Uit niets blijkt mijn gelijk.

08 januari 2006

Onheil spellend.

Zoals vandaag een dag voor buiten,
de lucht in alles laten en op de valreep telefoon.
"Of ik dat was vergeten." Geenszins. "Het waren immers
Dactylorhiza praetermissa. Ja, een mondvol rariteiten voor een Rietorchis. "Wat moesten we toen lachen om dat kroonlipje. Ik begreep je helemaal verkeerd'"
Ze vlijdde me; "ja daar weet jij het fijne van. Eerder ook; blauwe kiekendieven, je weet daar wel 't fijne van. "
Nu dus wasplaten. Het viel tegen. "O je bent vrij vanmiddag, wel dat treft dan gaan we samen even." "Ja, bij die plassen" In dat homobos? Weinig bekoorlijk op een zonnige vrije middag, wel aan ik heb ja gezegd. "Ik pik je op rond tweeën, goed?"

Onderweg zo halverwege werd al vastgesteld; ja, we zijn gelukkig getrouwd geweest. "Goh vervelend, maar fijn dat jullie er zo goed uitgekomen zijn." Ook dat viel tegen.
Waarom ga ik toch telkens op haar verzoeken in? Al weer een middag jezelf verstrooien met haar delen is aandacht geven op z'n minst. Ik keek terzijde, onaardig om te zien, dat zeker niet, maar dat mag ook rond de dertig, het had mijn dochter kunnen zijn. Het lijkt of ze gekleed gaat voor deze aangelegenheden. Wellicht vergis ik me hierin.

Maar goed we arriveerde. Terstond de wandelschoenen aan geregen en de hond. Voor deze ene keer mocht zij mee om dat paddestoelen zich nu eenmaal wel laten vertrappen maar niet laten verstoren.Wasplaten zijn, wat dat betreft, net mensen; bedenk ik mij daarbij.
Wat mij betreft waren we langs de oevers blijven lopen maar zij gaf de voorkeur aan bovenlangs de boszoom gaan.

Meer dan twee uur lopen bleek uitputtend, zelfs een oktoberdag is warmer dan ik had verwacht. Het zweet brak me uit en zij klaagde tevens. "Laten we even een korte pauze nemen hier in de zon." Ik stemde met tegenzin in. Het uitzicht is bovenmatig herfstachtig in de bomen, met een fraai romantisch decor rondom. Ze deed haar korte jasje uit en bood mij er naast te komen zitten.

De appels uit de rugzak en de loep ter hand, omdat we warrempel op een wasplaat zaten. "Wonderlijk juist op het naaktstrand dit te treffen". sprak ze haar verbazing en ontdeed zich zonder vragen van haar bovenkleding. Ik staarde nog naar de verpulverde Hygrocybe, vroeg me onbenullig hardop af; welke soort het hier betreft is niet meer te achterhalen wellicht. "Ja inderdaad platgetrapt." Verderop wat kerels hand in hand. Ten overvloede duid ik haar op ongewenst gedrag van alleengaande heren op dit strand. Ze keek me stralend aan. "Het zijn doorgaans homoparen... kijk, hier op mijn borsten, nog de afscheiding van de zomermaanden".

Ik viel van verbazing uit mijn schoenen en beaamde; ja schrikbarend. Daar ginder waar die homo's paarden is het blijkbaar geen openbaar terrein. Waarmee ik haar opmerking over aanraken langs me heen liet glijden als een onvertogen woord, ja ze hebben grote vruchtlichamen. Waaronder sneeuwzwammetjes. "Zo bleek zijn ze ook weer niet!" Mijn god wat is het warm vandaag. Ik laat de hond te water. Al stokjes spelend valt er van wasplaten weinig meer te verhalen. ____-

voor wie mij niet gelooft, hier draait hét om. :)

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief