avondrood
een kort moment waarop alles anders bleek
de lucht eensklaps oranje leek
de adem stokte met wat uitzicht bood
in alle eenvoud genoot van een verschijnsel
dat zijn tijdsbeslag nam in één detail
dat even van de seconde genoot
werd alles transparant tegelijkertijd
aan een stilstaand fragment van eeuwigheid
de adem stokte met wat uitzicht bood
in alle eenvoud genoot van een verschijnsel
dat zijn tijdsbeslag nam in één detail
dat even van de seconde genoot
werd alles transparant tegelijkertijd
aan een stilstaand fragment van eeuwigheid
licht verdwaast
de ruimte goot
in het tegenbeeld
ik droomde mij
heel even maar
een werkelijkheid
2
het is een koude nacht geweest
de sneeuwklokken plat ter aarde geslagen zo overvallen door één nachtvorst.
zelfs op het water zijn tekenen achtergelaten waarop je jaloers van wordt,
dat nijlganzen dit kunnen verdragen, hinkend op een poot de andere gelicht.
de boomklever sprak luid en duidelijk in lentebeelden. het klopt, zei ook
de houtduif, het is de bonte specht. even verder was de rust weer uitgebroken
op een doodgewone zwaan. diepvries laat zijn verdiende sporen na.
verwond liep ik weer verder met wat nabeelden van deze vleugelslag
in het gezicht. krasse taal in kristalhelder grasland, het brak
onder mijn voeten af, waardoor ik zichtbaar liep
en mijn sporen verdiende. iets wat ik doorgaans nalaat.
ik zag nog hondsrozen uitbottend met een tegendeel geven van de winter.
weerleggen, ik ben daar voorstander van de Engelse lente, springtij.
op de valreep van dit jaargetijde staat een bladerdek op ontluiken.
gade geslagen door de ogen van de nooit slapende vlierpit
die ook op springen staat.