Uit niets blijkt mijn gelijk.

27 februari 2010

Ik gaf mezelf te kennen

vreemd genoeg me afgevraagd, wat of het is met daar te kijk te staan. Er kwam geen antwoord op de vraag. Bleek wat ongewoon gewoon verstaan in taal een handgebaar. Meer niet dan een sprakeloze mond die woorden smaakt zonder kleur bekennen. Nog even voor de spiegel gestaan: Baard op de keel, haar om de lippen, zij hield me staande bij mijn ongeschoren zijn. Ik zag me voor mezelf aan. Trok een vraagteken, waar geen antwoord voor was, als denkrimpel op mijn gelaat. Het staat er nog, in iedere ruit die mij aanstaart kom ik mezelf weer tegen. Bedrukt, goed uitgedrukt, een slagschaduw die telkens meedraait om de lantaarnpaal. Van groter ego, uitgerekt, tot klein (alweer) bedrukt compact gekleedde  kerel die plat voor me staat. M'n evenbeeld, voor eventjes verveeld op een stoeptegel uitgetekend. Zo vereeuwigd wil ik zijn; alleen, maar bij het zichtbaar licht.
En bij het doven, stomverbaasd, mijn eigenste schuwe schaduwbeeld. Ik hoor mezelf aan en zweeg goed uitgedrukt voor het laatst weg gegaan. Toen de straatverlichting insliep bij de dagtaak, schreed ik gekleed in dagelijks brood gewoontegetrouw mijn zonder slag of stoot blootgegeven toonbeeld over de toonbank naar de toonzaal voor de toonaard die een valse toon slaakt en aan toonder mij bij mezelf achterlaat. Ongekend gaf ik mezelf prijs met te kennen geven, nam ik mezelf de maat en voor kennisgeving aan. Weggegaan is onaangekondigd vluchten, hetgeen altijd wel bij mij staat, me bij staat, waar ik ook ga. Telkens verschijn ik, telkens hier weg van(daan), maar nooit meer scherp vervagend; gewoon dit afgesloten overijld verhaal.

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief