Moslimmeisje, moslimmeisje, geloken haartjes geloken blikken en maar zoenen in de bossen. Nabij de noten uit je jeugd, die raapte jij met je moeder. Moslimmeisje je eer te na, zo sta je daar bedekt in termen met je sluiers over je haar. Maar laat je kleden niet verkleden tot de naakte waarheid die het daglicht kan aanschouwen, moslimmeisje deze dag die is van jou.
De vruchten zijn, al is het warm, nog niet rijp vandaag. April is ook, is dan ook, een jaargetijde waarin dromen mag. JE jongne, moslimmeisje verlangt naar haar. Hij tilt de burka, o mijn meisje, vergeet het maar hij tilt je hoger in die sferen. Zoenen, ja het bos is licht, nog lichter dan in andere jaren, laat je zoenen maar hoe je bedaart. Je liefste, moslimmeisje heeft zijn zinnen al daar bij elkaar gezet. Het is daarom zo mooi in deze warme dagen aan het prille mei begin. Alle vogels fluiten, alle kinderen luiden met het kleppelen in water aan hun zwarte haren en golven maken wilde baren maar je haren och je haren zijn zo goed als nog bedekt of zijn ze al geschoren bij je schaamte en zou het je raken, meisje, meisje laat maar spelen met je haren.
Ook al bedekken jullie elkaar laat je maar in deze schitterende voorjaarskleuren bejubelen; in je geloken ogen brandt het vuur waar jullie tongen ontstuimiger dan ooit om vragen. Maar waag het niet je vader te vragen, hij zal de wet er dan bij halen, hij zal je plagen en verbannen met de dagen dat jij in het woud van lusten je geliefde zo broos nog kuste terwijl ik langs jullie wangen scheerde gelijk de wind doet uit de mond die ademt van de zwoele lente. Met vragen, moslimmeisje, kan jij je nooit meer aan je ouders en je broers nog wagen:
je zal je lichaam delen met hem die nabij de walnoten je kuisheid voelde en roep maar zacht zijn naam daar aan.
Uit niets blijkt mijn gelijk.
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.