Ik had een blokje, zij vond dat met een zachte g maar niets. Een pompje? Ja, dat was van korte levensduur dat zuur bekocht werd met veel sop.
Ik had iets op mijn unilever en biechtte haar mijn neergang op. Dat pompje was nog uit de boedelscheiding van mijn ex.
Ik waste nu de gulden handen in onschuld met een geurtje. Ze stond versteld over zoveel barbaarse werkelijkheid. Verslikte nog zachter met het blokje zich ohlee, ohnee, ohlaa mijn lijf gelikt door washand dat voor het blok wordt gezet; gesopt met afbreekbaar zeepje. 'T is geen gezicht.
Haar rug mocht ik nog afdoen met dit zeepbordje. Van een ooit hoekig blok, dat nu scattend tussen de haken van mijn ogen en het handsopje door glipte, op de grond. Omhoog kijkend, langs haar welvend vooraanzicht, gleed mijn oog om in contact met haar verontwaardigde ogen te komen. Afgesloten tot slot, weigerde zij dit betegeld stenen tijdperk te ontberen: is op zoek gegaan naar'n vertegenwoordiger: een vent met kunststof pomp en vloeibaar sop in een badkuip, waar zij zo verzot met wat druk uitoefenen van genoot:
Terugdenkend aan dat ouderwetse blok verstard soppen van mijn hand, wat haar op de huid gezeten, van verlatingsangst bezeten, zo schrijnend terugblikkend toe had gebeten.
Uit niets blijkt mijn gelijk.
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.