laag strijk licht waardoor oogverblindend ik willekeurig een richting prikte uit het verschiet in schier onmogelijk begaanbare paden. Zelfs de tijden vergat waarin dit zich afspeelde. Alles liep zo als het goed afloopt met uitstekend weer, men vergeet wat men vergat en stak de handen in de zak, om te achterhalen waar of de pit zat in het doorlopen van eerdere prikkende afgesproken dwarsheden.
29 november 2008
Het oogt als een herinnering
in dagen die hunkerden naar vrij zijn
getrouwd nog en het land aan werken
slechts ten dele voor de kost
blikvoer om in een ommezien
te ervaren hoe het land vergaat
in den beginne was gazelle
afgeladen voor de aftrap
richting brabant begin zeventig
het tupperware land bij uitstek
met veel failliete fabrieken
een boer als hobbyist trok de wagen
geen gezicht met zoveel varkens
opgehokt en opgefokt tot lijk
waden stinkend stikte ik daarin
st Anthonis een nieuw gedicht
als maisvelden zoog de gier
rondom de dennenakkers
zure regen besloeg nog slechts
een toekomstbeeld voor pijnbomen
nu vergrasde mij het beeld
het jaar daarop viel Drenthe
uit de toon van het behoud
behoedzaam alles conserverend
stonk de geldzucht uit de naden
van de rentenier de ateliers
van welgestelden die kunstjes
toonden, toen al in de vorige eeuw
we fietsten afgeladen op naar diever
wat ons gestolen had kunnen zijn
dwingelde de heide als verslagen
grasland vol pijpenstrooitjes
ogen op steeltjes loerde in het heelal
terwijl de grond verloren ging
onder het geweld van natuurmonument
liefhebbers en verwerd met Lhee der ogen de stilte
tot een verward Vondelpark voor desolaten
met dolenden op alternatieve wegen
Gelderland was in die dagen te groot
doortrokken van veldwegen
langs hobbelend en vastgezogen
in een plas die lag te spiegelen naar
de bomen je zag wat de tachtigers
aandachtig nog romantiseerden
vervangen worden en men aslfateerde
Apeldoorn in het oog stak schril af
in een verzonken snelweg bij haar afslag
steil de oevers van de wegen als hun godsdienst
brokkelde alles af tot zelfs de vale ouwe
er aan moest geloven dat gejaagd
niet meer schreven wordt voor
kroondomeinen en de zijne
maar hen die voorstaan een jachtig
bestaan rivierenland met zoveel
verdriet doordrenkte uiterwaarden
liet alles in de vaart der volkeren
achter zich
ook begin zeventig verzonk ik zelfs
ver beneden peil in de stad die alleen
lag licht te vangen uit de ogen die het stak
dijk noch land bestierde en verbonden
met zijn reepje asfalt naar die andere
op de rand van de afgrond stad
hier borgen wij ons op tot stichten
van een gevluchte en gewaande werkelijkheid
de veiligheid voor kinderogen in de wanen
van de tijd met gescheiden wegen voor snel en
langzaam wegverkeer oud worden dat leerde
je hier was decennia lang werkloos toe zien
hoe uit het slop gekropen de stad verried
dat langs de dijkvoet men schoorvoetend
omhoog moest om op de kruin water te aanschouwen
ik ving vliegen af die moordend door het land
mij leerden collecteren wat stilte te berde bracht
uitgewaaid zijn nu de kinderschare en rust ik hier
bijna in mijn graf waaruit de stilte weggesloopt
door overvliegende landingsgestellen
nog was Holland in zicht mijn geboortegrond
anders ingericht heette het toe eendracht
als polderland in zwartwit vast gezette herinneringen
de bijlmer werd ook daar ingezet
verstedelijk te grootschalig voor de fiets
gesneld als ik geeneen gevlucht op het gevaar
af achterhaald te worden door deze mokkumslag
die zonder stoot miljoenen wil herbergen
in zijn schoot kalm brakende vuilnisbelt
oorverdovend is mijn wieg tot graf
in andere talen opgenomen een vreemd gezicht
dit noorden van het land dat aan de westkust
liggend waterland drassig in haar rondom
versteende hart
het echte noorden lag veel hoger met haar
rood stenen medeklinkers opgetrokken
woonsteden uit de eigen klei getrokken
vergezichten een oude man leerde mij
vele jaren later dat groningen stond
voor grasbergen een wierde op het wad
een ritje in die eeuw kostte je al gauw
een dag van je leven en wat ongemak
lange polderwegen waar je kon leren
wat meanderen was langs grauwe abelen
en genieten van het zilvergrijs in het ver
schietwilgen met door je wilde haren zilte
kluchten van onmogelijke gehuchten
waar oranjevrijstaters generaal pardon
zochten voor hun uitgekookt brein
hoteldebotel was hun vervuilde vrijstaat
een onderkomen was geen onderkomen
voor de anarchist in smalle stegen
met teveel ruimte werden zij opgeslokt
ik kom daar nu nog weleens om te zien
hoe verloederd tot kneuterige tuintjes
hun verzet gebroken ligt gedicht
bij Pieter buren kon toen nog
met een dialect al is de negerij
daar ook al uit gebroken
wat rest er van laagland dan zeeland
een verworvenheid tegen dit verdronken land
voorbij Saftingen was voor mijn zuster
weggelegd zij streek daar neer waar ik
elders beneden peil verbleef steken
waar eens meidoorn de kronen spanden
wuifde eind vorige eeuw nog op de kruisingen
der wegen een enkele iep in het geniept
kernachtig uitgedrukt wist toen al het is niet pluis
met zoveel energie verwekken is het een groot gevaar
voor overleven kun je beter strijden tegen
de verdrinkingsdood dan in een stralingszone
onverrichte zaken keerde zich tegen het middel
de burg dat was op een steenworp afstand toen genoten
maar zou de randstad ook haar klauwen
daarop al richten vroeg ik me toen al af
in vrouwenpolder bleef het op hemelvaart
tussen de jonge duinen als prille borsten
in het zand nog droog terwijl nederland
die dag sopte in het nat
mij leerde dat alles overwaait in zeeland
en buiigheid alleen het slechte humeur
voor verder laagland betreft
ik mis herinneringen aan de uitgestoken tong
omdat we daar alleen over de napoleonbaan die thans
uitdijt gelijk de breedte van dit land tot asfaltbaan
waar kool in is blijven steken al staakte toen zwarte koppen
daar hun nek nog wel vooruit als achtergestelde kinderen
des vaderlands met zachte g uitgesproken dwangbuizen
keurslijven van hun eigen achterban en carnavalsweken
zijn blijven hangen in het verleden en bungelen
nabij geijsteren aan de overzijde dat daar lag dat loog
er niet om we wisten van de letterlijke landhonger
die limburgers genoten in een uitgevreten landschap
door mergel en been ging hier de andere kant
van pieter verloren en veranderende leuker
als heide tot een stijle verneukte recreatie plas
klein vink een dood wolfsven als toonbeeld
van verworden leegheid spande de kroon
waar stevenweert zijn sluisdeuren voor sperde
opende met gapende mond de maas haar grintgaten
zuid holland holde toen al achter uit
mijn tante lag daar opgeborgen
in een vissersdorp wellicht was
naast de schreeuwende havenmond
het land toen al geen gezicht
anders dan voor revaliderenden
opgekalefaterde veengronden
die er verzopen bij stonden
zo verdicht tot steenklompen
ik weet niets uit die eeuw
dan scheveningen waar ik stom
genoeg dronken uit wegtrok
achter den haag die veel te hoog
voor mij statig was weg getrokken
want daar vertoefde toch een rode uil
die proletariaat bestierde met zijn kale
kop en hanenkam armstatig woonde
op een steenworp afstand in de verloedering
een vriend die van mij vervreemde
in een platte flat te drukdoende met
carrière maken ach zoeter meer
waar is uw land gebleven toen
ik het doortrok zag ik bomen sneuvelen
in de strijd en boerderijen doortrokken
door bulldozers die gozers verdienden
met vernietigen dun tol tot welvarenden
wat daar nu nog rest heet groen hart
wat mij gestolen mag blijven
ik heb niets meer op mijn lever
want u terecht was enkel naast de dom
een onmogelijkheid van amelisweert
dat vertelde al genoeg hoe oude staten
uitgevreten om snel doorheen weg te wezen
geen land om in te vertoeven toen al niet
nu nog blijf ik daar zelden steken
met zeker weten dit metropool
van verbindingswegen is het spoor bijster
ik verlang naar een recessie waarin alles
tot bedaren komt en dat komt nu goed ui
wat nu teveel uitgespreid
langs snelwegen alles weg vreet wat bij mijn
verleden hoorde als een eerlijk open weidsheid
die wijsheid is weg gereten door het razend weg verkeer
de verkeerde kant uit gesnelde welvaart
een behouden vaart wens ik haar negatieve groei
becijfer maar eens wat al weg is in plaats
wat economisch groeit
31 oktober 2008
Gevlogen
De maten op de maat gesneden, alles pasklaar voor de overtocht. Gewacht om zonder zegen en met slechts een reden af te reizen naar de kratermond, waar lavaspuwend de moederaarde haar schoot aan mij toont. God ben ik daar uit voortgekomen is dat de kraamkamer waar ik ontsproot ik ga daar net zo lief niet dood.
Eerst omhoog. Dan weer dalen, indalen tot ik oog in oog met het steengeworden lijk tezaam voor paal mijn plaatjes schiet. Kijk iets eerder en ik had ook vereeuwigd zo versteend en koud hier kunnen zjin. Knijp me even in mijn vel, als ik gil dan ben ik het wel en is de dood gewoon een klompje lava. Gestold en wel en mag ik weer retour afzender de lucht in.
Geheel bekomen kom ik niet om maar terug. Dat weet ik zeker; ik leef onderhuids met stromen bloed.
doorgaans vlucht ik van mezelf weg, maar heb nu voor eerst van mijn leven een vlucht genomen om eens bij mezelf te blijven; hoog bevlogen, en dat is niet gelogen. Maar ook niet te gelove,
21 oktober 2008
kleef lang
terug van de verbeelding
iets wat ik allang wist
of gewoon vergeten was
in mijn gedachten nagelaten
of achterwege gebleven
waar ik ook wel was
schoon genoeg gewassen
geteeld op kluiten aarde
waar ik gegronde reden voorzag
dat dit geen beginnen aan is
doorleef ik wat aan mij kleeft:
Er was nog iemand. Met een analoge klok. Een polshorloge. Hij tikte tegen het glas. Er was haast geboden. Ik vroeg hem; "Weet jij wel hoe oud dit was"? Maar dat deed niet terzake. Ik wist toch ook wel hoe opgewonden hij was? Nee, dit ontgaat mij volkomen. Ik ben niet meer van deze tijd. Stond daar niet zozeer bij stil. Ben er daarom maar uit vertrokken. Voor dit te laat is heb ik geen tijd. Hij verwachte nog wel een moment. Dat was verstreken waarop ik terug kwam. Onverstoorbaar op gehoorafstand. Zo gingen wijzers voort, geslepen door de onrust door. Gedreven De stilte brak ook daardoor uit. gelijk op een slome zondagmorgen het licht opstak in vuur en vlam. Niemand stil stond bij het ontwaken omdat de tijd gewonnen had van het rad. Daarmee jaren voortgedreven op diamant. Nu kristallijn heel precies.
16 oktober 2008
Toen ellende onneembaar werd,
Met het sein op rood was teveel transport geregeld van wie zich doodzweeg zonder graf. De huid ontbrak gewoon van lijken waarop vastgelegd kon worden in bloed gedrenkt met penseelstreken hoe in jaren vergetelheid onderdrukking tot expressie kwam.
En nog vraag ik me af, of we nu wel die olifantshuid dragen om op het dunne vel van mensbeelden ons kunnen verdichten. Wetende dat geen strafmaat is geschreven voor slagers tegenwoordig die de hand slaan aan een kind. Er wordt te vaak een uitgeleide gegeven in het hof van heden dat toeziet op de achteraf gepleegde woordbreuk met leven. We missen dan gewoon de kinderhanden die dit bedreven en bieden ons zelf als hulpverlener daarbij aan.
15 oktober 2008
Water aan de lippen*
met wat geroken wordt
en weer vertaald
in uitgesproken woorden
het vuur
dat ons ook aan de scheen gelegd
verscheen met vage klachten
een klimaat om naar te talen
reeksen van waarden gedicht
voor later om op te slaan
als alles achterwege is
met wat nu voor ons rust:
1. Geen oog om te ontwaren
2. De gramsvogel
3. Gesteund door water
4. Krimpscheut
5. Er is meer gedicht dan zeegaten
6. Waar het over stromen gaat
7. Grensgeval
8. Ik wil iets zeggen maar weet niet wat
*gelinkd aan klanken die voortvloeien uit de herinnering: Albatross P.Greens Fleetwood mac
14 oktober 2008
zuiver glas
09 oktober 2008
Stille dag
Als ik deze dagen zou mogen kleuren waren ze wit, als mist. Ondoorgrondelijk maar dan van water. Het omhult en lijkt daardoor eerder op verstikken, een tikfout voor stilte. Niet dat ik daarom verlegen zit, ik heb immers stilte genoeg met de laatste slag die de platenspeler maakt, een tik een snerp en dan de rust die uit de boxen breekt.
'Het past in deze tijd om naast de moderne geluidsdragers ook de oude gewoonten te laten staan. Soms vult dat een behoefte aan, wanneer je even niet zo perfect wilt horen in doorvertaalde digitaal, en liever gewoon begrijpelijk analoog putjes aan wilt horen die bijna ritmisch één zijn met de muziek van de langspeelplaat. Net een poster toch, een plaat waar je lang mee speelt, hoewel de compact disc iets meer heeft. Die vult zolang leegte op een kant dat je bijna ongedurig wordt van spelen.
Het is dan ook van deze tijd dat alles gemakkelijk en snel moet zijn, het mag geen tijd meer kosten om de stilte te vermoorden die uit de cdspeler komt, DVD is daarweer een verbetering op, nog kleinere bestanden en nog meer stilte vreters op de schijf. Ze zijn ook lichter met het dragen, bij je te dragen als je eens ergens niet alleen wilt zijn. Of juist wel met proppen in de oren. Afgesloten van de werkelijkheid, de stille dag bijvoorbeeld. Vervult van sound in beide oren, een hoorspel of ingesproken woorden van collega's die je liever niet aanhoort.'
Maar vandaag is mijn stille dag, om aan te horen. Ik maak er maar wat van. De horizon licht op, ik kreeg een pluim, die stak ik op, de zon daarboven op en verder meer nog op z'n kop de rust die zwijgt in alle toonaarden. Dus wat ongemak, bijdehand als ik daarmee ben, doehetzelver in deze.
Je wilt immers liever onbegrepen leven, niet te verstaan met leven gewoon te blijven wie je bent. Iemand vol vraagtekens, die gezien mogen worden als merkteken, een handelsnaampje dat hoort bij mij. Ik plaats me even buiten mezelf door me met je aan te spreken, dat schept ruimte in de geest. Juist iets waar ik iets teveel van heb dus moet ik vlug naar buiten voor de leegte in te vullen anders sla ik nog meer troep met z'n tweeën, ik en mijn tweede persoon enkelvoud.
Dat is dus leven op deze kiezelsteen, doordraaien voor het daglicht. En om te bezien of leegte in vervulling komt die doorgestoken kaart die daarbij hoort; de levensvervulling. Ongerepte bezonnenheid, zoveel mogelijk verzamelen van alles dat los en vast zit. Bijna onbegonnen werk, maar op deze onontgonnen dag een mooi moment om mee te beginnen. Leve de zooi, ik ga er voor, werken om vrije tijd te vullen met begeerlijk turen door etalage ruiten, waar ik voor of achter zit. Mezelf uit te lezen boekwerk, ik zie mezelf wel zitten vandaag, op deze volmaakt stille dag. Loop wat rond door de minuten, uit de groeven van mijn langspeelplaat hoor ik de ruis al komen van de naald die stoffig door de jaren, nog wel diamant, maar niet meer zo geslepen briljant ploegt.
08 oktober 2008
Bosje rozen
07 oktober 2008
Dingen naar verval
geen woord meer vuil maken in wederkeren
lot beschikt tot volgend jaar
weer zaad zien dat ontkiemt
vruchtbed waarin ik misschien
de worteldeken vorm
een witte waas van schimmel

in de kiem gesmoorde sapstroom
weer tot inkeer kom tot leven
zonet gespannen ongericht
herinner mij in al die dingen
06 oktober 2008
Geheugen
(de natuur slaapt nooit waar zou ik me dan op moeten berusten)
Ik wind de jaren om mijn vinger.
Spin daar garen voor de dagen mee.
Gevangen in een web van vragen:
Van waarheen, waarom en waartoe nu toch?
Mijn gedachten laten zich eenvoudig strikken; als de veters van mijn schoenen. Daardoor loop ik nu te denken, had ik ze maar niet aan moeten doen. Toch aangedaan...
Liever nog zoveel vergeten dan ik hier nu sta, te weten hoeveel tijd verloren gaat met vrijkomen uit de kleefdraden die mij winden voor dit maal.
Dat verslonden, zoveel eerder, me leeg gezogen achterliet. Ik zou het bijna kunnen rijmen op verdriet. Maar dat doe ik nu nog niet. Want nog niet bevangen voor een piepklein spinseltje dat ik hierin voorzie en ook verstrik. Blijf ik staan met omzien hoe het verder zal moeten vergaan. Met wat op het netvlies is gevangen met het oog op morgen gericht voorzie ik tegenspoed.
28 september 2008
op een dag als gister (stijlloos)
de zon maalde aanstonds zeven het was negen
of een uur of acht er ergens tussen in
de avond brak met het ontkurken van de hals
een zaak die bottelen maakt tot schenken
ik schonk die aandacht zorgvuldig leeg
het glas zag bleek rosé meer helder
er was nog achter te lezen wat het was
de tijdgeest drong daarop aan
dat onverwijld het vloeien gepaard
met de getijden neigen naar de vloedlijn
het overspoelde met de wassende maan
ik overspeelde mijn hand en legde aan
de steiger kraakte ik maakte aan de dollen
in plaats van ankeren de schuit
en meerde af stootsgewijs bonkte
onderdeks de huid tegen de kade
gelijktijdigheid was onlosmakelijk verbonden
met een grote woordkeuze ongehoord
met voetsporen die wegebde op het plankier
hier viel de stilte van de nacht
waarop de kraaien gewacht op de wadden
waren uitkeken ze vlogen onzichtbaar over
en alles viel dood en stierf af
kleurde vermoedelijk rood voorzover het oog
me niet bedroog met droogvallen
het schuurde hoorbaar in het slijk
waar dingen nu eenmaal vastzuigen
die behoren aan de grond waarop ik stond
te schreeuwen dat dit niets meer betekent
dan een wantij nabij het nachtbraken
liep leeg en was vergeten waar ik was
stomdronken van geluk dat ijlings
door het spuigat verdween met kolken
17 september 2008
opgedoekt
Een voortschrijdend gemiddelde is gisteren afgerond. De overdracht op grond van ... o, nee de grond die ik ooit plagte te pachten wordt inmiddels gedeeld genot. Van alles had ik wortelschietend door de jaren daar naast de oogst mezelf bedacht. Maar nooit een einde in het verschiet met overdrachtsbelasting te lopen met een vreemde over je eigen intieme delen, waar je bijna ieder stukje zavel kent.
Het paadje, dat zwaar beladen van de deathlines die ik had met zaaien, ligt wat onbehagelijk begroeid te staren naar mijn voetzolen. Onder de kweek en ander niet geteeld gewas.
Ik wist dat afscheid mij ten deel viel, maar had het anders verwacht.
Eerder ik dood in de pot, dan dat een overspelige hand mijn vruchten neemt. Volgend jaar bloeien de fruitbomen voor een oogst om handen die ik mijn leven lang heb verspeeld. Het geeft ook niet te weten dat al bijna een mensenleven te delen viel met deze bodem van mijn bestaan vol levensreddende handelingen.
Het steekt ook vreemd genoeg met het betreden van de haag doortrokken van de brandnetel dat dit de aftellende schreden vormen van mijn aanwezig zijn op deze aarde. Verwarrend was ik daar op 200 vierkante meter domweg gelukkig. In het niets van zondagsviering prees ik wekelijks God. Bungelende dauwdrup aan het Gieserslot. Spiegelend liet hij de zon daarin jaren breken terwijl ik de mol verhaalde waar de regenworm zich bevond. Een helft daarvan had ik afgestoken, de andere leefde naar ik hoopte voort als Godswonder. Hij die alles schiep wat ik bedacht, van rode biet tot rode kool uit zwart zaad ontsproten.
Ik genoot aanzien en verwierf waterloten naast peulenschillen, altijd appels nooit één ei. Het heilige de heilige was de mestvaalt een bult stront met afgestroven loof, opgewoeld tot afgerijpt op de dag des Heere weergekeerd vol rode regnwormen. Mijn god wat heb ik u daar lief gehad met eenheidsworst van totale rust in oorverdovend vogelgesnater. De bron van leven om uitputtend de werkweek te vergeten die me bijna sterven liet. Ik had ook liever hier het lootje gelegd wat ik nu zonder moes moet meezeulen. Terwijl in de grond van de zaak mijn tuintje gedeeld genoegen van vreemden wordt. Ik voel de me Petrus, met zijn kloterige verloochingen, op het moment gisteravond toen de haan kraaide. Dat stomme beest kon niet weten dat het eigenlijk driemaal betrof.
12 september 2008
het is geschiet
Plempen van de put waar je in zat en bivakkeerde omdat het oorlog was ergens tussen je oren. Het donderde ook niet zoveel maar veilig onderlopen viel je ook niet tendeel dus bleef je steken in accoorden die Neil Young je naliet in herinnering als gebroken vleugels waar je telkens na moest staren, hoe zinloos ongevleugeld is. Liedjes die niet nalieten accoord te zijn met nasaal geluid van stembanden werden stuitend luider uitgesproken, vreemd toch zoveel stof daar op die kast waar uit het zwarte gat geluid diende te komen.
Wie luistert er nu nog naar je op het internet, waar je voort jaagt in virtuele beelden? Ja het is echt beter niet te genezen en er is ook meer dan een plaatje dat het oog ontmoet met uitbranden eerder dan uitgewist te geraken. Ook herinneringen leven langer voort, eerst even met tranen dan komt de vloedgolf van weemoed over waar zoveel eerder al je wieg stond de boel was ondergelopen.
04 september 2008
C2C
niks as tot as en horendol van draaien.
gewoon zien staan waar het voor staat.
ik las zo eens pablo neruda zijn canto,
ook hij hanteerde de generaal: als pardon
om doodgewoon en ook zeer nobel in een novel
is hij beulen gaan citeren, net klaar met vellen
waar hij, al te waar, de krassen zag van lijf
en leden. die zijn nu ontdaan met spreken,
over de zonen van de kust. mijn god,
mijn wieg tot waar ik weer keer, maw,
mhaw, het kan geschieden, jezus, een oud verhaal,
dat ik vervals. vel over been thans ook
mezelf uitlees in andere zinnen. in die zin ben ik
weer dik tevreden. onlangs, in mijn dromen
stond een hondsroos waar ik de wortel uit mijn lijf trok
omdat het geneeskrachtig heet tegen hondsdolheid.
maar ik vergiste mij, met de franse slag, geen doornenkroon
stond er de égantier zo verkeerd geciteerd
te lezen wat ik niet meer begreep: inmiddels uitgetreden
07 augustus 2008
De scheet
Noem niet zeer geknipt als wel geschoren om de ega's met in hun kielzog de dames te bekoren met blik dat geen andere uitstraling heeft dan stralend staal dat de zon met al haar licht kan verdragen.
Op een morgen, de zon scheen licht bewogen, tussentijds door wolken ontnomen, maakte zijn beurs voelbaar klaar om de dag te stomen met de begeerte van de met goud koper omhangen lustige consument. Zij die de tijd weer rijp achten om de lak met daaronder aangebracht metaal voor kiloeuri te verruilen wat hun oude ros, niet af geragd (wat geld opbracht) hun ook kon bieden zij het zonder het belangrijk aanzien van de buurtgenoten. En dat strelen en uitsteken van hun oogopslag maakte dat zij de beslissing beslist namen tot vervangen van nieuw tweede hands.
.....
23 juli 2008
Oor - log - boeken
Niets is minder waar zolang er maar over geschreven wordt, is een retourtje kringloop-, ramsj-, tweedehands- of advertentiesite boekenkraam toereikend. Ik stond laatst voor een boekenkraam, o, o, o, de boeken stonden in de rij, zo, zo, zo, zo, ze stonden daar vergeten raar, ze keken alleen maar naar elkaar en deden allemaal zo, zo, zo, zo ze deden allemaal ZO. Of er iets achter de ruggen schuil gaat dat vergeten dient te worden lag op alle bladranden stof toen ik ze kocht.
Maar een gemeenschappelijke factor hebben ze gemeen. Het verslaan van WO II en een ruime marge daar - om - heen. Eerst moest ik die periode 40 - 45 vullen met afstandelijke verhalen van m'n ouders. Weinig nieuws en veel verzwijgen. Verzet en wat er nog meer geboden werd, maar meer ook niet. Onderduiken deden ze ook in vredestijd.
Uiteindelijk raak je in filmdoeken verzeild iets teveel geweld gepleegd en vergeten hoe die acteurs heette. Het deed ook niet ter zake, je maakte gewoon je eigen verhaal. Er gebeurde op meer dan 700 km omtrek altijd wel iets wreeds waar je je aan moest storen. Desnoods omwille van de goede indruk. Zo liepen er protestoptochten door de straten te schreeuwen met ergens fel tegen of fervent voorstander mee zijn. Iedereen leek altijd wel op een standpunt te staan met duidelijk zo een innemen. Als bittere pil, of zoete koek. Zelfs kerkgemeenschappen deelden de wereld van goed en kwaad in met partijen kiezen. Roodgevaar en kille oorlogstaal, waar ook angstzweet van atoomgeweld bij hoorde. Prachtige paddestoelen overigens leverde dat angstzweet wel op. Het paste bij keurslijven die broeierig tegen elkaar wreven. Plakten, gestilleerd een nagemaakt vredesteken van het antiatoomwezen. We waren bevreest, althans we de deden toen in nauwe kring, net uit de kerkelijke kring bevrijdt, doen voorkomen dat we ergens anders bij hoorde dat bewust leefde of zich ergens aan stoorde. Dat moest, dat hoorde, zo zijn nu eenmaal afvallige calvijnisten, zij dienen een profiel te hebben en een schoon blazoen. Verder genoot een seksuele uitspatting de voorkeur om te bewijzen dat je los was van een vies verleden. Maar alles waait over of verliest al slijtend in de tijd haar scherpe randen, tanden en krijgt een kunstgebit. In genomen stellingen worden langzaam afgebroken. Je kijkt goed uit naar nieuwe vrienden krijgen, immers ook zij verhuichelen, of gereformeerder nog verloochenen hun principieel verleden. Ideologie werd iets op papier om mee te heulen. geloofsbelijdenissen leken op anti-kapitalisme mits het paste bij de gezinsauto. Kopschuw televisie kijken, ook uit de boze, kon nog net met zwart wit kijken. Excuses maken naar de ouders die de omwenteling al zagen aankomen en je weer thuis verwelkomde. Al voldeed je niet volledig aan hun wens, je was immers al uitgeschreven. Dus veel dan weer meer gaan consumeren deed je niet. Ze genoten in volle teugen van kleinkinderen en overvolle kersttaferelen. Men was genoegzaam en tevreden. Dat viel tegen. maar ach jeugdzonden hé, vroeger was het die domme strijd van goed en kwaad, vermaterialiseerd in westers denken en zondebokken die het allemaal niet wisten. Wij wel, wij waren immers zeer betrokken en rechtschapen. Konden kiezen zonder welvaart te verliezen. Antirookcampagnes leverde altijd krantverbrandende rituelen of protestoptochten voor de gevel bij een krant die je nu niet eens meer stiekem leest. Schreeuwend ongelijk, alweer een nieuwe auto, lcd tv, of groter wonen. Sinds de sixties is alles er wel op vooruit gegaan. Wat vroeger onomstotelijk dreigde met een stille lente was achteraf gezien toch waar. Er is ook zoveel verdwenen, schappen vullen zich met houtsnedig papier over verdwenen oerwouden. Ja zorgwekkend, vroeger en nu des temeer.
Veel gesus en nog meer gezo, je raakt belezen. Weet van wanten en vast inkomen. Dat geef je geenszins prijs. Je mag, door de verzakelijking heen, weer in een spijkerbroek lopen. Heel modern en heel gewoon. Hypocriet, dat gaf je je ouders mee, maar meer op hun dan ze zelf waren kun je haast niet lijken. Je bent verslingerd in de letteren, duikt boeken op om te beleven wat iedereen bezielde uit de tijd waar jij uit voorkomt als babyboomer. Er staat geschreven, gedrukt en te beleven veel van op papier. Bejubeld door onze commentatoren, gezaghebbers op ieder termijn van literair beleven. The New York times voor op, blaast hoger van de toren over allerlei hemelbestormende auteurs. Dat gaat eenvoudig vanuit een wolkenkrabber, je wordt geloofd. Gelogenstraft ook, met tegen betaling van luttele euri met terugwerkende kracht, maar op volle toeren de inhaalslag te behalen die haalde uit de zwaartekracht van Gravity's rainbow. Ja zo waanzinnig moet het zijn geweest. Pynchon kon het weten, ik las en kon belijden, ja en amen, te gek voor woorden. Het betrof een kletsnatte jongensdroom die waanzinnig explodeerde met een handgranaat. Bloeddorstig dan een lijnvlucht richting Germany was moordlustige maar weldadige songs die gelijk de poezie, uitgekraamd, daarin stonden. Geld speelde toen ook geen rol. Een bijbelsverhaal voor tegenwoordig.
Later, veel later, haalde je nog in je hoofd de verhaallijn van Thelen binnen. Omvoorstelbaar veel gemist. Hoe hadden jaren kunnen verstrijken, zo vergeten was bijna geen. Het eiland van het tweede gezicht, was voor jou een blamage op het eerste gezicht. Wat gelukkig, gode zij geprezen, met inhalend lezen werd ingehaald. Een beleving, verengt als een eiland en nota bene zelfs herkenbaar geschreven in bijna Nederlandse literatuur verhalende lijnen. Een vlucht uiteindelijk dwars door de tijd en wars van heulen beschreef Thelen de geboorte van een nieuwe eeuw haar barensweeën. Ach en wee er werd geleden. Je leert zo ook nog eens dat naast veel goede joden, ze uiteindelijk, ook heel gemeen, leefde van hun zakelijk heden, voornamelijk ideologische geldkranen, smeermiddelen voor de taal.
Nog één, van de hand van een boer uit Australië, Les Murray, nooit van gehoord, schreef, gedicht en onverstoord de decennia van de de 20ste eeuw vanuit een matroos zijn ogen. Fredy Neptune de god der zee, zwierf door alle tijden en maakte de slachthuizen van de turken in Armenie tot en met de eerste wereldoorlog in Europa tot de moffen die er uit voorkwamen, de door de papen geprezen derde rijkers. In het kielzog kwam fascisme, pril en maagdelijk erin voor. Een regime van veel trots en vaderlandsliefde dat in al die boeken geweldig is beschreven, vormt nu mijn oorlogsbibliotheek. Ik was mijn geweten met de stellingen vullen met over de 3000 bladen papier, schaf een e-book reader aan en verklein de werkelijkheid tot luttele kilobytes. Zo valt het verleden mee, is minder groots en meeslepend.
18 juli 2008
Het brood dat wij braken
zichzelf uit.
zelfgenoegzaam ontwaken maakte dat de dageraad goud spon om de dundruk waaruit belezen de heren herrezen die over alles nadacht de moederkoek voor lief namen. Veel meer god was niet te vrezen dan het woord waar het voor stond. Alsem en ons water verbitterde tot tranen. Tekort geschoten in alle opzichten van aangezicht tot aanzicht op het aambeeld aangericht smeedde men staal tot tuchtcolleges, hoorzittingen voor hen die horen hoe hiernamaals klonk. Bezopen op z'n minst.
16 juli 2008
ontuchtigend ontnuchtigen
Op een naastliggend ogenblik stond nog een uiltje te knappen. Het was een glasachtige dag die dag dat alles langzaam aan verlandde: Naar waar kusten vol van zijn.Van meisjes die aan het ontharen zijn, ook mannen spaarzaam gekleed stonden te likkenbaarden toen alles al geschoren bleek leek, nog.
De kaalheid was heer en meester en alles liep op z'n laatste benen wat gladjes en maar keken hoe het verder afliep. Alles wiegde boezem, water moedertaal. Enigszins stekelig ook langdurig en langdradigheden groeide ook weer aan de huid. Aanstonds aanstootgevend ongenoegen waar het huid en haar betrof. Een egel ontrolde uit de dag de schemer in zo voorvoelde zijn hand al klauterend de venusheuvel met rood voor ogen van pommes d'amour en haar niet zinde.
Ook hij was zijn benen glad vergeten en de getijden wisselden met stemming nemen elkander rapper af.
Er kwam eb en vloed en weerom eb, de wind stak op en werd aflanderiger terwijl de dag ontwaakte in piepkleine reepjes overvloed. Zo ook kwam onzedelijkheid aan het licht op plat gelegen plekken waar men rap zand overdeed. Omdat het gras ontbrak net als de konijntjes.
Niets hield stand of kon het daglicht nog verdragen, vrouwen gingen en kwamen zorgen dragen waar ook mannen hun handen vol aan hadden. Er werd in onschuld gewassen en bevallen. Iedereen aanbad de zon die iedereen ontuchtig bescheen en maakten tot een zorgdragend geheel. Ouderparen die, de lust vergaan, vanwege veld en wegen zoek geraakte onschuld. Teveel lange tenen met misplaatste danspasjes waar slechts uit voorbije eeuwen golfjes zachtjes aan de oevers knabbelden en geen genoeg kregen nu ondanks dat alles aanmatigend verhard was met hotelkamers.
Het leven lachte stralend uit een onvoorbehoede babyogen naar iedereen die daar op uitkeek. Kommervol de slotsom van tierigheid en lasten dragen.
09 juli 2008
Alles ging zijn weg
Droombeelden uitstierven gelijk zeldzaamheden beogen te doen, gewoonlijk met de dood bekopen.
Er trad een zwijgplicht aan het licht en in werking op het eerste gezicht dat aanzien genoot.
Het speelde vals maar heerlijk in de dove mansoren. Het lepelde oorsmeer en meer onsmakelijk heden.
Tot de tandraderen bewapende feiten, onweerlegbaar in de tijd, met vlerken die hun tengels kluisterde. Zij lieten hanen knallen tegen de schietpatronen.
Leeg als hulzen na een moordaanslag nu eenmaal zijn, bleken harde knappe koppen zich al in het weke vlees doordrongen van de vrees. Zich te goeddoend aan het ontnemen wat ook rechten had op vrijer leven.
Op één haar na, die ontsnapte vroegtijdig eenvoudig op de vlucht. Wat bijna iedereen ontschoot was aangeschoten, vloog hoog over boven alle bruggehoofden van kwaad geschiet.
Het was een ontsnapte zucht die bijna adembenemend het leven liet voor wat het was met hoog oplossend vermogen. Een glashelder toekomstbeeld. Leeg als helder water waarin mierzoet het verleden dreef. Verzopen onder het genot dat nu naar de strot greep. Of begreep dat alles elementair niets anders is dan opwaaiend stof om over na te denken. Wat de vinger nadien beschreef toen het neerdaalde op de doodkist was onleesbaar schervengericht.
Je brak er nog een lans voor, wat later een strohalm bleek.
Dit potlood schrijft thans, nu, een grijs verleden. Met wat ooit kleurlijk was, vervaagde tot wat met een vlakgom bleek; geweten en dat is niet voor niets gewist.
04 juli 2008
Lang vervlogen tijd
Er is een windrichting die wel eens overwaait op gezette tijden. Van die momenten die je weleens ingelijst tegen komt op plaatjes . Veelal is dat een richtingsverkeer, je ziet dat aan de bomen, of een vlag die er op waait. Stilstaande beelden verder, bevroren tijd. Soms kun je het bulderen nog wel horen tussen de oren van hen die daar in gebleven zijn. Dat waren dan nog eens tijden dat het onderlopen kon, een tien op z'n minst voor de prestatie.
Vaker waait het over, als een zomerbriesje zoals vandaag. Gewoon een zonnestraal en meer nog bladeren die bewegen met het ritme dat zich er onder begeeft. Het ritselen heeft daarbij iets van kledingstukken en doen vermoeden dat er iets in de lucht zit. Dat valt meestal tegen.
Herinneringen doen ook weleens teruggrijpen naar zeewinden, zo een van met alle richtingen mee. Meestertijd trouweloze duurzaamheden, een ja woord, maar zeker niet voor de eeuwigheid laat rokjes verwaaien. Maar zoals gesteld met alle winden mee. Achttien is een willekeurig getal daarbij, dat telt dan zeker mee. Veel later, bijvoorvoorbeeld iets uitbeeldend met eenenachtig maakt meteen weer misbruik van deze herinnering. Warm, ziltig en vaker nog doet het veel stof opwaaien, eerder dan zand, met toezien hoe de lust vergaat. Duinpannen werken uitstekend mee.
Is het uit verkeerde hoek dan zijn het najaarsstormen, die gaan te keer. Vooral als er geen weet van was wie of de vader tijd is die daar een rol bij speelde.
Ik kijk vaak uit over graslanden op mijn blauwe ogen kun je geloven dat altijd deint als golven van de zee. Dan doe ik net alsof ik tien ben, ook zomaar voor mijn plezier. En zie dan voor mijn geestesoog een windrichting verschijnen. Wat opgeblazen meneer. Hij blaast hoog van de toren, vaak een hoogspanningsmast dat kun je zomaar horen. Gierend is hij tegen gesteld aan mij. De regen nadert op zulke momenten, bijvoorbeeld opgezette tijden, je weet die van die lijstjes of daaromtrent. Je weet dan bijna zeker, dadelijk valt hij stil. En met een donderslag bij heldere hemel schieten er schichten door elkaar. Alles vlucht naar nergens voor een onderkomen.
Net tijdens de bliksem weerlichtte het op en zag ik hoe een kikker gele blaadjes versmaadde, het kroos doorbraak en in het verschijnend water spatterde het water van de regen. Die uiteindelijk ophield. Achter mij klaagde de zeurpiet over zijn opgezette boom van de foto. Hij was er niet zo zeker meer van wat houvast biedt, de steile oever of de stamboom die verkoold het leven liet. Ik krabbelde in mijn schrift een oorkonde voor het gras en de kikker die het daarin deed. Er glipte een druppel van de steel en de boterbloem die knikte mee. Ja zeker het was geschiet, het klaarde zoals vandaag de dag je mag verwachten met een zomerbries. Herhaaldelijk valt ie in herhaling en zie ik mensen tegen hem in fietsen voor hun gemak. Ook zij weten dat de terugweg vast en zeker meezit, mits ie niet met alle winden mee waait.
Gereformeerd
Maar goed het verhaal:
Hier kan niet meer geschoffeld worden, slechts selectief wieden maar meer ook niet. Steek uit het doornig rozet wat niet aanstaat of goed gezet is tegen het verdringen, windt er meer tijd dan toegestaan om het onmetelijke onmeetbaar te maken.
Er treedt een schaduw aan het licht en er kwam een lang vervlogen wens voorbij die mij herinnerde aan meisjesharen wapperend waar ik dankbaar als voor het gewas mijn hand naar uitstak. Afgeslagen. Hotpants gegoten om strak gespannen bilpartijen deden de verwachting sneller slaan om hoog gespannen verwachtingen die preuts om de hoek verschenen. Om het even bij wie de kassa rinkelde stonden ze te draaikonten ongedurig boodschappen te doen. De jeugd, ook de mijne, was bijna een uitgeveegde mantel, ik stonk daarna toen ik ontwaakte als door pek vergeven en doordrongen van een afwijzing die daar nu eenmaal uit voortkomt.
Uiteindelijk kwam het goed met onderhouden, iets te duur betaalde aandacht hield veel in maar hield geen stand met overleven in de roerige tijden van weleer.
Alles van waarde bezweek onder deze drk van nakijken van wat je hebt meegekregen, balast voor het leven. Ik droop vele male af als klaargekomen jongeling waar de vader ouderling hartstochtelijk genot verbood hij mij, om het even na te laten, om wat voor rede dan ook.
Alles vervloog geleidelijk onder de druk van tijd. De wieken maalde met het leven met de vooruitgang naar boven gericht een harde werkelijkheid, een materiële waarde . Als vluchtweg maar een binnenweg genomen om te behouden wat eigen is. Deze ontsnappingskans heet verbeelding zoals de jaarlijks drift daar van natuurlijk ontkiemen heet.
12 juni 2008
06 juni 2008
Er is geen land te bezeilen
Zoveel oorkonden werden alleen nog maar met proeve van bekwaamheid afgelegd; dat sloeg op gebrek aan handvaardigheden. Toch werd daar vertrouwen ingelegd en uitgeschonken voor reddingswerkzaamheden. Het was zo bitterzoet met geluk nog slechts aan een zijdedraadje, bijna halsbrekend, er kraakte wat voor het brak.
Men had zichzelf vergist en per ongeluk alarmbellen opgehangen voor een raar gezicht.
Uithuizig raakte men wel steeds meer, in zwang ook zover het oog reikte vluchtte men uit de koude drukte weg. Al was het maar om er naar terug te verlangen met terugverdienen waar men het land aan had, een drukte van jewelste. Want waar op gevoel niets was, was zoveel meer geld te verdienen in overvloed. Dit alles vanwege rijkswegen en naoorlogse klimaatveranderingen, men leed in weelde en vermaterialiseerde hard. Leed zielentogend aan verrijken en geestdodendheid.
Een moeder kwam langszij liggen, het was de mijne. Droomde ik. Zij hield van mij en hield mijn hart nog even vast. Stilzwijgend verlandde wij nog wat, ontwaterden. Toch was er sprake van wateroverlast en moeilijk om aan land te geraken onder deze blote hemel van de naakte waarheid. Er was geen land mee te bezeilen, ze zwaaide me uit en dreef af. Ook de vogels deden er stilzwijgend niet meer toe.
Wat was er met mijn vader aan de hand? Was hij tijd of land?
Me moeder zei nog het is de zondvloed met haar sprekende ogen. Ze was de aarde zat. Ongemakkelijk over zoveel overlast vergat ik ook gemakshalve de overzijde waar naar ik oversteken wilde toen de zee opspeelde. Ja overstolpend was dat. Ik had een broertje dood aan indrukken die ik vergeten was.
Er werd een gilde penning afgelegd. Want eenvoudig handwerk bestond alleen nog maar uit pennenstreken. Maat werkwerk op papier en torenhoge schulden als veilige vluchtkantoren.
21 mei 2008
24 april 2008
lente uistekend - uit - beelden
Haar poppenhuid heeft het begeven, de spanning liep (bij wijze van preken) te hoog op. Mijn rose knop stond op ontknopen, zij barstte daarbij in verlangen uit. Wanhopig ook toen de schulp geloken bleef.
De roltong, een fabulair gegeven, dwong mij tot verstijven, het vege lijf kwam in gedrang, in het nauw gedreven. Dit alles door honingzoet verlangen in een morgendauw druppel gestaag dalend ter aarde. Fris en monter maar uiteen.
11 april 2008
Niets tegen op gewassen: De eenzame uitvaart*
Voorafgaand taalarm moede met "er in tuinen"
Bestreden werd er geen zin meer in schoffelen de tuinbaas heer en meester.
Alles tierde weelderig gelijk hondsbrutaal wat stekelgewas dat in een draf of zomerroos de kroon afstak. Dit op de begraafplaats waar nu de mestvaalt rust van de eens zo brave viervoeter die bescheten wat aan de kant lag, met naast melk ook stront vervelend was. Compostplaats een bejaardenoord voor pieren, niets meer te bestieren dan bladafval en kluiten aarde. Zo werd de koe uit den boze om den doode doet een pier en mestkever verlegen. Het geeft ze ook geen schier dat zulks onmogelijk bleek stront verveeld alles wat weg was.
Alszo de metgezel van de tuinbazin verbaasde zich met de vlierenfluit waar zij zo houterig om verlegen zat. De boerenroos, toch beter dan een vaders stokroos die in de onderbroek nog slechts witte schimmel vertegenwoordigde. Het kweekgras leerde alras snal af dat voorttelen voorbestemd was in los gewoelde bodem. Nu eveneens schierlijk overschat de weg verdichtend in de grond kwijt was. Daartoe rukte het bolgewas ruimschoots op, het viel de bollen in goede aarde.
Het voorjaar verspeende steeds vaker, hand in hand met uitstekend fluitenkruid . En met haar verschijnen blies zij 't hele wild tuinieren met springzaad bij de hand nieuw leven in. Jubelde alles onbestreden "de strijd is gestreden. Wij hebben hier de wildernis om in te overleven. Geschapen uit de eerste hand." Als was het hier een kerkhof met rouwende klimop naar omhoog van een huis te vraag om in te rusten.
Er was ook geen ontkomen meer aan met woekeren zo ook was 't met lichtvoetigheid gedaan.
De zon werd zienderogen uit de bodembedekkers bladrozetten gestolen. Dit veroorzaakte veel onrust bij omwonenden. Die door het hoogverheven bosgezicht de lommer zagen omkomen, hetgeen verdroot. Zo woest was zelden het verzet tegen opgaand gewas dat zichzelf bedroop met opkomen. Men, de buren, trokken ten strijde en gelijktijdig het gewas eruit. 't moest weer oogst worden, ogentroost voor de misdeelden zonaanbidders die het tekort aan zon niet meer verdroegen. Ze vroegen waar of het licht bleef dat hun ontstolen werd met wildtuinieren. De bijl erin, het hoge opschot diende onthout te worden in het warnshof.
En zo geschiedde wat ontschoot met wat ooit door milde hand beroerd werd nu het leven ontnomen. De oorworm las de slotzin van het woud der verwachting voor aan regenworm en duizendpoot. Met eveneens als zijn gehoor de flierefluitende goegemeente. Die nog in koor protsetenliederen floten. Hoewel toen al onverdroten de grond zwaar beroerd de roestige kruiwagen uit het oog verloren had die wellicht nog kluitjes had kunnen aandragen tegen dit grof geweld.
Alles werd uit het oog verloren toen de bulldozer de overhand nam. Die had besloten dit ongerief van lavende omwonenden met hun versteende harten tegemoet te komen. Staalhard glanzend met een bijzonder groot bord voor zijn kop heeft hij de aardbodem in bewerking genomen.
Men, de burgerij en aanverwante steen minnende bestraters, besloten gezamenlijk van overheidswege de snelste weg die moest worden ondernomen. Dat hier niets meer moest dan eenvoudigweg de flat gebouwen, uitstekend, konden komen.
Alle wilde dromen waren woest, maar nog slechts nachtmerries voor wie ze berijden konden. Want de vaart der volkeren verdienden hoogbouw op het oog van elkaar ontnomen horizonten. Gestild de honger naar het begroeide hart lag een klein stukje lommer een stille lentedood bekomen nog ontstorven te hopen. Al plukte op het laatste moment een kinderhand de van het grondverzet geredde ogentroost met enig fraai duizend guldenkruid wat ook mooi de vaas tooiden. Waar op deze begraafplaats te ruste lag de moederaarde van vadertje moestuinder. Die ooit begon waar het mee eindigt een schrale troost een uit de hand gelopen verbouwing.
Een verdienste die deze herinnering opleverde.
Van het steen en het onderliggend been*
Verleden tijd is gewoon in reisafstanden uit te drukken. Een snelweg waar hij eerst gretig voort denderde, nu slechts het beslechte pad, waarop hij even uitraasde. Zoals met spoorstaven in een dwarsverband. Van afscheid nemen was ook geen sprake naderhand. Doodbloeden is als de spreekwoordelijke landdelende rivier in dit verband.
Meer dan handelswaar met beurswaarde was het niet, een ruilobject dat met verhuizen gewoon achterblijft voor nabeschouwen. Haar leven schreed voort langs onbekende wegen.
Soms staat hij daar langs een willekeurige oever, waar water altijd hetzelfde stroomt tussen zomer en winterdijken. Van boven naar beneden. Veilig genoeg, die dijken, om achter terug te kijken. Zo staat ie dan, stil, te staren over uiterwaarden en de betekenis daarvan. Een droog gevallen bedding in dit verband.
Met open vragen bij de hand. Over stromende rivieren, een delta en hoe dat voor het achterland verder gaat. Tot op heden vroeg hij zich dat echter niet, anders dan nu schrijvend, af. Hierop uitkomend; dat leven, ach leven, niets is dan een notendop. Met daarbovenop een uit het spel gevallen mikadostok. Als mast of baken of slechts op het oog gericht de kleurtjes die het stokje te over heeft. Het dopje dobbert wat, drijft en overdrijft wat af.
Hij staat erbij als kind, dat te snel alleen de verbeelding heeft "hier is Noach en daar zijn Ark, god vergeet het beloofde land". En als in een stroomversnelling verdween de noot uitzicht, uit zijn doppen en uit het gezicht.
Hij nam onverwijld de benen, opzoek naar een vrouwenhand. Zo snel, met rasse schreden was ook hij afgeweken van het tranendal. Van haarzijde die zijn haar niet wenste te wezen, in één en al onbegrepen weten. Daar op het rivierlint leek dit in 't avondschemer.
Zoals ie eerst met woordenstromen speelde en alles met haar deelde. Tot een herinnering in samenvloeien hen bracht, gaven luttele rivierduinen zand genoeg voor 't in de ogen. Flauwe hellingen en duinpannen deden de rest, een onvermogen.
Hem bracht dit een boodschap.
Stroomversnellingen, die om verschillende redenen slappe bodem in beweging zetten, vormen rechte rivieren om in meanders vol van troebel water. Ook daarin valt nooit meer iets te lezen als met gevoel dat nu eenmaal onbegrepen wegdrijft. Ergens is het goed, dat zoete waterstromen altijd uitkomen waar het zout van aarde oplost en het leven anders doet smaken.
09 april 2008
Liefde
Bitterkoud en toch zoveel liefde kan uitgelegd worden als een pril begin. De zin der dingen die levenscheppende geesten verzinnen. Dit is voor de lente geen nieuw gezicht. Een invalshoek, iets algemener, als wat mussen niet schuwen. Waar hun veren, strak in het pak, uitzinnig vroeg al opgeblazen tooien hoe behaaglijk warmte behouden kan worden.
Dit alles wel geluid, tot zang verheven, waarmee ik de buurvrouw bestierde, in deze ontluisterende ochtendnevel. Met zoveel grijs voor ogen. Zou ik ook haar met keelklanken te oreren, ongeremde zinnen preken? Als passie voor de geest. En zou zij dan zonder betekenisinhoud gaan staan piepen. "Hoe ongepast" en ik weer tjielpte hoger, zinloos "Heerlijk toch, we spelen alleen maar begeren".
Black
Velen, opvallend rode lippen, krulden bijna in de uitspraak tot licht erotisch - de witte tanden- opmerkelijk tot warm wollig aansprakelijk taalgebruik. En bovenal hoe dat daar bij uitkomt op gehoorafstand genoten.
Zo ervoer ik het - als dekmantel der liefde- om mij heen geslagen taalgebruik.
Een beschutting, al roken zij met z'n allen zo anders dan ik gewoonlijk was.
Warmer ook de omgeving, zo lijfelijk, zoveel, dicht op elkaar geplakte zinnen.
Het wit voor ogen verbleekte, tot mijn huidskleur - bewust geworden- terug.
Terug toch zag ik het daglicht en hoe het ook doorbrak. Ik was nat - maar wat beweegt mij -
door dit contrastrijk kleurverschil?
Blank zijn lijkt ook wel wat op
black van binnen, met wat lettergrepen
en één letter verschil aanstootgevend in de goede richting. Gesteld dat uiten ook een volgeschreven zwarte bladzijde oplevert.
06 maart 2008
Van ijspegels losbreken
van leer trekkend de beetweter de betere veter
snoerend hard
hij brak de stilte in een handgebaar met een oorverdovend amen
ja stoelen kraakten in beaamden met een kuch die sterk rook
naar goedkope eau de cologne knikkend wees het de goegemeente
de weg en hun terecht die het woord sprak als ijsplegels
tijdens het voorspel was de toonzaal
bekleed met hemelse klanken
rochelend uit het pijporgel
de oogappels van hun moeder lagen goed uitgedost
op de achterste banken wat geiliger dan verwacht met een poging
tot nestvlieden zaten vaders schandknapen van iedere blik
verstoken Dick Bos lezend een handpalmbreed
tussen de knikkende knieën uit pure angst
voor de ontwaring der relikwieën op proeve van geloofwaardigheid
werd de bevinding ingeschonken met geroezemoes en schoorvoetend
naderend tot het kruis uitgekleed voor het heilig avondmaal
in de ochtenddienst
op de vooravond maar dan met hand gebroken brood
van vlees geworden leden beschonken met een kloeke dronk
achterin het keelgat bovenop het strottenhoofd
halleluja zingend door belijdende leden
een zegen rustte op de achterste geledingen
dat hun kroost bleef zitten
opstandig was toen nog niet het juiste woord
in notendop al lezend in het liedboek
de laatste vertaling zou Dylan wel verslaan
weten om te vergeten hoe snel psalmen zijn uitgelezen
en rap ontkersten we en werden kierenwiet
01 maart 2008
Op afgaande feiten gebaseerd
Even later trok hij op, de berghelling af, zonder gas te geven.
In een haarspeldbocht (let op nu verder zonder verkeersregeleinde, scheurde hij als een bladzijde uit een boek)
Alwaar hij bijna uitschoot.
Dit alles vanwege de snelheid en de roekloosheid waar hij van genoot.
Met de stuurloosheid waarmee hij zoveel eerder nog stuurs verlegen staarde over de toppen van zijn kunnen stilstaand te bomen. Schoot hij nu door zijn gedachten heen naar een onverdroten vergezicht. Zo tussen de stam in het gelid staande leden van de heersende stammenstrijd op de eindeloze remweg.
Alwaar hij uiteindelijk niet opschoot.
Zover de wagen het nog vertikte na zijn waaghalzerij en weer verkeerd afsloeg, toch te weinig hellingproef. Bleek ook hij niet opgewassen tegen de stijlloosheid met het afglijden. En kwam aldus op doodspoor terecht.
19 februari 2008
enig verschijnsel
avondrood
een kort moment waarop alles anders bleek
de adem stokte met wat uitzicht bood
in alle eenvoud genoot van een verschijnsel
dat zijn tijdsbeslag nam in één detail
dat even van de seconde genoot
werd alles transparant tegelijkertijd
aan een stilstaand fragment van eeuwigheid
licht verdwaast
de ruimte goot
in het tegenbeeld
ik droomde mij
heel even maar
een werkelijkheid
2
het is een koude nacht geweest
de sneeuwklokken plat ter aarde geslagen zo overvallen door één nachtvorst.
zelfs op het water zijn tekenen achtergelaten waarop je jaloers van wordt,
dat nijlganzen dit kunnen verdragen, hinkend op een poot de andere gelicht.
de boomklever sprak luid en duidelijk in lentebeelden. het klopt, zei ook
de houtduif, het is de bonte specht. even verder was de rust weer uitgebroken
op een doodgewone zwaan. diepvries laat zijn verdiende sporen na.
verwond liep ik weer verder met wat nabeelden van deze vleugelslag
in het gezicht. krasse taal in kristalhelder grasland, het brak
onder mijn voeten af, waardoor ik zichtbaar liep
en mijn sporen verdiende. iets wat ik doorgaans nalaat.
ik zag nog hondsrozen uitbottend met een tegendeel geven van de winter.
weerleggen, ik ben daar voorstander van de Engelse lente, springtij.
op de valreep van dit jaargetijde staat een bladerdek op ontluiken.
gade geslagen door de ogen van de nooit slapende vlierpit
die ook op springen staat.
21 januari 2008
Uitgestoven
De vlakte oversteeg zichzelf en diepte, wit uitgebeten, tot een holte nabij de horizon. Enige verlaten silhouetten wierpen schaduwen ver vooruit. De tijd kabbelde en schreed rustig voort, maar met rasse schreden, sleep zand uit tot diepe sporen in het strooilicht sijpelend door de verveelde kronen in het stram gelid.
In de open ruimte, speelde langs de stammen licht vanuit de onder gestoven pijnbomen, die vergeten zijn richting te geven aan waar ze voor stonden. Ja, uitgestoven is het juiste woord in dit verlate oord waar heide woont, ooit op de toppen van zijn kunnen, als kluizenaar van een verloren tijd met sporen van schaapjeswolken hier en daar van de kudden die graasden tot het korten.
Nu staan twee verloren momenten, stammen van postuur, de lucht afwijzend die ze inademen. Ongehoord verstijfd met eerder begraven wortels in los zand als houvast tegen het verwaaien. Ontbloot door teveel verweren, liggen krampachtig deze armen gelijk naakte
werkelijk heden, weerstand biedend aan het gestel van de verwaaide wanen, iedere richting zoek.
18 januari 2008
De handen eerbaar aan mezelf
Ik leef alleen maar eerbaar aan mezelf. Mijn handen,
al wist ik waar ik
ze laten moet, heb ik
aan mezelf geslagen,
ik was er toch al mee behept,
om ze genoegzaam
te delen. Een linker
en een rechter, beurtelings
na elkaar. Het werkte
ook bevredigend
de linker wat flinker
maar dat lag uiteraard
aan deze aard.
De rechter, zoals altijd, wat ongebruikelijk,
Wat meer behept met handhaven
met wat ontplooibaar was maar dreigde
te verkreukelen. Beslissingsbevoegd,
zoals een rechter betaamd, is of was,
ik schud ermee, zeer rein de handen
van zij die mij ontmoeten. De linker
ziet dan toe, beschrijvend in mijn
dromen hoe ik haar vond.
Soms, zo nu en dan, slaan zij in elkaar,
of komen uit de mouwen, schrikbarend naakt
maar genaakbaar in het raken. Het treft
dan ook met vele handen op één buik
zo samen. Al gaat die linker steeds
wat lager, de rechter naar de schouder
met het veroorzaken van verbazen
over al die onrust, met omhanden raken
en verlegen zitten om elkaar. Ik vouw
ze dan ook weer achteraf
dankbaar samen.
07 januari 2008
Welschapen
Vormvast dat liet ik dan ook in het midden maar schapen als uitgang paste haar zeker.
Dat meer om aan te geven hoe het leven haar verging. Ze hing van zekerheden aan elkaar.
Ik zal daar eens naar gaan verhalen zo verluidt het hét immers hier.
---
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.
Volgers
Blogarchief
- ▼ 2008 (40)