Uit niets blijkt mijn gelijk.

24 december 2010

Successie reeks

Er is een achterdeurtje opengezet waardoor wat ongewild naar binnen is
geslopen. Dit heeft het heft in eigen hand genomen. Heeft zonder meer
met veel minder zelfs de boel ter hand genomen en alles eens flink
omgespit. Tot er weer werd ingegrepen....

Het werd een janboel, alles op z'n kop gezet raakte zelfs
de laatste, toch al geschonden, hoogste bomen daarvan onderste boven.
De uitgestrektheid raakte ook aangetast, niets bleef waar of het ooit
hoorde. Riet knakte en brak met de oeverloze gelofte dat het eeuwig
fluisteren had ingezet. Daglichtkiemers kiemden weer, de bodem herleefde
in ietwat opgewoelde hoedanigheid goed. Er speelde zich ongewild danook
zoveel onbeheersbaars af, dat spontaniteit inhield, dat men zijn hart vasthield.
Het leek wel of de wolven er al pap van lusten, terwijl die hondachtigen
nog niet eens neus in deze zwijnenstal gestoken hadden.

Hier diende paal en perk gesteld te worden, desnoods met dé afschotregeling,
om terug te geleiden met wat immers ooit de bedoeling was. Dat luisterde immers
nauwgezet, zoals immers ooit veel eerder wettelijk was afgesproken.

Immers was dan ook, niet gering, een stevig aantal kloeke delen
geschept papier. Daarop stond men met handhaven, gedogen zo men wild.
Niets werd aan dat toeval overgelaten zeker niet zo ongewild. Het
luisterde immers zeer nauwgezet om te laten worden wat het al van
nature was. Men noemde alles buiten dat boekje om ook verder domweg
verworden, een ongewenste weg. Dat verworden moest kostte wat het
kostte worden verworpen zijnde ongezond en ongewild. Immers was dan
ook bestempeld een waardevol object bestaande uit gewild gevogelte,
dat diende om gehandhaafd te worden.
Vele delen van dat kloeke werk waren alleen al gewijd aan uitvogelen. Grote
breinen hadden immers al hun beste jaren gewijd aan uitpluizen van dit
waardevolle gewilde uitvogelend feit. Men raakte er niet over uit gewijd hoe of de
weidsheid met beweiden kon worden gered van de successie,die anders
spontaan van nature zou worden ingezet. Grote exoten zoals zeer grote
grazers werden van stal gehaald om te veroorzaken wat men vanuit die
kloeke delen in metaforen allemaal beschreven had. Ook rood wild, dat bijzonder
gewild werd, was uitgeweid om te gaan grazen. Het gedijde dan ook
zoals het nauwgezet ook hoorde goed uit tot een massaliteit van
rariteiten aan spelfouten van konikrijkjes tot aan de heckwerken toe.
Er diende door die massaliteit zo nu dan ook zelfs geleden te worden;
vanwege de omvangrijkheid. Pijnlijk stierven grote grazers in de
bittere koude dagen. Wat goed was en als reguleren te boek stond en
juist niet diende te worden bestreden, immers het was zo van nature
goed. De natuurlijke hongerdood moest worden behouden zijnde goed en
dat was juist gezond.

Er werd overdreven veel overhoop gehaald om het op z'n kop staande
feit van ongewild weer terug te voeren naar dat wat immers de bedoeling was, voor
het echt een zwijnenzooitje werd; gewoon gewild. Alles wat volgens het boekje uit de kloeke delen van de natuurlijke historie door exploten hardvochtig beleden werd. Daartoe behoorden niet die ongewilde beesten van de weidse ongereptheid àlla het bestuurde feit.
--
R

04 december 2010

Trouw aan de daad

Zou god's zoon, zonder neuken,
ook verwekt kunnen worden
uit een enkel godsvruchtig zaadje?

Of leuker nog;
zo'n zweepstaartdiertje in de kont
van een gezonde jonge vent
geeft dat de blijde boodschap
een gans ander gezicht?


-
Is het denkbaar dat, laten we zeggen allah
god is, en zijn zoon een omgebouwde lieve jongen. Die, om het eventjes
anders te stellen, jezus mag het weten mohammed mag heten?

Ik zou het echt niet weten hoe je zonder vlees of bloed uit liefde
bent als je het eigenste vruchtvlees niet in vruchtgebruik kan
nuttigen in je scheppingsdrift. Want geen genesis is mooier te
beginnen dan het penetreren van het eicellichaam.

--
R

06 november 2010

De hekel

Ik geloof dat ik ergens een hekel heb.
Het zat eerder al diep verscholen, ik merkte het niet op.
Zat in mijn kontzak gestoken. Na een wasbeurt bleek het verzopen, nauwelijks meer waarneembaar. Toch stak het mij, dat ik die hekel niet veel eerder gesnopen had, toen het nog duidelijk voor ogen me helder had geleken om het van mij te ontdoen.
Nu zit ik met die hekel hier onleesbaar te vermoeden waar het uit ontstond. Het zit me dwars zoveel is bezopen wel het geval, dat die hekel zich niet laat verbinden met  juist dat ene enkele geval. Waar mij de hinder was ontsproten uit de kiem van gram.

17 oktober 2010

Verzet tegenvallend gebladerte

 Wie werpt zich nog op tegen het ontkronen,
het nakend kil bestaan? Links of rechtsom wassen ons de oren in natte
toekomstdromen vanuit de kijkhut op de zandplaat van't bestaan.
De weerwil van het komen,
de tegenzin van gaan.
Zijn er nog wel droomvolle dagen in een lommerrijk bestaan?
Of is teveel kommer en kwel dat voetrot maakt, het peil verlaagt tot
bedenkelijke tegenslagen met de striemen van verbale orkaankracht.
Gemakshalve bulderen op de open vlakte dat nergens op terug slaat.
Terwijl de luwte van het onderkomen in echo's uit beton bestaat.
Dat maakt vlees week en ledematen strammer van de populistische ambtenaar.
Hij die veeltaligheid als nattigheid ervaart, gelijk veelwijverij op
de werkvloer geil maakt. En mondkapjes verkiest boven hoofddoekjes in
zijn krimpend beschimpt bestaansrecht.
Teveel nationaal verbaal geweld in de komende overvloed aan dubbele
paspoorten van hen die later nog een droog onderkomen hebben. En de
Laaglander, die de drie kleur aanhangt, verzuipt in een keurslijf van
besluiten tegen de vervreemding en voor volk en vaderland in z'n eigen
zompigheid waarin hij nattigheid niet goed aanvoelde..
Uit de doeken met een onomwonden keurslijf In het vocht dat zich een
baan breekt knaagt in deze kwelzone zich een woeste kreek van
rechts omwonden tegenstromen. Komt de peilstok nog van pas. In links
polshoogte nemen of desnoods mee polsstok springend door de dras van
de hete brij.
Er lag een leemlaagje onder teveel vuil gemaakte woorden in
managementtalige doekjes voor het bloeden van de geschonden maagd. Van
de delta commissaris, die het alfa en omega uitvond werd niets vernomen
omdat het in het aanslibbend probleemgebied der lage landen verzandde
op een bezopen maasvlakte. Juist nu de politiek kleurde bekende op de
  getijdenbewegingen van vergrijzen en ontgroenen deze herfsttijden van ons
bestaan.
De taal biedt een veilig onderkomen in een handvest dat in de broekzak
gepropt een onleesbaar werkje wordt na een wasbeurt tijdens een flink
opgehouden hoogwater.

Men zeikt wat en klaart.

08 augustus 2010

de man die niets van zijn gezicht afwist

Hij hield van haar. Zover je zien kon, was dat waar: Alom baardhaar. Hij keek en sprak door haar. Geen haar op z'n hoofd, wel wat raar. Maar de lippen spraken rondom haar, haar aan. Hij zocht haar door zijn lippen te bewegen zag zij hem, of voelde daar waar hij haar lippen kuste. In veel gevallen was haar haar daar al glad vergeten. Zo hij haar trof, het zachte dons kon hij haar ervaren op plaatsen uit het oog onttrokken dat haar weer liet voelen hoe zijn haar haar lippen proefden. Zijn haar was daar waar zij haar lichaam welgevallig met zijn zinnen haar liet bedaren. Met uiteindelijk het zwijgen er toedoen.

01 augustus 2010

Een schone droom gevist uit vuile lakens

Hoe klaarkomen vanzelfsprekend is, een antwoord zonder vooraf gestelde
vraag. Of één die al vergeten is, al voor het op kwam dagen. Wat je
weleens treft in straatbeelden, waar ook ongevraagd, een gezicht zich
opdringt. Een gezicht dat het wel durft te wagen bekend te zijn zonder reden, in't
voorbij gaan. Schreden verder ontwaakt dat beeld, terwijl de
uitgevreten patatbakken aan je voorbij snellen, als bladeren uit een
herfst tafreel.
Niets spreekt meer voor zich, alles is ongevraagd verleden; een
herinnering. Verwart met dromen een geheel aan onzeker heden. Ter hand
gesteld zit je nog slechts met het verschoten zaad. Een onopgeloste
maar wel gepleegde daad.

 Er lag een oud matras aan ten grondslag, waarop eerder ook een boom en
met veel kabaal van kauwtjes zich uitwoonden. Een handvol niet terzake doende margrieten,
zo nu en dan een zwanenbloem, wat onverstoorbaar wuivend riet, dobberende plompe
bladeren vol geschreven parelen van een zojuist gepubliceerde bui.
Alles nat, bezweet in het ontwaken, verdween gewoon weer als
zonnevlekjes uit de kroon met voor de zon geschoven wolken. De deken
waaronder je bewoog om het laken op te vissen bleek doorweekt van al
die dingen.

Het is vreemdgegaan hoe ruisend onverstoorbaar het laken opgediept
schoon genoeg bezweek in de wasmachine. Per ongeluk op 'bonte was'
werd een programma afgewerkt.
Daarop trof de wind, later tot diep in de weefsels, niets meer dat
deed herinneren aan de bonte weide, het lommerrijk of poelen zonder al
deze beslommeringen. De natte droom was uitgeweken naar de
rioolzuivering om uitgespoeld gewoon weer oppervlakte water is met mij
daar aan die oever turend naar een vreemd verschiet. Een droomlichaam
dat verdacht veel weg heeft van een dijk waarop je lopen, zitten , slapen
en ontwaken kunt.

29 juli 2010

Om op te vreten

ik houd van dieren, geblokt, geblikt, verweekt of onherkenbaar vermalen. Hondenvoer aub. Mijn viervoeter heeft weet van voorkeuren.
Ik ben daarbij een slachtoffer in de keten van zure melkboer, veestapellen, afslachthuis tot het messcherp blik in de aanbieding bij dé Albert Heijn. Hij die mij van levensmiddelen voorziet en mijn vleesloos leven onderhoudt met aanbiedingen. Tot aan het onderhoudend leven van mijn metgezel.
Een huisdier dat vier voeten telt en bij naam genoemd geen associatie heeft met  bijtgrage soortgenoten. Zolang ik haar bij naam benoem stelt het de mensheid in het algemeen maar meer nog mijn soortgenoten om mij heen gerust met de waan dat het een knaagdier betreft waarvoor koeien vermalen worden tot varkensvlees omdat niemand meer het onderscheidt weet hoe die beestenboel in levende lijve heet. Menigeen, waaronder ik, beheer een beter leven te leiden met zoveel nalaten wat niets vandoen heeft met een erfenis, hooguit erflating. Soberheid is de de vlag waaronder mijn nalatigheid vaart. Van iedere vorm van vlees en vis verstoken leef ik en teer op andersoortig plantaardig leven.
Kijk, zoiets heet nu vegetariër, een vreselijk vleesloos wordt, een ziekte die door je lijf heen ettert en je van binnen uit opeet. Een categorie idioten die vegaburger mag heten naast de vleselijke werkelijkheid van de bloeddorstige hamburgers, mede aardkloot verteerders.
De eerste genoemden zijn bewust een doelgroep van misleidenden, mensen, ik schat voor negentig procent van calvinistische huis, een stijle oorsprong van verantwoordelijk schuldbewust leven. Zij die het vroeger aan de Heere te danken hadden in zonden te mogen leven. Maar dat inmiddels afgezworen, dol op vleselijke lusten zichzelf botvieren en of vleesloos eten. Dat laatste dan weer als nieuwe catechese, een geloofsbelijdenis die net zogoed schuldbelijdenis had kunnen heten. Ze kopen zich dagelijks voorbijgaand aan de slagerij af. En vervallen in de grootste zonde door slechts hondenvoer te kopen waar menigeen zijn bek bij aflikt. Mezelf gelukkig prijzend doe ik daar doelbewust aanmee. Ik eet geen vlees, ervaar de slagerij als beestachtig tuig met moorddadige gereedschappen de boel verstierd tot kotelet of andersoortige vermaledijd vlees. Mijn geneugten worden gevoerd aan mjin huisgenoot en sus mezelf gerust dat het de resten zijn van wat andere hondenvoereters niet wensen te verteren. Zo schaar ik de vleeseters in een categorie samengevat. Was mijn handen in de befaamde onschuld, lik de lippen schoon, neem een eitje of een boterhammetje met champinonpaté dat met palmolie verrijkt alleen maar oerwouden laat verdwijnen maar in ieder gevallen geen spoor gewassen vlees.     

23 juni 2010

De val van Urk

De wind viel stil, hoewel de aarde draaide. Dat zag je aan de zon. Er was geen
beweging meer te verkrijgen, alles zat moervast. Zelfs geen vin
verroerde, niets maalde, alles bleef. De lucht, hemelsblauw, zweeg ook in alle talen.
Een waadvogel die nog bewoog zwom gewoon zonder te bewegen. 

Er kabbelde nog een luttele golf. Maar hield het midden tussen kruin en
dal. Een rijtje molens, juist geplaatst, bleven roerloos maar hielden
tenminste het hoofd nog boven water. Dat lag heel anders voor Urk.
Daar sputterden ze tegen. Uit de verte leek niets aan de hand. Maar
ondertussen. Juist nu het zo bladstil was, viel dat van die urkers
tegen. Velen hielden visjes op het droge, een enkeling sleepte nog wel
eens wat aan. Maar vandaag, toen het zo stil bleef, kon je duidelijk hun
tegenwind van eerder horen.

Ondanks dat ze niet met molentjes lopen hadden ze die slag daarvan al wel gehad. 
Het zag er zo, een plas of wat verder, wat overdreven uit. Geen wolkje aan de lucht 
Toch lag Urk daar, verheven met het hoofd net boven water, wat verloren bij. Het was
de ruimte die opspeelde juist, juist vandaag, dat er geen schot in zat, 
verklaarden die Urkers de molens de oorlog. Hoewel vreemd genoeg
de wind weg was, de aarde draaide, er geen vuiltje aan de lucht was,.vielen zij de molens aan. 

En zoals te verwachten was van malle molens niets beroerde, alles bleef doodstil. 
Geen vin verroerde, de aarde draaide. Dat kon je aan de zon goed zien. Je kon er dan ook geen lucht
van krijgen dat hier iets bij gewonnen was. Vreemd genoeg zweeg ook de maan toen ie op kwam aan de andere kant van de zon. Terwijl ie juist anders altijd zo vol is rond deze tijd van het jaar.

Er ging iets over het water. Die eerder zag dat alles goed was en herhaalde voor gemak even dat citaat
uit genesis zeven. Niemand begreep of dit nu de eerste of de laatste dag betrof, waarop een oordeel werd geveld. Want zoals gezegd:
Alles werd stil er was geen beweging te verkrijgen. Niets viel op en juist daar viel iedereen over. Zelfs of een bootje meer of minder er nog toedoet. En of die schuit wel deugde?
Want de stilte heerste en daarom maalde men alom. De zon brandde, water verdampte. Het werd wat vochtig. Je hoorde zachtjes iemand de wieken nemen. Een ander verhaalde over regen. Al was dat meer een zacht geruis dan oorverdovend. En dus had niemand daar een boodschap aan.
--

28 mei 2010

Voor de vorm alleen

De mannen stonden wat navelstaarderig om de kist bijeen. Een begeerlijk strak gespanne verwachtingspatroon vond haar middelpunt in een blootgelegde piercing. Onberoerbaar dood, er ging geen ademtocht meer doorheen, toch zo volmaakt gewoon lustopwekkend. Zij schaamde zich een rode kleur bij de gedachte alleen.

Hier rust een mooi verhaal. Daarbij vermeldt niemand hoe pril een naakte waarheid ook kan zijn. Gelijk een doodgereden jonge vrouw. Die opgebaard een schaduwzijde bleek van ogen samengevat in een alinea. De heren tasten een voor een het lichaam af dat zojuist was overleden. De oorzaak was een geschoren zinsnede tot slot die haar was ingegeven tot een moord bedreven hand. Die voorgeschreven liet bestaan wat haar zo rijkelijk tooide. Het sierde dat de schoonheid in de schoot van de verwachting haar verstild gelaat vermooide. Zelfs een lijk gaat onherroepelijk langzaam aan haar stijlfiguur dood.

02 mei 2010

de pastorale in ecokathedraal**

**zie ook picasa "ecokathedraal"

*stapel: http://www.ecokathedraal.nl/


Louis Le Roy, Wie van boven de 50 kent hem niet. Iedereen die zich tot back to nature geroepen voelde in de late sixties ervoer "natuur inschakelen, natuur uitschakelen" als een weelderige legitimering om de tuin te laten "verwilderen".

Ook het denken over natuurontwikkeling evolueert, er werden kampen op geslagen met voor- en tegenstanders over het natuurlijk z'n gang laten gaan. Gemeenten durfden nog een groen tenzij imago aan, mensen waren hippie af en moesten een "bewust_anders" leefstijltje ontwikkelen. Op tuingebied waren opties ten over. De moestuin was zeer zelfvoorzienend in de eerste 70tiger jaren van de vorige eeuw. Lelystad bv was toen omgordt met warmoezerijen. Je achtertuin gaf een visitekaartje over wie jij was, met wie jij het deed en hoe je het deed.




Twee kampen had je op z'n minst in het alternatieve wereldje. Na Mien Ruijs haar bielzen was de alla Louis Le Roy, lekker de boel z'n gang laten gaan zeer hip. Gert Londo gooide zijn kont tegen de krib en vond een geleide natuur mooier. Het ordenend principe van de wetenschap gaf hem het voordeel van de twijfel, Ook hij etaleerde zijn kennis in '77 al gestructureerd met "natuurtuinen en -parken"


Een wetenschap van de ecoloog: Londo naast die van de beeldend kunstenaar, schrijver, Professor honoris causa, ecotect  Le Roy. Ik had ze beide. De een voor de achtertuin de ander voor de voortuin. En ik er ergens tussen in met 's lands beste hovenier, Landwehr's, atlassen over grassen en orchideeën op m'n schoot. De wereld der planten kon nog gesocialiseerd worden leerde Victor Westhoff in kloeke 3delige boekwerken over wilde planten mij. Systematiek en discipline was het vakgebied van de vegetatiekunde, alles had zijn plaats en moest conform het boek der plantengemeenschappen met veel potjeslatijn ergens in passen. Toen klimaat en vertroeping nog geen roet in het rustige studieuze gezelschap strooide kon je er rustig weken voor uittrekken om uurhoeken te vullen met ken en differentiërende soorten. Ik sleet veel tijd daarmee, ingezette kniestukken, narrige notitieboekjes vol (later) niet te begrijpen kretologie wat de syntaxon moest voorstellen. Kasten vol en een luttel diploma later leerde me dat classificeren de natuur niet is aan te leren.  




 Het is alles zo anders nu, de wereld veranderd wellicht door ons mensdom en ook de lands tuinarchitecten trekken gelukkig nog van leer. Londo komt anno 2010 op de markt met "Naar meer natuur" Je zou ook kunnen stellen, héhé het werd wel eens tijd Londo na 1977 (natuurtuinen en -parken) mocht het er ook weleens van komen!
Hier dus nu Louis Le Roy. Inschakelen en uitschakelen heeft een metamorfose ondergaan van dichtgebonden graspollen, ooit naar stapelen van restanten uit het stratenmakersgilde ontsnapte materiaal.
Het is één schone zaak.

Ik moet snel eens naar Thijssenshofske (speeltuin van Londo....(?))om de stand der dingen omtrent "naar meer natuur " met ook veel handwerk eens te vergelijken.

Vandaag zie ik met angst en beven en rood>door> lopen ogen bv ambrosia als vlijtig infasief soortje de boel in honderd schoppen. Gepaard met niesbuien zie ik ook mijn stoffige boekenkast tegemoet en denk met weemoed aan de tijden van blote knieën terug, waarin teken gewoon een keertje per broedseizoen van de bil gingen. Nu heb je natura 2000 gebieden 1(bureautje vanwaaruit men de de regie voert over onze laaglandse natuur(euhuh...?....)) die aangewezen zijn voor het behoud van bijvoorbeeld de grutto, terwijl dat beest de biezen al heeft gepakt vanwege het onhoudbare klimaat hier. Menig doorwrocht natuurbeschermer met lege handen achterlatend die met lede ogen zijn grasmat probeert te slijten aan de boer en goe gemeente zijnde waardevolle natuur. Dit mijmerend over de hoop (stenen) die Louis mij al wandelend schonk.  Dank je wel!

1 merk op dat ik de plus er achter weg gelaten heb.Dit omdat het niet heel Nederland betreft; de Noordoostpolder en de provincie Groningen (op een enkel gebiedje aan de zuidkant -drenthe- na) geheel niet vertegenwoordigt. Of dat jammer is waag ik te betwijfelen. Misschien is N2000+ te EU en té weinig Echte U nu natuur? 

27 februari 2010

Ik gaf mezelf te kennen

vreemd genoeg me afgevraagd, wat of het is met daar te kijk te staan. Er kwam geen antwoord op de vraag. Bleek wat ongewoon gewoon verstaan in taal een handgebaar. Meer niet dan een sprakeloze mond die woorden smaakt zonder kleur bekennen. Nog even voor de spiegel gestaan: Baard op de keel, haar om de lippen, zij hield me staande bij mijn ongeschoren zijn. Ik zag me voor mezelf aan. Trok een vraagteken, waar geen antwoord voor was, als denkrimpel op mijn gelaat. Het staat er nog, in iedere ruit die mij aanstaart kom ik mezelf weer tegen. Bedrukt, goed uitgedrukt, een slagschaduw die telkens meedraait om de lantaarnpaal. Van groter ego, uitgerekt, tot klein (alweer) bedrukt compact gekleedde  kerel die plat voor me staat. M'n evenbeeld, voor eventjes verveeld op een stoeptegel uitgetekend. Zo vereeuwigd wil ik zijn; alleen, maar bij het zichtbaar licht.
En bij het doven, stomverbaasd, mijn eigenste schuwe schaduwbeeld. Ik hoor mezelf aan en zweeg goed uitgedrukt voor het laatst weg gegaan. Toen de straatverlichting insliep bij de dagtaak, schreed ik gekleed in dagelijks brood gewoontegetrouw mijn zonder slag of stoot blootgegeven toonbeeld over de toonbank naar de toonzaal voor de toonaard die een valse toon slaakt en aan toonder mij bij mezelf achterlaat. Ongekend gaf ik mezelf prijs met te kennen geven, nam ik mezelf de maat en voor kennisgeving aan. Weggegaan is onaangekondigd vluchten, hetgeen altijd wel bij mij staat, me bij staat, waar ik ook ga. Telkens verschijn ik, telkens hier weg van(daan), maar nooit meer scherp vervagend; gewoon dit afgesloten overijld verhaal.

20 februari 2010

Toen heden nu was

Toen ik god vroeg; "bent u te vertrouwen, kunt u met me trouwen is de wil daartoe?"
Sprak hij; "godsonmogelijk(!), ik bestier een hemelsrijk, inclusief de mensheid die daaruit verdwijnt." Hij was mijn vader gelijk, een herder als de heer.

Ik weet van nonnen dat zij hem beminnen en monikken die het met kleine jongetjes daarvoor in de plaats moeten doen.
En nu word ik geslachtsrijp afgewezen op vreemde gronden met verblijven in de heer.
Mijn scheppingsdrift in duigen, neemt een andere vlucht. Geboekt stond ik voor't hiernamaals. Maar heb ras de koers verlegd.

Helaas te laat mijn verwekkers ingewreven hoe godlasterlijk in de leer ik werd bejegend.
Ware ik een paap in plaats van koorknaap, ware ik geen jongeling maar eucharistievierder ik ware van het ware geloof gekuist gebleven.
Blijven steken in mijn driften aan de hand van mijn celibaat een vrouwenhater met de tong. Maar ik ben in de rechte leer stijf gevoed met diep geworteld waarheidsvinding. Alles mag mits in gehuwde staat verkeerd.

Geschonden en in zonden zou ik in overspel leven, ware ik in de heer. Mijn geaardheid conflicteerde eerder nog dan mijn rechtgeaarde trouw des vlezes. Vreselijk lot op blote knieen aan de bedrand gekluisterd kind dat ik was.Met vertrouwen het: -ik ga slapen -ik ben moe -sluit mijn beide oogjes toe- hem toe vertrouwde in mijn pyamajasje en barre voets gevouwen handen. Volwassen vol voldongen feiten weet ik dat god ook met blote handen zich verblijde kan.

Zelfs de paus hielp daar geen bijdehandje aan noch de goed gemutste kardinaal. Er zijn speelmannen tenover die te goeder trouw onze lieve jonge heer ter hand nemen wetend dat god overstijgend aan alles met iedereen de liefde bedrijft.

Letterlijk uit de bijbel ter hand gestelde geloofsbelijdenissen behoeve geen besnijdenissen om bezoedeld ter goedertrouw de eeuwigheid verkracht te loven die het zaad op goede gronden op de akkers van geloof de kieming geven van het eeuwig leven in ons nageslacht.

Prijs de here loof zijn uit die naam gedane daad, want hij is daarin opgestaan.Vrouwen wenen godgeklaagd om hun verloren kinderschare, mannen doden uit zijn naam de zonen van gelovigen die smekend bidden omgerechtigheid. En op hun beurt weer de wapenen weten om de zegen uit te spreken over de goedertierendheid en de wrake gods. Een drieheid, ontstaan, verstorven en ver(der)gaan.
Amen

19 februari 2010

Lik op haar stuk

Zijn niet pluis zijn
leidde naar haar klapstuk
licht aangebrand welde het
warm aan in zijn onderbuik
ze trok haar neus op
hij of't bloedde
beproefde de nasmaak
daar zo vreemd van
gegaan genoeg het zoete
dat hen versteld liet staan

11 februari 2010

Trein*

*

Frédéric Chopin - Marche Funèbre

Een stem als met leer bekleed spreekt zich in de luidspreker uit over mijn eindbestemming. Ik luister met vele oren gedwee mee over het wel en wee dat ons wordt voorgeschoteld. Het spoort niet met het rooster waarin met zoveel hoop stond aangegeven hoe op tijd rijden getalsmatig heet. Versteld was iedereen toen bleek dat de wissel met tol betalen in achterstallige onderhoud het niet deed.

Een bejaarde vrouw haar lot werd voor mijn ogen beschikt, "mijn hemel" sprak zij en iemand anders dacht "godallerjezus" bij de dienstmededeling "ik mis m'n aansluiting".

Een willekeurig gekleed heer, gelijkend de conducteur, was uit het lood en zijn handpalm geslagen over dit godsonmogelijke feit. Dat juist zij, maria, hoogzwanger ooit van haar enig geboren zoon, nu de kruisiging moest missen was hoogst ongewoon.

De geschiedenis gaat aan de haal met het spoorboek, een heilige schrift voor degene die per treinreizend hun afspraak nakomen. Met deze ontluistering van normen en waarden staat het lijden op de tocht. De mensheid mist haar offerande, god zijn zoon, maria haar enig eerste geborene en de discipelen hun voorganger op die manier.

Alleen een enkel kind zag er een gat in dat speelde, doorzag het fenomeen dat leed als gespijkerd zitten aan. Er was een timmerman, met vorstverlet, uit de bouw ontzet om een kruis te slaan. Als beunhaas uiteraard, daar hij anders slechts vensters plaats om de wereld door gade te slaan. Veel vaker sloeg hij de plank mis. Maar ditmaal sloeg alles, de spijker op de kop, de nagel uit de doodkist, het voldongen feit van kortjakje:
Door de week te uitgeput en zondags werk voor twee met z'n zilverwerk dat te laat bleek uitgestort voor het zingen de kerk uit. Was hij vader van een wees, die met een handgebaar de wereld geneest. Onwetend van al dat zeer, zat hij vast aan dit kruiswoordraadsel, gelijk de rest van de familie zich in het noodlot moest schikken de NS dienstregelingen. Vastgevroren op de wissels koud genezen van de vierkante wielen waarmee eerder de schepping al hortend en stotend tot stilstaan werd gebracht. Toen, herfst, beweerde iemand een haan driemaal te horen kraaien, wat ik gelet de vogelpest voor onmogelijk hield in mijn treinstel.

Nu echter we op het punt zouden moeten staan van ooggetuigenverslagen schrijven hoe de wereld in één klap van haar schuldenlast bevrijd zou kunnen worden, staan we in de polder op een diepte punt stil. Blijven wij nu met de hele wereld al online met de gebakken peren zitten, de scheering ging na inslaan van de bank, Zalm en andere zeldzaam vraatzuchtige schooldieren, heren zoals de gecastreerde -mevrouw Brink- zitten op een blauwe beurs van verval waarin stinkerds rijker en zij die er instonken verdronken. Komen de eersten toch niet het laatste, en gaat kapitaal blunderend mee het hiernamaals in, zelfverrijkend naast god? Ik zie door deze bomen Bos niet meer zitten.

Iemand reed zwart, ik zag het al aan zijn huidskleur. Hij werd stilstaand in de trein ook staande gehouden. Hij stonk er niet in, geldbewust wees hij op de verzaakte verplichtingen van dit vervoersbedrijf van A naar B. Maar tot nog niet voor bij A7 stilstond. Bij legitimatie, bleek hij Judas, kende ook die knakker van eerder dit jaar die van het haantje kraaien; ja, zijn neef Petrus, een bangerik. Ja, hij wist van geld en besteding bij 't bestrijden van godgeklaagde arremoe. Judas, gaf de conducteur te kennen zwartrijden geen punt te vinden, vooral hij bij te laat verschijnen op die. Doodkopsheuvel, hij voor eeuwig gereed was van het vagevuur aan zijn schenen.

Even verder op ontstond een opstandje, van enige eeuwig jong Arabisch ogende heren. Ze waren eerder ook al als de doods, maar nu niet meer. Geld speelt geen rol, wees een van hen een medereiziger terecht. Wij kwamen uit het oosten, maar door het oog van de naald waar de kameel kroop waren ze zonder vervoersmiddel blijven steken tot de NS kwam aan gestoven. Ze wijzen naar het Oosten. We waren in bed, lees hem, blijven hangen. Flikker toch eens op, verwensten de voddenjoden van de leeg gehaalde wallen ons nog. Maar wij, islaamse poten hielden voet bij stuk. Hier, Laagland, bood het uitverkoren volk, onderkomen voor zij die in eigen land voor lul gezet hier vrijelijk homo kunnen spelen. We dachten dus zo: 30 jaar, een wijl(geslachtrijp) willen wij die kruistocht voor geen goud missen, voor we weer verderaf reizen. Misschien krijgen we nog wel onze geschenken retour om de terugreis per trein te bekostigen, wie weet godszegen.

Maar niets spoort, alles loopt spaak. De tollenaars moeten opdraaien in het van leer trekken tegen de wisselaars en machinisten. Die zich in hun bazen vergisten nu de hele godvergeven schepping uitgehold tot stilstaan komt kunnen we het met z'n alle wel vergeten om vergeven te worden. Het sneeuwt wit maagdelijk liegt de nieuwe natuur me tegen, ik zie geen ezels, geen herders, geen zaligmakers. Alleen maar uitgeteerde namaak oerrunderen, afgeragde paardjes en in het slop geraakte edeldieren sterven in de kou. De resultante van ons eigen van stal gehaalde schrikdraad omzoomde scheppingsverhaal. Er werd weer wat door de leerlooier omgeroepen, dat ivm met de melaise, die nu landelijk heerst, de boel tot stilstaand is gekomen en «Gode zei geprezen», in tegenstelling tot de heilige schrift, er uitstel van executie is gegeven.

De omroeper deed er verder het zwijgen toe, terwijl ik me ongeneeslijk verbeet op een peen die ik bij me gestoken had, voor de dorst en god mag weten me ogen mij voorschotelend te lezen geven: U bevindt zich in de trein vol jezussen die allen alleen maar hun eigen scheppingsverhaal lezen en geloven dat god mag weten wie hun de les zou mogen lezen over hun ontspoorde wezen.

08 februari 2010

Rik

Het kon raken, handen waarmee hij een schop uitspaarde, troffen zelden uitgeslagen doel. Hij, een man nog niet op jaren, onder gedoken in huis en haard. Wat schamel maar het staat als een huis met kwekerij. Waar de ambitie zich jaarlijks in pootgoed vergaapt. Verpot en wel te koop een omzet die er met zijn tijd vandoor gaat.Hij haalt de winter zomers al in huis, verslaat zijn vrouw in 't nauw met inkomsten van de kraam. Die jaarlijks bemenst met eigen waar de drommen gepasioneerde gepensioeneerde onderwijzers het vuil onder de nagels krabt met botanie op potjes latijnse taal. Ze verstaan elkaar, de importtuinder en de alochtone noorderling, in vlekkeloze importtaal met foutloos voorspellende kluiten aarde rondom een sprietje uniek plantmateriaal. Dat alles voor veel geld de sier moet maken bij de buren die al lezend een Oase aan plezier beleven, begerenswaardig in het aangeharkte paradijs. Een weerspiegeling in de behoefte van pure natuur is hij de marskramer die leurt.Gevluchte randstedelijke zorgverlener nu asielzoeker op het hoge land, een potsiermaker die zijn handen vuil maakt aan het hofje van de welverdienende pastinaak, z'n ega goudsbloem of beppe guldenroede waarmee de familienaam gemaakt werd in de welvaart.

07 februari 2010

Neusbrug

Hoe komt het toch dat u zo dom oogt. Sterker nog; u bent het ook.

Door lopend langs de randapparatuur schraapte zij haar keel eens luid. Verslikte zich voor de zoveelste keer gelijk zij zich vergiste als ongedopte diksap op de koelkast. Haar interieur achter de klederdracht welhaast net zo infrieur als de gedachtengang die zij op onderwijzend toontje onderwees.

Een vreemdsoortig vaginale behoefte deed haar kortlings dwalen naar 't toilet. Waarna ze zonder enig belet het betoog weer opgelucht aanhief over het meten aan milieu.

De boezem zwiepte op maat van de tongriem dwepend over de nauwgezetheid van het getal dat op de wijzerplaat verscheen. Van onderwijzen, sprak zij heupwiegend met haar schoot, gaat veelzeggendheid van uit. De student, ik werd terloops ermee vergeleken viel veel af te lezen. Mijn handen staken jeukend in de broekzakken zich wat naar voren uit. Ze duidde op de lusteloosheid van het mannelijk geslacht bij haar gehoor. Waar zij op doelde was de enerverende ongeëvenaarde domheid in haar betoog, terwijl zij voorover boog om te tonen waar de zuurtegraad werd bemeten aan het slib, de slurrie beter gezegd.

Het uitzicht dat ze daarbij bood was tomeloos een dieptepunt van haar borsten, die met vrij spel bungelden in haar bra. Het leed geen twijfel, van vrije protonen had zij geen kaas gegeten, basenparen lieten haar koud; het waren de nauwelijks te beredeneren evenwichtconstanten waar ze het hoofd op brak. Schichtig tuurde zij omhoog om te bezien of ik van haar wat opstak bij de knieval voor de randapparatuur. Het staat wat laag geplaatst voor acuraat te registreren, wees ik haar terecht.
Hier viel veel van af te leren, als de digitale wijzerplaat wat hoger werd geplaatst en een beeldscherm nader verklaart wat opgeslagen resultaat het proces weer analyseert dat katalytisch is op ooghoogte zou worden ingezet. Deze volzin liet haar perplex herrijzen naast mij, gaandeweg haar stomverbaasd gezicht dat zoveel onzin gespuid kon worden door een vaderfiguurogend mensbeeld.

Ze besteeg aanstonds het trapleer, haar rokplooien wat omgeslagen omhoog. Ik zag knikkende knieën door hoogtevrees die tree voor tree me voor gingen naar het bordes. Daar vatte zij de les weer aan met toonzetten. Ik, halverwege naar omhoog turend, zij verwijzend naar het verzuurde vat dat door een rooster heen onder haar voeten duidelijk gevuld was met zogenaamd afvalwater.

Hier  -ze wees tussen haar benen door naar beneden- daar bevindt zich het proces wat wij aan de onderzijde bespraken. Sprakeloos; me ogen niet gelovend, aanschouwde ik haar wijdbeens uitweiden over een ander fenomeen. En ik gaf haar te kennen dat deze compromitterende houding ongemakkelijk mij in verlegenheid bracht met kijken. U schaamt zich, diende zij me van repliek. Dat terwijl u zo geniet van wat gaande is met afspelen. De inhoud maalde stroperig gestaag door een roermotor aangedreven. Zij reageerde op de lucht die zij er van kreeg, met mededelen: het is gaande. Schaamrood bekleedde mijn gezicht, hoe fraai uitgedrukt. Ze kon als docente goed doseren wat het de inhoud betrof, titrimetrisch bezien een waar rood verkleurend omslagpunt

Een onooglijk knopje bestierde het loog dat naar beneden druppelde. Zie, het vliegt omhoog, sprak zij, trotserend mijn stalen rooster omsloten oogopslag. Deze blik door mij geworpen, die niets ontziend of   verhullend, tussen haar knieën door gebogen, dichterbij op de kooiladder beknellend mij de klim verhinderde met waar zij op doelde. Hier kruisen wij de zeven, nogal geneutraliseerd bewees zij mij het gelijk van de vergelijking.

Als man hing ik op allerlei manieren aan haar lippen, ze was recht door zee. Het schuimde even in het vat, deed een stap, ik vertrad, het was glad, wij vielen door het trapgat, op elkander aangewezen, naar beneden, zij landde boven op mij ik las de laatste waarde op de valreep af en begreep zonder houvast waarom zover beneden alle rede het peil aan de grond in de bodem van het reactievat door haar eerder werd afgelezen.
Het ging haar niet om onderwijs, noch de pupillen die zij onderwees. Slechts de incidentele ouderavonden, daarin overspeelde zij gretig het lek en gebrek aan kennisoverdracht omdat het verleiden tot leergierigheid altijd overdrachtelijk moet worden bewezen.

We sloten af, het was lokaal genoegen om in te zien hoe in de praktijk wordt onderwezen onder het genot van koffiedik kijken of een theezakje dat soppend ik het glazen kopje nog bewoog toen ze klaar was met haar betoog aan opvallend veel vaders van hun kroost dat zij anders onderwees.

04 februari 2010

Basic cradles

Ik had een blokje, zij vond dat met een zachte g maar niets. Een pompje? Ja, dat was van korte levensduur dat zuur bekocht werd met veel sop.

Ik had iets op mijn unilever en biechtte haar mijn neergang op. Dat pompje was nog uit de boedelscheiding van mijn ex.

Ik waste nu de gulden handen in onschuld met een geurtje. Ze stond versteld over zoveel barbaarse werkelijkheid. Verslikte nog zachter met het blokje zich ohlee, ohnee, ohlaa mijn lijf gelikt door washand dat voor het blok wordt gezet; gesopt met afbreekbaar zeepje. 'T is geen gezicht.

Haar rug mocht ik nog afdoen met dit zeepbordje. Van een ooit hoekig blok, dat nu scattend tussen de haken van mijn ogen en het handsopje door glipte, op de grond. Omhoog kijkend, langs haar welvend vooraanzicht, gleed mijn oog om in contact met haar verontwaardigde ogen te komen. Afgesloten tot slot, weigerde zij dit betegeld stenen tijdperk te ontberen: is op zoek gegaan naar'n vertegenwoordiger: een vent met kunststof pomp en vloeibaar sop in een badkuip, waar zij zo verzot met wat druk uitoefenen van genoot:

Terugdenkend aan dat ouderwetse blok verstard soppen van mijn hand, wat haar op de huid gezeten, van verlatingsangst bezeten, zo schrijnend terugblikkend toe had gebeten.

03 februari 2010

het dichtsel stremt tot zuursel

Het dichten is een vorm van onvermogen, louter spinsel van de geest ontstolen pennenvrucht. Een vuile streek, uitgehaald op papier. Een daad die doodleuk uitgedrukt wordt, waarna verbaast de liefde verdwaast het zwijgend sterftegeval gade slaat.Niets spreekt haar meer tegen omdat zij ver-ontwaardig 't lot tot ontkennen van bestaan verkiest Een loos stukje gebarentaal. Waarvan de schijn afgehaald, de ongekende ware aard afkerig uitend, die zij stomgeslagen zelfverloochend toelaat. Het leidt tot niets omhoog dan blauwe schijn op witte treden in het vergeten waar achter leegte steekt. Houvast tot je duizelt, woorden doldraaien, zinnen afbreken, regels om nooit meer te begrijpen een reling om wederzijde weer te geven.

31 januari 2010

De geur van het beton


Schavuit op het schavot
Zo rot was trapportalen nu ook weer niet op de glansrol van de treden buisstalen framen in de nieuwe gewesten waar hij neergestreken potsierlijk deel uit maakte van deze ontstijgende fenomenen

er woonden met mij vriendjes die het rothout waren ontstegen uit de kattenburg nu met de kater huizenhoger in betonrot leefden

uitgekafferd door dezelfde sul stomdronken zaaddonor van zijn baarmoer waaruit ontsnapt de verloederde wereld voorzag van zijn onderkomen onder zijn schedeldak


Straalbezopen Omval.
hij roeide met mij straalbezopen door de amstel met de riemen die hij had
door het potsierlijk leerlingbestel dat even als thuis uitzicht bood aan een uitzichtloos bestaan van loodgieter die alleen de goot of het riool in kon vertrekken voor de kost of voor de baas zijn kost ontvreemdde geknipte slippen gloeiend heet erbij gelapt met opgelepeld mataal in mallen omsmolten tot broodjes gezond lood

jaren doorgebracht op schoot van de toog het waterloo dat heden bezongen platgegooid in het verleden door de scharreljood bewoond ons rotzooi voorschotelde met een habbekrats je eigen fiets terug kocht voor een juut die net uit zijn kas gekraakt terugbetaalde waar je zo van baalde dat jatten je in de vingers zat

Verkrot braakpandjes de baas.
we lagen in de sloppen van het slooppand slapend bij de oosterpark bij te komen van het gerief dat kelderen diepgaand bouwval hem zijn jeugd lamgeslagen ontnam toen een getuigschrift rijker leven betaald werd met een mokerslag.

28 januari 2010

Geleedpotig

In geheime muizen nissen lagen op pissebedden zilvervisjes elkaar te kakkerlakken. Zwart zag het daardoor van duizend poten die engerlingen opspoorden tot ze deze konden nematoden met hun spinnenpoten die de benen van de hooiwagens namen omdat die beter uit de verf kwamen bij de mestkevers die weer pillen draaiden rond hun koeienvlaaien waarin strontvliegen doodleuk eieren legden voor de doodgravers en de mierenneukers. Waarmee zonder ophef in het kringloopje sluiten horensdol de stomme veestapel daasden dat ze van binnenuit door paardenhorzels gestoken opgevreten waren tot uitgeholde kadavers waaromheen die rotganzen zich plezierden in het riet dat vol met parasieten tot afgestompte groeiloten getrokken het hun tot lot aantrokken hoe kansrijk toch de aaskever met een klavertje onder een hoedje speelde met de schoppenboer die weer verziekt op zijn beurt door de hartenvrouw in het nauwgedreven hun puinhoop inzagen van de falliete inboedel waarin alles zo verrot begon.

het lied van de meervoudige eenzaamheid

Ik ben de wind die om je huilt de lucht die in en uit je komt die vogel uit je prilste jeugd die van je hield maar weer je droom in vervloog uiteindelijk je omgaf met alles waarom je gaf in één adem uit je komt als pluim die je zachtjes opwond terwijl de mist optrok weer zichtbaar aan de oever wordt waarlangs je heen de rivier doorstroomt en ik als water uit je loopt terwijl jij daar heel erg stil van wordt hoe ik uitgekauwd wegdreef als losse veer dat jij op gespanne voet door het gevogel niet los had willen laten gaan

(Geheel
ontleestekend gelijk
zonder zichtbaar verband
stromend water één
geheel)

27 januari 2010

Er lag een man op straat

Ik vroeg, bij't passeren, hoe of het dooien hem beviel. Hij sprak; "ik sterf 't af". Hetgeen mij bevreemdde, immers hij sprak me tegen. Ik zei "zie hier, een helpende hand" en stak zover ik reiken kon mijn welgemeende hulp hem toe. Hij antwoordde verbolgen "neen, ik wens mij geen hulp van vreemden. Het is mijn hart".
"Ach" sprak ik "iets om te reanimeren". En weerom sprak de gevallen man me tegen. "Het leven hier in de regen op de gladde wegen is mij welgevallig".
Na mijn frons en enigszins ontluikend vraagteken in de vorm van mijn uitgestoken hand ging hij verder: "mijn hart ja klopte niet gewoon maar sloeg eerder al op hol al voor het brak".
Mijn hand, die nog half uit de mouw stak, droop af in de ijskoude regen. "Ik snap, u lijdt verdriet" drukte ik me uit, in de verleden tijd.
Hier is mijn hand misplaatst. Dat leed geen twijfel.

"Mijn grootste liefde" verhaalde de man, zichzelf vermanend, heeft mij bedrogen, rond deze tijd; jaren geleden".
Hoe pijnlijk toch om zo verdroten en verdronken op de aangevroren tegels je beklag te moeten doen naar mij, een vreemde.
Maar, nee het troostte hem juist wisselde hij met mij van gedachte, alsof ik ook een hartslag had overgeslagen.
Hij krabbelde langzaam overeind, onderwijl er een glimlach over mijn gezicht gleed. Waarmee ik onmiddellijk op mijn bek ging; hij voor mij stond af te geven op mijn leedvermaak.
"Man" zie hij "u begeeft zich vanavond op glad ijs" wijzend op de opgevroren wegen. "Wat drijft u om zo tegen wil en dank mij hier hulpbehoevend te maken terwijl uw ziel bungelend onder de arm gestoken zich geen raad weet met verdragen".
Nu stak hij mij de hand toe die ik gelijkwaardig schudde. "Kom" sprak hij vereend, ik ben u, net als u mij, wat verschuldigd". Wij staken glibberend de weg over op het zebrapad waarop wij om en om zwartwit bespraken hoeveel misstappen nog te begaan voor de stoep weer veilig wordt bereikt die wij barre voets ontbeerden.
Onze wegen scheidde, hij ging zijns weegs ik de mijne; wetend met wie ik zojuist tegen kwam mezelf betrof door dit bezopen verhaal aan lager wal geraakt, mijn hand weer uitstak naar een voorbijganger met het vriendelijk verzoek "''neurootje 's genoeg".

25 januari 2010

Mozes

Zijn volk in alle rust geboden op slot - geborgen komt hij zijn rondjes lopend met de hond de winter door - maar 'dra breekt dá de lente door - of zoemt in koor zijn volk:
hij heeft ons weer op de kast gekregen - verlost van suikerzoet gemier met godswoord - alleen voor de beloofde honing waaraan hij zo verslingerd is.

23 januari 2010

Ik! Waag mij te betwijfelen

De tekst van dit bericht volgt later, nu ben ik daarop nog niet geschikt. Teveel letters dwarrelen onverhoopt als was't sneeuw tussendoorgaand dooien. Het afstervend weten van de smelt tot grondwater, stromend kouwelijk verlegen.

20 januari 2010

Het smoerspoel lichaam


een bloot gelegde aardworm in de sneeuw speelt aandachtig mee in een verzonnen verhaallijn dat het aan de stok had met aan het lijntje gehouden worden.  







In het begin was het boven 't maaiveld uit koud kronkelen. Naakt geboren, spartelen in de witte deken. Wisten zij veel. Veel, ja, zij ja (ook) ergens lag zijn vrouwelijke eierstok bedolven koud bevroren. Ergens anders weer werd hij voor lul gezet door te ontwaken bij minus vier graden. Samen speelde zij het bestudeerde diepvriesvak uit hun gat gekropen, wat weer gedicht een afgesloten hoofdstuk voor een reddingsoperatie was.  


Dus hup, midden door gesneden kwam er aarde uit het leven. Zo halverwege ontdekte de steller dezer, dat er met punten en ,'s rekening werd gehouden. Hetgeen geen bijdrage gaf aan de halfgare wijlen worm. Gewurmd van voor- en achter-zijde. Kop en kont schiepen geen helderheid in dit koudbloedig te vroeg ontwaakte leven.  


De haak, het wak, een hand, een nylon draadje (voor het verhaal) en uiteindelijk een strottenhoofd, gekiewd, de spellingscontrole geeft hier aantrekkelijk genoeg de voorkeur aan gekield, en geslagen was voor een vermoedelijk mannelijk deel het dodelijkste gegeven. De vrouw? Het deel dat achter bleef op koude gronden is er rap weer in verdwenen. Het heelt, dat scheelt. Ergens diep heerst immers verlangen in de opgewekte aardwarmte dat je gehalveerd niets mist, mits je groeit in de gedachte dat alles misbaar toch uit kan komen.  


Het is me wat, een heel gedicht lang zitten vissen naar een uitkomst, een clou die er uit moet komen, terwijl je dan met vuile handen van het slijm en schubben het slachtoffer van de haak zit te wurmen, de bek -wagenwijd- open, kiewen gelijk doorgeef luiken van de afhaalservice bij de chinees, (hier stond een .,)En na een plop en plons een rimpelend waterwakje waarin het gedicht bevriest in oneffen heden.  


De hongerlap liep uitgehongerd van het ijs af, achter zich latend een vaag verdiept spoor van krakend sneeuw waarin een gaatje dat hij stampvoetend begroef met het piepkleine haakje dat eerder zich in het vlees van zijn wijsvinger groef. Hij had de smoor erin; dat het gedobber hem meer getob over leven na de dood opleverde, dan inzicht over het hongerend heden naar iets, dat eerder met goed een kwaad ook van de appelboom ontstolen bleek.  


Gedicht zonder ballen afgesloten spoelde hij de resten worm van zijn koten die snotterig treurde, niet lekker in zijn vel om zo gescheiden dood voor eeuwig te zijn.

18 januari 2010

Het zuiver witte; zeg bij wijze van spreken*

Gemeenplaats in de toelichting;*link!







 Ik ben prof snelwegger en zie hoe bij mijn 'uitstapjes' al
benenstrekkend op desolate 'carpoelplaatsen' ontredderde geesten het
avondlicht vers(t)ieren in elkanders ogen. 



Alle denkbare vormen van 'geslachtsgemeenschappen' vinden tussen deze bejaarde kinderen plaats.
Ongelukkige verkeersongevallen die de weg kwijt zijn en bij geen enkele op - en afrit meer passen. 



Mannen lopen zichzelf te etaleren, vrouwen zoeken zelfbevrediging bij klaarkomende paren. 
Gemeenplaatsen, letterlijk (zelfverloochenend). Ik hoor het kreunen van de gezinsleden
uit hun blik schreien. Alles wordt vergeven in hun 'ogenblik'; geen blijk van zelfvoldoening. 

Geen mededogen maar meedogenloos parkeren zij hun gezond verstand voor een enkele trip in een al dan niet
betaalde wip.


Ware ik manhaftiger, zou ik ze vereeuwigt willen zien in mijn digitaal, vandaar dit 

(en deze uitzonderlijke toelichting op een vers. Uiteraard.) 
Begrijpelijkerwijs vat ik deze ontsnappers uit hun werkelijkheid niet, ook de veelvuldigheid in dit overspelen van de hand niet.

Zakelijk vertegenwoordiger, versleutelaar, vrachtlader en uitgestreken
mantelpakker, mantelzorger en manteldraag-sterren zowel als amateur
huisvrouwelijker of jonglerenden huppelen ongeacht de mate van
geslachtsrijpheid rond hun lege uitgewoonde voertuigen van de geest.
 Achterwege latend hun gemoedstoestand met slechts een mobiele
jachtvergunning in hun macht.

Ze komen en gaan allemaal vroeg of laat klaar met elkaar en tevens er
achter dat leven uit zinsbegoochelen bestaat. Thuis achter de warme
prak en hoogst waarschijnlijk in alle onschuld handenwassend bij hun lieflijk nageslacht.


Ik aanschouwde zoveel gekentekenden die ik optekende;
 tot in het oneindigen becijferen, 
hoe verlaten leeg kan zijn 
bij wegrijden 
achter een stroom van begerige uitlaatgassen 
die de vrije baan verkozen in deze kilte. 

01 januari 2010

IJskoude kamers




Laten wij nog eenmaal de kamers koud maken.
Nog eenmaal ijskoud de kamer jij en ik, wit,
dit zal de tijd bevriezen, maar nog eenmaal
de kamer ijskoud maken, nu, nooit meer later
opdat wij het dan volmaakt napraten

alsof de ijsbloemen op de ramen staan
afleesbaar met de warme hand afgedrukt
blijven liggen, liggen blijven als sneeuw
op aarde een glimp licht door de palm
gesmolten ijskoud witter buiten maken



Parodie:
Hartje Winter.

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief