Uit niets blijkt mijn gelijk.

21 augustus 2007

Arboretum

Arboretum
Hier is alles op wereldschaal bijeen gebracht in notendop. Voor mij een zeldzaamheid. De naam op zich al een moeilijkheidsgraad. Komt hier niet voor en daar ook niet meer, dus dat verklaart die reden. Giganteum, bijvoorbeeld, in kleine letters als achternaam is van oorsprong een reuzenboom, hier anderhalve meter.
--
Naast mij, even verder op, staat mijnheer Kieskeurig op scharlaken groen, met een weelde aan uitgespeelde ballen. Hij mept mis. Zijn kruiwagen vol sticks, ze heten anders naar ik meen, valt op. Zijn vrouw, niet bijster helder, sleept dat ding al blijkbaar jaren voort.
---
Arboretum in wording
De hemel klaart. De bonenstaken staan te duiden waar de exoten later komen, gewoon alleen, of nog gewoner ongewoon alleen te staan. Je moet met een els niet op de proppen komen hier. En eik is iets dat hier nauwelijks meer lijkt dan op een sorbus, wat vroeger in het voorbijgaan lijsterbes heette. Niets is meer wat het lijkt dan voorgeschreven. Je raakt niet uitgekeken hier, zoveel werelddelen leeg gehaald woud hier op één verzamelplaats. Op postzegelformaat het oudheidkundig museum van hout. Ooit voorhanden nu te kijk gezet voor de bewaarwoede als de kap is uitgeraasd. Want wie weet wordt het woud weer waardevol (voor hout).
---
Een hete aardappel scandeert iets naast het maisveld. Oei een kreet, "weer mis". Zo speelt hij met zijn ballen en de joystick in de andere hand. Het wordt lastig bij de broek ophalen met een elastiek verband om de middel heen geslagen. Al spreekt zijn omvang dat weer tegen.
---
Arboretum 3
Alweer een quercus maar dit maal meer hulst dan eik gelijkend. Dit verraad mijn onbenul ik raak het spoor bijster. Op naar een ander vak. Iets unieks, een lilaroze waterlelie, nee die niet, maar daarop een witsnuitjuffer, te kijk gezet. Terwijl de wegwijzer verhaalt van wilgen uit Azie, is dit wat ik zie heel uniek. Het valt me trouwens ook op dat robertskruid hier zeldzaam is. Ik heb dat aangegeven op de volgende blanke pagina uit dit schrift.: "op dit velletje treft u de naam, verslik u niet: "Geranium robertianum" vindt u hier niet. Zij ontbreekt en dat is echt uniek." Het prijkt nu tussen de moeilijke namen vanuit Japan.
---
Ze zeurt nog steeds: "die kutkar zit vast". Hij moppert luidkeels "ja,ja, 't is goed, ik rij straks naar huis terug". "Dat is beter", hoor ik hem denken, "nu ik nog met mijn ballen speel". Zij slaat, "mis", "ik ben het zat". Even later twee vrouwen in tuniek. Haar slag doet stof opwaaien, "mis" de beurt gaat over "trut, die punten" vallen mij ook op zo strak in het pak gehezen, lopen deze dames jong te wezen. Maar goed vijftig is ook niet mis. Zoals verwacht ze lonken meer dan wat ze willen wezen.
--
Arborretum 4
Het hart bestaat uit eiken. Zomereiken in dit verband, in ieder perseel aangeplant. Met langs de randen boomkundige wetenswaardigheden. De tijd verstijkt, ik hoor de havik fluiten tussen de Biloba's. Ik ben in China aangeland. Zo, die combinatie is bijna heilig. Het eeuwige jagen nabij een fossiel relict uit kloostertuinen. Het moet de grondsoort zijn dat de Ginko's zo goed aanslaan langs het pad. Met aan de andere kant dode bomen van het geslacht Vibernum. Een sneeuwbal, dus wellicht veroorzaakt de klimaatverandering daar niets meer aan.
---
Ha, twee heren, een paar apart. Hij wat belegen duwt een kar. De ander, jonger, torst gewoon een zak. Telkens wordt de vlag gestreken nabij een hole. Wit, iets van overgeven. Hé kijk aan een mobiel, dat treft, de terreinbeheerder. Verder op nog een man met vrouw, ook zij kijkt boos, kletst op de dijen, ja voorspelbaar. Veel stof weer doet zij opwaaien met zand. " Gatver weer mis". Hij lacht bescheten en slaat in keer in het hole.
---
Tegen twaalven, de zakken worden groter. Meer kerels met hun sweeters, spelen prof. Althans hun materiaal geeft dat aan. Is beter maar ze slaan mis. Ja, uiteraard die zon en het gazon, tegenlicht en meer het oog er voor. Op gehoorafstand vernam ik dit: "Ik speelde onlangs met een zakenrelatie op de malledieven een en al bullshit> "Maar geen bal mis". Interessante vertoning ze dikken het allemaal aan en dat is ze ook aan te zien.

11 augustus 2007

Herijken

Herijken

toen de nacht viel ergens halverwege,
wist ik mijn navel weer tot navelstreng verbonden
voedzaam met het oergevoel mijn huid
vertinte licht roze en ik verbaasde.
Nog voor ik het wist werd ik in een stroom
meegenomen. Het zag mij rood voor ogen, zoals
in de volle zon zo het alleen door de oogleden
kan schijnen.

Vage contouren en onderwatergeluiden
drongen dieper door in mij en ik verwaterde. Daarbij,
onderhuids, was de spanning af te lezen op een manometer
gelijk het allemaal op springen stond. Mijn trommelvliezen
pril en onbeholpen nog, spanden er nog om. Het resoneerde,
of beter nog het respondeerde, mij was het om het even,
wat ik horen kon, deed of naliet en alles klonk gewoon.
Een harde schreeuw, als fluitketelsignaal bij kokend water,
was een startschot gelijk; ik ontwaakte.

Dit deed mij mij beseffen;
het is over. Languitgerekt, gesperd met wagenwijd staande ogen
ontwaarde ik een heelal voor mij. Omhoog, ongelooflijk om te bezien, wie ik ben. Geboren naakt zo plat in het gemaaide gras
gelegen , de lentegeur open scheen mij jouw lichaam
het contrastrijk een bekoorlijke welving met de zaklantaarn.

Het regende zacht dus krop ik weer naar binnen. Tentstokken
doen wonderen in dat opzicht, om te beginnen met het ophouden
van het daklinnen. Het vlies waarlangs nu stromend mijn gedachten
gingen, slapend meer dan goed voor mij was.

27 juni 2007

Alweer te verwachten

Weer te verwachten

........de ochtend, tumultueus, vangt aan om te beginnen; grijs.
Zoals een dag met regenkansen doet na het alweer voorspellen.
De wolken beginnen en gaan al uit zichzelf bewegen. Iets omhoog en iets
naar beneden. Ook de toortsen, op en neer, nee beter heen en weer. Stokrozen de mond gesnoerd en aan het hek gebonden tegen weglopen, of dwarsliggen in een ander verband.

De kust, inmiddels stormkracht negen adembenemend, is meeslepend. Al blijft een dijkvoet hard verweren tegen oprukkend schuim. Veel deining al kappen de golven nauwelijks kruinen. Ergens achterwege blijft basalt wel overwegen of zwart niet beter past. Verder zijn de dijkwegen glad, niet door de regen.

Een verrekijker loopt eveneens te overwegen bij de zorgbarende weeën die hij over water ziet. Langzaam aan acties op de autowegen. Geheel bevangen door de zijwind schommelen de vertegenwoordigers van het dagelijks gewin, Ze verliezen vandaag hun broodnodige tijdswinst om te delen met de disgenoten.
De storm bindt in en luwt reeds achter de beschutting. Het droogt nog even na voor het opnieuw, na slapen, weer kouder mag beginnen.

De weermannen halen hier hun vrouwen op met de kinderzitjeswagen nabij een crèche zonder te vragen naar het binnenverblijf. Er was inmiddels genoeg stilte blijven liggen na het wegvallen van de ruis.

10 mei 2007

holte in het hout

de boom openbaart haar ware aard in de lusten die ik daar in beuk, met vaginale gedachten. Het moet de vrouw zijn die dit losweekt in mijn ogen. Ik verlang met wandelen door diepe lome boomlanen naar deze zinnenbeelden, prikkelend op het oog. Zo heb ik in twee warrige zinnen mijn oog al laten gaan over dit uit hout gesneden beeld. Dit door verderf en rot ontstane gat, waar niets in zit en ook niets uitkomt waar ik me in voorspellen laat. Er fladderen, godszijdank met meer werkelijkheidszin omgeven, tegen schemer vleermuizen uit de nis. En ik bekommer mij daarom als was het een eruptie van een orgasme dat de boom verried en verliep in zachte vleugelslagen.

Ontwaakt uit dromen verliep de avond voor mij uit in schemer verder. Duister was het einde van de laan, geen boom meer van de achtergrond los te weken, was alles silhouet in zwart en bijna ondergrondelijk aardse grijzen. Diepe geulen naast aarden opgeworpen aardenwallen onder mijn ogen. Geluid van uilen gepaard gaand met nachtmerries achter het schrikdraad liet mij verder alleen met plassen op onverharde wegen. Geen camera of verrekijker hielp mij door deze bossen vervuld van bomen die ik niet meer zag staan. Het verging mij om de lusten te ervaren van de zwoele nacht. Gaandeweg een straatlantaarn zwak nog maar verhelderend licht. Ogenschijnlijk en tot slot geel en schitterend tunneleffect met wit doortrokken ononderbroken lijnen. Boerderijen in het gelid aan weerzijde en een paddestoel met wegbewijzering waarop ik ruim bemeten nog tien kilometer uitlas. Het was nacht in deze houten wereld vol leven, spoorbijster liep ik tergoedertrouw in een teveel bijvoegelijknaamwoorden aaneengesmeden het klinkerpad verder af.

Stilstaand in gedachten was ik nog even verdiept in het bloedend hart dat ik eerder op de avond zag. Getroffen door die metaforische wond wist ik dat die boom boekendelen sprak in wijduitgespreide lipvormige gewellen omgeven door lettertekens van liefde op de huid geschreven. Dit alles langs de Pollse weg
Posted by Picasa

goed geaard maar toch de weg kwijt naar de top


Van goede huize kwam het kind de deur uit. Gericht op vragen tot verdragen van water naar de zee en verder uitgelezen onderwijs genoten groeide hij van kindsbeen af, op.
Veel gezwegen deed zijn intrede in zijn leven met slechts één gegeven. Het betrof de knik, het misbruik van ergens verstopte leden. Zijn lijf was verder een voldongen feit waar veel van af valt te lezen. Zo dus lag de knoop halverwege , het hout geknakt maar niet gebroken snakt naar doorbraak in uit een droom ontwaken. Al werd van alles gesticht en weer afgedaan in verleden tijd verbleef de kroon uiteindelijk opgestoken groener dan verwacht. Al kan een windbuil hem zomaar uit de takken blazen.
Posted by Picasa

09 mei 2007

Schade en schande aan de dijkvoet


Zo onbevangen als je naar alles toe gaat wat op je pad komt, maar ook weggemaaid kan worden door de grote onverlaat, de dijkvoetvorst of een andere vandaal. Zij die je iedere ilussie ontnemen om te willen geloven dat vooruitgang, of wat danook, ook echt een beloofde toekomst geeft aan natuurwaarden.


Ik was op deze avond, vol onweer en regenverwachtingen naar de dijkvoet gegaan om de engelwortel gedag te zeggen.

Het beeld dat mij voor ogen stond was eenvoudig kabbelend water met enige wind en zon, hier en daar door gebroken. Zie, ik trof één enkel exemplaar met stralen krans omgeven. Wuivend aan het hard basalt, zwarte steen omgeven door zwart water met koppen als gesteente; de engelwortel. Daar tussen staat zij als laatste belofte van een te vroeg aangevangen lente.


Maar zoals het met de vlijtige mens in deze kommervolle tijd vergaat, moet je je wapenen tegen de teloorgang. Het is als treinreizen door dit verzakelijkt Nederland vol eurotekens van welvaart. Daardoor smelt, als boter op het politieke hoofd, de natuur tussen de klinkers en de grazige weiden weg en verdwijnt langs 's herenwegen. Resten die zachtjes mijmeren aan wijds en open, zijn de boterbloemenhoofdjes en de madelieven tussen de tegels van de oprijlanen van de golfplaten industrieën met hun veredelde glazen ramen. Die weerspiegelen het wagenpark van baasjes met hun succesverhaaltjes, cryslerend aan de betonnen straatbeelden gezellig naast de audiootjes. Goed mercedes was ooit een mooi meisje maar staat daar tussen nu verblikt naar de restjes groen te staren.

Ik dwaal af. Terug naar mijn IJsselmeerkuststrookje. Openheid, zo medio 1956 gedichte dijklichamen omsloten als weelderige vrouwenarmen; de polder waarin ik woon. Moeder gelijk, hoedend en behoedend wat is droog gelegd of gevallen voor het groot gemaal. Wolkers doet het daar goed met zijn veelbelovende woorden "van snijdend water "gekerfd op gespleten stenen.

Maar och en ach, wee mij en mijn ilussies. Ik kom bij de golftoppen spetterend uit mijn dromen. De engelwortel is met blad en steel verdwenen. Kop gesneld en koppie onder zie ik alles selectief verwijderd tussen de brokken uit gesneden. Als of ze berenklauwen wensen te verdelgen zijn deze prinsessen van de oevers met heur ronde bollen- bloemkronen verdwenen.



Gesneuveld omwille van...'t ja wat....? Is het wanen van de dag;


de minkunkelende dijkbeheerder,
de kantonier die niets ontziende blinde onwetende regelzetters van ons aller veilig leven;
nieuw beleid tegen begroeiïng van dijkvoeten die maagdelijk blank dienen te blijven;
of spreekt hier de hengelaar naar vissenlijken zijn afkeer om ongestoord te kunnen vissen gewoon met wortel en al deze planten liet wijken.


Ik weet het niet en kijk slechts naar de resultaten in de kommetjes water, de bloemkroongetuigen van resten engelwortel. Zie de kop van mijn bericht naar deze bloemen van weer een natuurwaarde minder. En ik houd mijn hart vast voor de zwanenbloem. Wanneer zingt zij haar laatste lied?

Posted by Picasa

03 mei 2007

De kunst van het ontrafelen bij het natafelen van het mottenballengedicht

tot de muffe naftaleenlucht hun de metaforen laat conserveren om te prijken met hun veelgeprezen woorden van het stom geslagen bloed dat eens de wereld verrijkte met poëzie vergalt nu tot bitter uitgespogen cliché matig - heden

hun taal is een wetenschappelijk alkoof van selebrale zinnen zin gegeven in zeer verantwoorde academica en geronnen taalvaardigheden die het betonrot van universiteiten uitstaalt en hun te hoog door geschoten welgeleerde maar ozo bestudeeerde lettergeesten als lijkwaden om hun nederlandicale koppen waar in het sediment van gramaticaal is neergeslagen tot consolideerde internetjes opgeschreven poËticaatjes appeltaartjes voorbij de heilige geest uit het rijk van het pure onbesmette kinderspel in taal

Zij lezen, o mijn god zij lezen alsof het geschreven staat en gedrukt tot leugen een waarheid achter iedere schaduw verbleekt tot deze lijkwade van de taal die ooit boterbloemen en en paardenbloemen geel de wei deed jubelen maar thans bemest met overdaad slechts het scharlaken verlogend tot groene schijn van slechts een snede mals maar zo schraal eensoortig gRaS

dat voor mijn voeten uit de kievitkuikens verjaagd met schraalte en droogte van het strottenhoofd kostend en balend tot plastic drollen glad netjes opgeslagen voer voor de uitgekauwden en voorgeprogrammeerde leesbrildragers, de jeugd die ons de vrijheid ontneemt om ouder worden gewoon dol te draaien zo als het hoort

______vette honger, een scheldkanondade _________voor de carbonadedikke lettergeest van onze kinderen uit ons oververzadigd goed onderwezen maatschappelijk wezen
al te waar het bewustzijn is gereduceerd tot rare rEAlItEiT het rationale herboren individu van circa driehonderd vierkante meter eigen grond met hek er om als levensdoel voor hun nageslacht

Roemloos zijn zij de sterkste in getal

Het klein gefriemel van het soldaatjesleger aan de bladrand

knaagt zich een weg door het groene weefsel van het luizenleven.

Oorverdovend stil beweegt de spanner en beneemt het leven

in de eiken- zichtbaar verrukt - zo het toch geel zomert van vruchten,

vroegtijdig aan blauw omvattende lentedagen. Alwaar een citroentje

te goed is om alleen te zweven en paart dit aan de bosranken. Lavend en laverend nipt een aan werelddeel vernoemde vlinder zich in de vijverpartijen, terwijl de merelogen het bekijken.


Geen poel zo dronken of een kikkerkoor bejubelt het met eiersnoeren,

biddend om een spitse vondst van scherpgeslepen reigermuilen,

gelijkend ooievaarsbenen, spillend om het graaigrijpend te versmaden.

Zo verlustigen zichtbaar kolkend de baarzen tot paaiplaatsen het water.

Ruigte is een stoeiplaats om te vertoeven in het uitgebleekte riet,

waar koorknapen na de mis het met poezen moeten doen.

Wiebelend in roeiboten zien de visdiefjes nog een tot tientellende stekelbaars

verstijven onder het bedrijven van het vreten, de vinstralen tot venijnige doorns.


Ergens bloedrood speelt de zon een laatste oorkonde met de muisjes

voor de slechtvalken; die weldoordacht hun galgenmaal bereiden

tegen de torenvalken; die met hun kromme snavels verbeten

bidden tegen teveel kiekendieven. Als het gaat om vleugelslagen zijn

de kerkuilen, al passieprekend met te grote ogen, de sprinkhanen plagen

tegen de geluidsoverlast. Breekt toch de nacht doormidden met de krekelkoren.


Het lang geslepen lichtspoor van de blauwe maan breekt door in roerdompen

en de nacht bracht, lang verwacht, een dode egel die goed op weg was

naar de platte fauna. Met miljoenen muggen gelijkend aan de ruit geplakt

spetterde het avondrood dood uiteen tot pap. En ik determineerde de vette hommels

uit vallen die de zomer niet mochten overleven als koninginnen van hun nageslacht.


Maar de gewildste mannetjes en gewiekste vrouwtjes schieten allemaal tekort in mei. Zo oververhit was toch april, dat de bloesem zich verdort, in deze maand vergist.


01 mei 2007

Hoe meer, hoe lichter?

Moslimmeisje, moslimmeisje, geloken haartjes geloken blikken en maar zoenen in de bossen. Nabij de noten uit je jeugd, die raapte jij met je moeder. Moslimmeisje je eer te na, zo sta je daar bedekt in termen met je sluiers over je haar. Maar laat je kleden niet verkleden tot de naakte waarheid die het daglicht kan aanschouwen, moslimmeisje deze dag die is van jou.

De vruchten zijn, al is het warm, nog niet rijp vandaag. April is ook, is dan ook, een jaargetijde waarin dromen mag. JE jongne, moslimmeisje verlangt naar haar. Hij tilt de burka, o mijn meisje, vergeet het maar hij tilt je hoger in die sferen. Zoenen, ja het bos is licht, nog lichter dan in andere jaren, laat je zoenen maar hoe je bedaart. Je liefste, moslimmeisje heeft zijn zinnen al daar bij elkaar gezet. Het is daarom zo mooi in deze warme dagen aan het prille mei begin. Alle vogels fluiten, alle kinderen luiden met het kleppelen in water aan hun zwarte haren en golven maken wilde baren maar je haren och je haren zijn zo goed als nog bedekt of zijn ze al geschoren bij je schaamte en zou het je raken, meisje, meisje laat maar spelen met je haren.

Ook al bedekken jullie elkaar laat je maar in deze schitterende voorjaarskleuren bejubelen; in je geloken ogen brandt het vuur waar jullie tongen ontstuimiger dan ooit om vragen. Maar waag het niet je vader te vragen, hij zal de wet er dan bij halen, hij zal je plagen en verbannen met de dagen dat jij in het woud van lusten je geliefde zo broos nog kuste terwijl ik langs jullie wangen scheerde gelijk de wind doet uit de mond die ademt van de zwoele lente. Met vragen, moslimmeisje, kan jij je nooit meer aan je ouders en je broers nog wagen:
je zal je lichaam delen met hem die nabij de walnoten je kuisheid voelde en roep maar zacht zijn naam daar aan.

25 april 2007

In het zaad schieten

niets is zeker in de kiem. Gesmoord lijdt zij daar onder 't zaad, gespoten van een in de verve zijnde heer. Hij genoot aanzien in haar lust en schoot en zij verhoogde al hetgeen hij vond in delen. De gemeenschap baarde haar zorgen, tenminste zij had kortelings alras haar buikje vol.

Zijn beursje, het was als herdertasjes in de volle zon, het sprong onbezonnen in het rond bij raken in haar paaiplaatsen. Zo trof zij hem welgezind, een wankele basis in het begin. Hij paaide goed en preekte passie. Naar het scheen werd zij vereerd, temeer nog met strelen rondom de d'r dijen zacht geveerd een handtastelijke lust die haar opwekte. Schuchter eerst nog met de poëzie speelde zij met woorden. Zinspeelde rijm en ritme met de mussen, tjielp tjielp etcetera.

Afijn het knikken van knieën een maagdelijke zucht, maar toch al hoog bejaard waar het haar rijk meanderend liefdesleven aanging. Ze paarde menigmaal en vaak ook meer met een teveel aan kerels zonder enig verhaal dan in beginsel ledig raken van de teeltbalzakken. Ze ving ook gaarne onbesuisd een schierlijk grote laag zwemmend eencellig gedierte. Genen in haar baarmoeder die eieren kozen voor het geld.

Nu, thans vele jaren later, baarde het haar zorgen allenig soepel in haar stede vingerend op menig gestolen maar nogthans verloren uur.
Ze beziet haar levensvreugde met verdriet dat menigéén niet meer in haar ziet. Ze was lief voor zover zij dat toeliet, meer afkerig. Kindloos dobberen aan het spit van menig vermalledijd lid dat zich verbijt had in tijd die het haar speet met spijt. Dat zoveel zinderend geweld met geil beslechte nachten toch de kaarsvet stollen in haar schede en naliet in weeë vlekken. Uitgaan is een diepzinnig woord in deze context, uit het verleden meer de pret nu beslecht met wanhoopsdaden.

Ach hoe vreugdeloos, dit wicht dat de liefde moet ontberen, met gebrek aan eenvoudig gebloemde liedjes zingen wier haar eerder nog aanbad. Zij vergat alras dat slechts het vlees verlept met plooien van de geest. Zij die nu de ouderdom vreest als was het kerkgezangen uit een vrome roomse jeugd. De biecht, dat scheelt, wordt haar nimmer meer afgenomen. Zij beklijft met vale herinneringen in een lege schoot. Het verdroot, maar meer nog dan de eenzaamheid, buigt de twijg van haar lijf gestaag over de wateren en spiegelt kabbelend een beeld dat alleen een oppervlak beschrijft. Daaronder is een opgewoelde bodem met dieren die de modder aan bidden boven helder stromen. Een zondvloed doet haar in de uiterwaarden vluchten, achter zomerdijken met wintertenen.

07 maart 2007

Dit alles gewoon in taal.

Een bijna lieflijk ogend manspersoon, witgekuifd zo als hij hoort, schermend tegen vreemde smetten. Zouden zijn ogen ook blauwer zijn?

Ik luister zo graag naar vogeltjes, keelklanken van rochelend bloed, eigen kindertjes maagdelijk nog. Maar blanker toch in deze zin is de achtergrond waaruit u leest, het zwijgend wit tussen de dubbele nationaliteit van vreemd gevogelte dat de pest uitzaait. Ongevraagd de wieken neemt, grensverleggende paringsdrift.

Het manspersoontje spreekt, door spekt van bodemleven zijn pupilvernauwende lichte puurheid omtrent het wurmen in achtergronden. Want hij duldt geen gespleten heden
het zaad van onkruid dient ontdaan van heersende windrichtingen te blijven.

Het mannetje is dan ook een vogelaartje, amateurtje in verkokert kijken. Grote afstanden zijn hem te verdicht voor ogen. Hij kan niet zien hoe eenvoudig het opgepeuzelde mereltje
voor de kevertjes was dood gegaan. Dit om plaats te maken voor lieve liedjes zingende
lentediertjes die ons hart verluchten met scherper zien zonder verrekijker.

Verwilderd is hij mansmensje nog verbaasd over zoveel mensenrechten die hij niet ziet
met ver voorbij zijn glanzende schoenneuzen kijken. In het voorbij gaan bezag ik zijn rug gekromd er stak een predikaatje uit van vreemde regels. Uitgekookt perkament van zijn huurcontract in toongezet van een levensverzekering. En ja dat was ook in blauwe letters op wit gesteld. Het ziet hem te zwart voor ogen. Zou god echt een verbond met hem gesmeet hebben? Of was het hem te heet onder de witte voetjes, die hij behaalt bij zijn grootouders? Wellicht van franse snit maar zangerig een eigen taaltje spreken.

Ik ken trouwens een vrouwtje voor hem, wonend in de laatste nieuwbouwwijk,
uitziend over het dichtgebouwde polderland. Sprak zij daar ook nog schande van?
Zoveel groen moet wijken voor zij die daar nier horen en hoe zou het ons met teveel zoet water vergaan? Zijn polderdijken opgewassen, met alleen maar blonde kalende kruinen?
Ja ook zij, het lieftallig lijfje dijt al schierlings uit tot monocultuurtje, was gevlucht uit verdichte steden. Te benauwt om haar kroost in te laten gedijen stijl als haar.

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief