Zo door de bank genomen waar de kroon verlichtend lijkt
de bodem van de fles het lege oog de kinderhand weer treft
de moederschoot voldragen groot met vaders leven raakt
het perk een onverzettelijk beeld afstervend groen
gebroken schaakt de tegenspeler op het zwart
nog een valse zet van de laatste loper zo een opsomteken
in een hoofd vol najaarsstormen nabij de boomspiegel
het gebroken vlak van een gore plas vol ongenoegen
achter deze haargrens probeert onder de regels
uit te sluipen hier en daar het vers te komen
woelend slapeloze nacht even als vallend blad
bij elkaar tot hoop gezet als gistende aarde
ontspruit in wederkeren het slopend woord verweerd
tot roestig aanhangsel los uit de scharnieren een tijdsgewricht
van de oude man bekomen die deze herfst tijloos wacht
de laatste postduif verving de ring voor een oorkonde
er staat een wegwijzer uitgestald te duiden op de juiste weg
zowaar de straatlantaarn licht nog bij waarheen een schaduw gleed
er kromt een teen weer in de schoen over de verzopen paden
vreet de nagel bijtend van de kou de palm in met een nijpend oog
hier klopt iets niet in dit verhaal dat overtijd al een jaar verslaat___
Uit niets blijkt mijn gelijk.
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.