Uit niets blijkt mijn gelijk.

08 januari 2006

Angstvallig vooruitziende blikken lopen

Zo door de bank genomen waar de kroon verlichtend lijkt
de bodem van de fles het lege oog de kinderhand weer treft
de moederschoot voldragen groot met vaders leven raakt

het perk een onverzettelijk beeld afstervend groen
gebroken schaakt de tegenspeler op het zwart
nog een valse zet van de laatste loper zo een opsomteken

in een hoofd vol najaarsstormen nabij de boomspiegel
het gebroken vlak van een gore plas vol ongenoegen

achter deze haargrens probeert onder de regels
uit te sluipen hier en daar het vers te komen

woelend slapeloze nacht even als vallend blad
bij elkaar tot hoop gezet als gistende aarde

ontspruit in wederkeren het slopend woord verweerd
tot roestig aanhangsel los uit de scharnieren een tijdsgewricht
van de oude man bekomen die deze herfst tijloos wacht

de laatste postduif verving de ring voor een oorkonde
er staat een wegwijzer uitgestald te duiden op de juiste weg
zowaar de straatlantaarn licht nog bij waarheen een schaduw gleed

er kromt een teen weer in de schoen over de verzopen paden
vreet de nagel bijtend van de kou de palm in met een nijpend oog
hier klopt iets niet in dit verhaal dat overtijd al een jaar verslaat___

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief