geslopen. Dit heeft het heft in eigen hand genomen. Heeft zonder meer
met veel minder zelfs de boel ter hand genomen en alles eens flink
omgespit. Tot er weer werd ingegrepen....
Het werd een janboel, alles op z'n kop gezet raakte zelfs
de laatste, toch al geschonden, hoogste bomen daarvan onderste boven.
De uitgestrektheid raakte ook aangetast, niets bleef waar of het ooit
hoorde. Riet knakte en brak met de oeverloze gelofte dat het eeuwig
fluisteren had ingezet. Daglichtkiemers kiemden weer, de bodem herleefde
in ietwat opgewoelde hoedanigheid goed. Er speelde zich ongewild danook
zoveel onbeheersbaars af, dat spontaniteit inhield, dat men zijn hart vasthield.
Het leek wel of de wolven er al pap van lusten, terwijl die hondachtigen
nog niet eens neus in deze zwijnenstal gestoken hadden.
Hier diende paal en perk gesteld te worden, desnoods met dé afschotregeling,
om terug te geleiden met wat immers ooit de bedoeling was. Dat luisterde immers
nauwgezet, zoals immers ooit veel eerder wettelijk was afgesproken.
Immers was dan ook, niet gering, een stevig aantal kloeke delen
geschept papier. Daarop stond men met handhaven, gedogen zo men wild.
Niets werd aan dat toeval overgelaten zeker niet zo ongewild. Het
luisterde immers zeer nauwgezet om te laten worden wat het al van
nature was. Men noemde alles buiten dat boekje om ook verder domweg
verworden, een ongewenste weg. Dat verworden moest kostte wat het
kostte worden verworpen zijnde ongezond en ongewild. Immers was dan
ook bestempeld een waardevol object bestaande uit gewild gevogelte,
dat diende om gehandhaafd te worden.
Vele delen van dat kloeke werk waren alleen al gewijd aan uitvogelen. Grote
breinen hadden immers al hun beste jaren gewijd aan uitpluizen van dit
waardevolle gewilde uitvogelend feit. Men raakte er niet over uit gewijd hoe of de
weidsheid met beweiden kon worden gered van de successie,die anders
spontaan van nature zou worden ingezet. Grote exoten zoals zeer grote
grazers werden van stal gehaald om te veroorzaken wat men vanuit die
kloeke delen in metaforen allemaal beschreven had. Ook rood wild, dat bijzonder
gewild werd, was uitgeweid om te gaan grazen. Het gedijde dan ook
zoals het nauwgezet ook hoorde goed uit tot een massaliteit van
rariteiten aan spelfouten van konikrijkjes tot aan de heckwerken toe.
Er diende door die massaliteit zo nu dan ook zelfs geleden te worden;
vanwege de omvangrijkheid. Pijnlijk stierven grote grazers in de
bittere koude dagen. Wat goed was en als reguleren te boek stond en
juist niet diende te worden bestreden, immers het was zo van nature
goed. De natuurlijke hongerdood moest worden behouden zijnde goed en
dat was juist gezond.
Er werd overdreven veel overhoop gehaald om het op z'n kop staande
feit van ongewild weer terug te voeren naar dat wat immers de bedoeling was, voor
het echt een zwijnenzooitje werd; gewoon gewild. Alles wat volgens het boekje uit de kloeke delen van de natuurlijke historie door exploten hardvochtig beleden werd. Daartoe behoorden niet die ongewilde beesten van de weidse ongereptheid àlla het bestuurde feit.
--
R