Uit niets blijkt mijn gelijk.

08 januari 2006

Steengroeve.

-

Observatie
:
een hang naar het verleden, rustend op een rollator. Hij wacht geduldig op haar teken. In het voorbijgaan nog de jeugd, een vraag, een helpende hand en zwijgen.
Een zuchtend gebaar ten teken, kom laten we gaan. Zij plaatst moeizaam in haar gedachte de vooruitgang weer in de beweging van haar linkervoet. Hij bestudeert deze gedraging. Geen gering vermogen, zo hij vermoedt. Haar pijn lijdt in zijn oogopslag.

Verder weer.
Nog een ooggetuige, zittend op de rand van de afgrond rondom de zon, wetend, lezend en meewarig licht bewogen even het hoofd gebogen. Hij neigt naar omhoog en ziet de vleugelslag als teken tegen het scherpe blauw, een contrastrijk gegeven.

Ze struikelde even, hij hield haar tegen. Keek gelijktijdig geschrokken naar zijn eigen hand. Hoe opmerkelijk sprekend die huid liegt nooit over het been. Zij herstelde en plaatste de rechtervoet schuifelde als aarzelde niet zeker meer weten waar naartoe.

Zo gingen enige meters. Zij, steunzoekend in zijn woorden, hij nodeloos starend naar de onverharde weg. Het heden verschuift geleidelijk van de toekomst voor hem uit in een onbegrepen taal naar het verleden. Indachtig deze woorden weer een jonge vrouw, zij wenkte. Hij groet, nu hier weer, verlegen, kent vreemd genoeg haar naam. Ze is bewogen en vraagt de weg. Zo hoog omsloten aan weerzijde omgeven door een aardewal is alles op ooghoogte afgemeten blind. Hier lopen is, om het even, de toekomst tegemoet treden naar een tegengesteld verleden. Beide zien nu om en kijken in haar gezicht, verwrongen in onaanvaardbaar stilstaan staren. Hier kloppen de tijden voor geen meter.

Hol maar mooi
Bijna zo niets zeggend als leven
vanzelfsprekend klinkend
een ademtocht langs de tijd
en ruimte even blazen en uit
doven en zwijgen verder gaan
hand in hand gepaard tot leegte

ik verplaats de werkelijkheid
neem de tijd als ruimte
en verruil die met de tijd
ik leef nu twee dimensionaal
een streep recht door als spoor
aan beide zijden heb ik weet
van de gelijke tijd op andere plaatsen
benoem en ken ze maar ben er niet
dan als waar ik op het station
naar een ander punt te reizen

zo ook mijn ruimte voor mijn geest
uitgebeeld zijn mij de feiten
als vensters razend door de tijd
het is de draad als in een web
ik loop er over maar kom niet ver

“Laten wij, met het oog op de toekomst, ons vertrouwen weergeven.” Hij grijpt zijn stok steviger in de hand en tekent in één vloeiende beweging een cirkel in het zand. Beide vrouwen zien in verbazing zijn uithalen. Even een lichte aarzel, maar de oude vrouw grijpt goed verstaan zijn hand. Keurt ondertussen de jonge vrouw opmerkzaam gemaakt door de overeenkomstige gelaatstrekken van haar jeugd. Dit moet hem aangetrokken hebben in haar, die ogen spreken mij als mijn eigen wezen.

Wonderwel dit waarnemen bedenkt hij zich ter plekke. De mouwloze blouses onthullen de naaktheid van de armen. Dit moet een warme dag zijn. Ik bemerk een zilte geur van verder naar voren. De zee én ongetwijfeld komen wij daar samen.

Het zwarte paard is blauwgrijs vandaag. De ochtendnevel parelt zilver om zijn lijf.
Zijn mannelijkheid prijkt welbemeten geil zo dampend in de wei. Hier stokt zijn adem in de keel en werpt steels een blik naar genenzijde. Dit beeld is zwaar overtrokken ongerijmd. Hij dacht aan eerder maar weet wel beter, ongepast weerlegde hij zijn lust.

Metonymieën.
De geur, het plooien van de rokken rond de dijen, wel gevormde kuiten, de gouden glans van ragfijne beharing op de onderarmen en de spanning van het korte hesje rond haar borsten brachten de verleiding nader dan het vlees. Het was de angst die hij zo waar nam zoekend naar een orakel waar hij hoefgetrappel trof. Dit is een vervlogen tijd in het beleven. De waarheid trek krom in de beleving op het oog.


Hij stond stil en nam voor hem het landschap in zich op. Zocht aan het einder naar de weemoed die vertolkt door meeuwen een lokroep in hield als gelofte voor haar uit. Keek terzijde de wielen zijn te klein in deze rulle ondergrond. Liet hij zijn gedachten op de loop?
Geenszins dit is het heden en zijn zorg. Zal ik je voortduwen, een voor de hand liggende vraag. ze knikt heftig maar stil met onbewogen lippen. Toch, hij hoort een geluid, het moet de adem zijn. Ze is uitgeput voor vandaag.

“Zouden wij bij het ouder worden zo deze nauwe doorgang kunnen passeren.” Een meisje nog zo klinkt haar stem. We willen het op z'n minst proberen, in plaats vanuit te kijken stort hij zich op haar bikinilijn. Schoon is een germanisme om een mooi uitzicht te belemmeren het in je op te nemen. “Ach, we zien wel tegen die tijd zijn wij niet meer bij de tijd en wordt het net zo onzinnig in beleven, als waar ik nu op jou uitkijk.”

Dit geheel breekt uit z’n verband, hij kijkt verstoord bij het passeren, op de jonge lieden zo uit de hoogte. Zijn vrouw is inmiddels geheel vastgelopen en waar is de jonge vrouw die ik net nog sprak. Het is verwarrend zo hij ziet, al bijna hopeloos. Alles blauw en zand, ochtendlicht schijnt al lang niet meer van achter ons. Ze verdwalen ook niet maar lopen stuk op te vaak gebaande wegen. Al die jeugdherinneringen blijven onveranderlijk ruisen. Hij kijkt blij eensklaps. “Schat we zijn op het hoogste punt beland. Ik zie en hoor de golven tot ons komen. Eindelijk ze spreekt hem niet tegen. Ja, ze is bescheiden binnensmonds, nu komt het op zacht landen aan bij het afdalen. Het verweerde hout biedt geen grip aan onze voeten. Er uit sjorren, dat staat hem te gebeuren, om haar ook mee te krijgen over dit punt.


Dichitoom
Water- tandend
Ik heb 't verleden
eens ter hand genomen en
een geweten gegeven aan mijn gezicht
zo vervreemd in slapeloos te kijken

ik bemerk te meer de tekenen
striemend voorbeeld blinkend
wit een stralend voorkomen
zo het oogt neemt het
mij volledig ik raak te meer
ingenomen de lach is mooi
gegeven hard glazuur
maar wel voorkomend
zo rood omrand
ik spreek temeer
dat deze plaats
de kleur verdient
mijn ogen zijn mijn voorkomen

kom neem naast mij plaats
wij reizen op vast schema
langs uit geholte wegen
we treffen daar sterfbedden
raken vertrouwd lijdenswegen
nog een weten of wat
genoeg blaren opgelopen
ergens verder huilt een kind
zullen we daar ook nog even kijken


Gewijzigde feiten,
Hij verstaat ze al te goed, de verdraaide werkelijkheid en omgekeerd lopen. Achterste voren naar beneden en bovenal de zwaartekracht het werk laten uitvoeren. Dit omdat je er zelf levenslang tegen gestreden hebt met overeind blijven. Hij vatte het voor haar samen. Kom we gaan ik trek je naar beneden, daar hebben wij ervaring mee.

Hier was het immers mee begonnen. De zekerheid dat het strand niet haalbaar was met ouder worden. Vroeger was hij met haar in zijn armen huppelend klaar gekomen met treden tellen tot de laatste stap. Maar dat vergde zoveel avonduren in het hoog seizoen dat er later de herfst voor werd gekozen. Kalmer en meer behouden. Het verhitte van de zonnebrand kwam ze geregeld op een uitputtende manier tegemoet. Ja de kinderen vormde ook een rem in dat opzicht.


Hij was nu halverwege toen de jonge vrouw; wat lijkt ze toch veel op hoe ik jonger nog voor haar stond in alle mannelijke naaktheid. Mijn zin doordrijven was wat overdreven maar kwam er vaak wel op neer: zo voor me verschijnt. Ik vraag hard op de reden van d'r plotseling vertrek. Nee, ik ben bij je maar je richtte de aandacht op je vrouw. Ik viel daar even buiten. Maar nu op de trap is een helpende hand bieden noodzaak om de wielen voort te draaien in het malende zand tussen die verdomde tegels. Krachtig zo die vingers van een jonge vitale hand om het handvat geeft houvast aan mijn vertrouwen dat we er komen.Daar op het lang uitlopend strand met zoveel sporen, meer gewist dan nieuw gegraven. Ieder dag wordt er op begraven en toch vindt er een openbaring plaats bij het opkomen van het water. Het tij keert om de evenaar eenzonnewende op het oog van het verjaren.

Epiteel.

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief