ik zit hier wat verlegen met mezelf, dit stukje behoort immers de warmoes toe. Maar plaats het krankzinnig genoeg onder een ander kopje. Het is vers van de lever, "opgedoekt".
Een voortschrijdend gemiddelde is gisteren afgerond. De overdracht op grond van ... o, nee de grond die ik ooit plagte te pachten wordt inmiddels gedeeld genot. Van alles had ik wortelschietend door de jaren daar naast de oogst mezelf bedacht. Maar nooit een einde in het verschiet met overdrachtsbelasting te lopen met een vreemde over je eigen intieme delen, waar je bijna ieder stukje zavel kent.
Het paadje, dat zwaar beladen van de deathlines die ik had met zaaien, ligt wat onbehagelijk begroeid te staren naar mijn voetzolen. Onder de kweek en ander niet geteeld gewas.
Ik wist dat afscheid mij ten deel viel, maar had het anders verwacht.
Eerder ik dood in de pot, dan dat een overspelige hand mijn vruchten neemt. Volgend jaar bloeien de fruitbomen voor een oogst om handen die ik mijn leven lang heb verspeeld. Het geeft ook niet te weten dat al bijna een mensenleven te delen viel met deze bodem van mijn bestaan vol levensreddende handelingen.
Het steekt ook vreemd genoeg met het betreden van de haag doortrokken van de brandnetel dat dit de aftellende schreden vormen van mijn aanwezig zijn op deze aarde. Verwarrend was ik daar op 200 vierkante meter domweg gelukkig. In het niets van zondagsviering prees ik wekelijks God. Bungelende dauwdrup aan het Gieserslot. Spiegelend liet hij de zon daarin jaren breken terwijl ik de mol verhaalde waar de regenworm zich bevond. Een helft daarvan had ik afgestoken, de andere leefde naar ik hoopte voort als Godswonder. Hij die alles schiep wat ik bedacht, van rode biet tot rode kool uit zwart zaad ontsproten.
Ik genoot aanzien en verwierf waterloten naast peulenschillen, altijd appels nooit één ei. Het heilige de heilige was de mestvaalt een bult stront met afgestroven loof, opgewoeld tot afgerijpt op de dag des Heere weergekeerd vol rode regnwormen. Mijn god wat heb ik u daar lief gehad met eenheidsworst van totale rust in oorverdovend vogelgesnater. De bron van leven om uitputtend de werkweek te vergeten die me bijna sterven liet. Ik had ook liever hier het lootje gelegd wat ik nu zonder moes moet meezeulen. Terwijl in de grond van de zaak mijn tuintje gedeeld genoegen van vreemden wordt. Ik voel de me Petrus, met zijn kloterige verloochingen, op het moment gisteravond toen de haan kraaide. Dat stomme beest kon niet weten dat het eigenlijk driemaal betrof.
Uit niets blijkt mijn gelijk.
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.