Uit niets blijkt mijn gelijk.

07 maart 2007

Dit alles gewoon in taal.

Een bijna lieflijk ogend manspersoon, witgekuifd zo als hij hoort, schermend tegen vreemde smetten. Zouden zijn ogen ook blauwer zijn?

Ik luister zo graag naar vogeltjes, keelklanken van rochelend bloed, eigen kindertjes maagdelijk nog. Maar blanker toch in deze zin is de achtergrond waaruit u leest, het zwijgend wit tussen de dubbele nationaliteit van vreemd gevogelte dat de pest uitzaait. Ongevraagd de wieken neemt, grensverleggende paringsdrift.

Het manspersoontje spreekt, door spekt van bodemleven zijn pupilvernauwende lichte puurheid omtrent het wurmen in achtergronden. Want hij duldt geen gespleten heden
het zaad van onkruid dient ontdaan van heersende windrichtingen te blijven.

Het mannetje is dan ook een vogelaartje, amateurtje in verkokert kijken. Grote afstanden zijn hem te verdicht voor ogen. Hij kan niet zien hoe eenvoudig het opgepeuzelde mereltje
voor de kevertjes was dood gegaan. Dit om plaats te maken voor lieve liedjes zingende
lentediertjes die ons hart verluchten met scherper zien zonder verrekijker.

Verwilderd is hij mansmensje nog verbaasd over zoveel mensenrechten die hij niet ziet
met ver voorbij zijn glanzende schoenneuzen kijken. In het voorbij gaan bezag ik zijn rug gekromd er stak een predikaatje uit van vreemde regels. Uitgekookt perkament van zijn huurcontract in toongezet van een levensverzekering. En ja dat was ook in blauwe letters op wit gesteld. Het ziet hem te zwart voor ogen. Zou god echt een verbond met hem gesmeet hebben? Of was het hem te heet onder de witte voetjes, die hij behaalt bij zijn grootouders? Wellicht van franse snit maar zangerig een eigen taaltje spreken.

Ik ken trouwens een vrouwtje voor hem, wonend in de laatste nieuwbouwwijk,
uitziend over het dichtgebouwde polderland. Sprak zij daar ook nog schande van?
Zoveel groen moet wijken voor zij die daar nier horen en hoe zou het ons met teveel zoet water vergaan? Zijn polderdijken opgewassen, met alleen maar blonde kalende kruinen?
Ja ook zij, het lieftallig lijfje dijt al schierlings uit tot monocultuurtje, was gevlucht uit verdichte steden. Te benauwt om haar kroost in te laten gedijen stijl als haar.

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief