Nabij het afslaan hikte zijn motor en sloeg af.
Even later trok hij op, de berghelling af, zonder gas te geven.
In een haarspeldbocht (let op nu verder zonder verkeersregeleinde, scheurde hij als een bladzijde uit een boek)
Alwaar hij bijna uitschoot.
Dit alles vanwege de snelheid en de roekloosheid waar hij van genoot.
Met de stuurloosheid waarmee hij zoveel eerder nog stuurs verlegen staarde over de toppen van zijn kunnen stilstaand te bomen. Schoot hij nu door zijn gedachten heen naar een onverdroten vergezicht. Zo tussen de stam in het gelid staande leden van de heersende stammenstrijd op de eindeloze remweg.
Alwaar hij uiteindelijk niet opschoot.
Zover de wagen het nog vertikte na zijn waaghalzerij en weer verkeerd afsloeg, toch te weinig hellingproef. Bleek ook hij niet opgewassen tegen de stijlloosheid met het afglijden. En kwam aldus op doodspoor terecht.
Uit niets blijkt mijn gelijk.
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.