Uit niets blijkt mijn gelijk.

27 januari 2010

Er lag een man op straat

Ik vroeg, bij't passeren, hoe of het dooien hem beviel. Hij sprak; "ik sterf 't af". Hetgeen mij bevreemdde, immers hij sprak me tegen. Ik zei "zie hier, een helpende hand" en stak zover ik reiken kon mijn welgemeende hulp hem toe. Hij antwoordde verbolgen "neen, ik wens mij geen hulp van vreemden. Het is mijn hart".
"Ach" sprak ik "iets om te reanimeren". En weerom sprak de gevallen man me tegen. "Het leven hier in de regen op de gladde wegen is mij welgevallig".
Na mijn frons en enigszins ontluikend vraagteken in de vorm van mijn uitgestoken hand ging hij verder: "mijn hart ja klopte niet gewoon maar sloeg eerder al op hol al voor het brak".
Mijn hand, die nog half uit de mouw stak, droop af in de ijskoude regen. "Ik snap, u lijdt verdriet" drukte ik me uit, in de verleden tijd.
Hier is mijn hand misplaatst. Dat leed geen twijfel.

"Mijn grootste liefde" verhaalde de man, zichzelf vermanend, heeft mij bedrogen, rond deze tijd; jaren geleden".
Hoe pijnlijk toch om zo verdroten en verdronken op de aangevroren tegels je beklag te moeten doen naar mij, een vreemde.
Maar, nee het troostte hem juist wisselde hij met mij van gedachte, alsof ik ook een hartslag had overgeslagen.
Hij krabbelde langzaam overeind, onderwijl er een glimlach over mijn gezicht gleed. Waarmee ik onmiddellijk op mijn bek ging; hij voor mij stond af te geven op mijn leedvermaak.
"Man" zie hij "u begeeft zich vanavond op glad ijs" wijzend op de opgevroren wegen. "Wat drijft u om zo tegen wil en dank mij hier hulpbehoevend te maken terwijl uw ziel bungelend onder de arm gestoken zich geen raad weet met verdragen".
Nu stak hij mij de hand toe die ik gelijkwaardig schudde. "Kom" sprak hij vereend, ik ben u, net als u mij, wat verschuldigd". Wij staken glibberend de weg over op het zebrapad waarop wij om en om zwartwit bespraken hoeveel misstappen nog te begaan voor de stoep weer veilig wordt bereikt die wij barre voets ontbeerden.
Onze wegen scheidde, hij ging zijns weegs ik de mijne; wetend met wie ik zojuist tegen kwam mezelf betrof door dit bezopen verhaal aan lager wal geraakt, mijn hand weer uitstak naar een voorbijganger met het vriendelijk verzoek "''neurootje 's genoeg".

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief