Uit niets blijkt mijn gelijk.

28 september 2008

op een dag als gister (stijlloos)

stond de tafel fier gedekt voor twee
de zon maalde aanstonds zeven het was negen
of een uur of acht er ergens tussen in
de avond brak met het ontkurken van de hals
een zaak die bottelen maakt tot schenken
ik schonk die aandacht zorgvuldig leeg
het glas zag bleek rosé meer helder
er was nog achter te lezen wat het was
de tijdgeest drong daarop aan
dat onverwijld het vloeien gepaard
met de getijden neigen naar de vloedlijn
het overspoelde met de wassende maan
ik overspeelde mijn hand en legde aan
de steiger kraakte ik maakte aan de dollen
in plaats van ankeren de schuit
en meerde af stootsgewijs bonkte
onderdeks de huid tegen de kade
gelijktijdigheid was onlosmakelijk verbonden
met een grote woordkeuze ongehoord
met voetsporen die wegebde op het plankier
hier viel de stilte van de nacht
waarop de kraaien gewacht op de wadden
waren uitkeken ze vlogen onzichtbaar over
en alles viel dood en stierf af
kleurde vermoedelijk rood voorzover het oog
me niet bedroog met droogvallen
het schuurde hoorbaar in het slijk
waar dingen nu eenmaal vastzuigen
die behoren aan de grond waarop ik stond
te schreeuwen dat dit niets meer betekent
dan een wantij nabij het nachtbraken
liep leeg en was vergeten waar ik was
stomdronken van geluk dat ijlings
door het spuigat verdween met kolken

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief