vreemd genoeg me afgevraagd, wat of het is met daar te kijk te staan. Er kwam geen antwoord op de vraag. Bleek wat ongewoon gewoon verstaan in taal een handgebaar. Meer niet dan een sprakeloze mond die woorden smaakt zonder kleur bekennen. Nog even voor de spiegel gestaan: Baard op de keel, haar om de lippen, zij hield me staande bij mijn ongeschoren zijn. Ik zag me voor mezelf aan. Trok een vraagteken, waar geen antwoord voor was, als denkrimpel op mijn gelaat. Het staat er nog, in iedere ruit die mij aanstaart kom ik mezelf weer tegen. Bedrukt, goed uitgedrukt, een slagschaduw die telkens meedraait om de lantaarnpaal. Van groter ego, uitgerekt, tot klein (alweer) bedrukt compact gekleedde kerel die plat voor me staat. M'n evenbeeld, voor eventjes verveeld op een stoeptegel uitgetekend. Zo vereeuwigd wil ik zijn; alleen, maar bij het zichtbaar licht.
En bij het doven, stomverbaasd, mijn eigenste schuwe schaduwbeeld. Ik hoor mezelf aan en zweeg goed uitgedrukt voor het laatst weg gegaan. Toen de straatverlichting insliep bij de dagtaak, schreed ik gekleed in dagelijks brood gewoontegetrouw mijn zonder slag of stoot blootgegeven toonbeeld over de toonbank naar de toonzaal voor de toonaard die een valse toon slaakt en aan toonder mij bij mezelf achterlaat. Ongekend gaf ik mezelf prijs met te kennen geven, nam ik mezelf de maat en voor kennisgeving aan. Weggegaan is onaangekondigd vluchten, hetgeen altijd wel bij mij staat, me bij staat, waar ik ook ga. Telkens verschijn ik, telkens hier weg van(daan), maar nooit meer scherp vervagend; gewoon dit afgesloten overijld verhaal.
Uit niets blijkt mijn gelijk.
27 februari 2010
20 februari 2010
Toen heden nu was
Toen ik god vroeg; "bent u te vertrouwen, kunt u met me trouwen is de wil daartoe?"
Sprak hij; "godsonmogelijk(!), ik bestier een hemelsrijk, inclusief de mensheid die daaruit verdwijnt." Hij was mijn vader gelijk, een herder als de heer.
Ik weet van nonnen dat zij hem beminnen en monikken die het met kleine jongetjes daarvoor in de plaats moeten doen.
En nu word ik geslachtsrijp afgewezen op vreemde gronden met verblijven in de heer.
Mijn scheppingsdrift in duigen, neemt een andere vlucht. Geboekt stond ik voor't hiernamaals. Maar heb ras de koers verlegd.
Helaas te laat mijn verwekkers ingewreven hoe godlasterlijk in de leer ik werd bejegend.
Ware ik een paap in plaats van koorknaap, ware ik geen jongeling maar eucharistievierder ik ware van het ware geloof gekuist gebleven.
Blijven steken in mijn driften aan de hand van mijn celibaat een vrouwenhater met de tong. Maar ik ben in de rechte leer stijf gevoed met diep geworteld waarheidsvinding. Alles mag mits in gehuwde staat verkeerd.
Geschonden en in zonden zou ik in overspel leven, ware ik in de heer. Mijn geaardheid conflicteerde eerder nog dan mijn rechtgeaarde trouw des vlezes. Vreselijk lot op blote knieen aan de bedrand gekluisterd kind dat ik was.Met vertrouwen het: -ik ga slapen -ik ben moe -sluit mijn beide oogjes toe- hem toe vertrouwde in mijn pyamajasje en barre voets gevouwen handen. Volwassen vol voldongen feiten weet ik dat god ook met blote handen zich verblijde kan.
Zelfs de paus hielp daar geen bijdehandje aan noch de goed gemutste kardinaal. Er zijn speelmannen tenover die te goeder trouw onze lieve jonge heer ter hand nemen wetend dat god overstijgend aan alles met iedereen de liefde bedrijft.
Letterlijk uit de bijbel ter hand gestelde geloofsbelijdenissen behoeve geen besnijdenissen om bezoedeld ter goedertrouw de eeuwigheid verkracht te loven die het zaad op goede gronden op de akkers van geloof de kieming geven van het eeuwig leven in ons nageslacht.
Prijs de here loof zijn uit die naam gedane daad, want hij is daarin opgestaan.Vrouwen wenen godgeklaagd om hun verloren kinderschare, mannen doden uit zijn naam de zonen van gelovigen die smekend bidden omgerechtigheid. En op hun beurt weer de wapenen weten om de zegen uit te spreken over de goedertierendheid en de wrake gods. Een drieheid, ontstaan, verstorven en ver(der)gaan.
Amen
Sprak hij; "godsonmogelijk(!), ik bestier een hemelsrijk, inclusief de mensheid die daaruit verdwijnt." Hij was mijn vader gelijk, een herder als de heer.
Ik weet van nonnen dat zij hem beminnen en monikken die het met kleine jongetjes daarvoor in de plaats moeten doen.
En nu word ik geslachtsrijp afgewezen op vreemde gronden met verblijven in de heer.
Mijn scheppingsdrift in duigen, neemt een andere vlucht. Geboekt stond ik voor't hiernamaals. Maar heb ras de koers verlegd.
Helaas te laat mijn verwekkers ingewreven hoe godlasterlijk in de leer ik werd bejegend.
Ware ik een paap in plaats van koorknaap, ware ik geen jongeling maar eucharistievierder ik ware van het ware geloof gekuist gebleven.
Blijven steken in mijn driften aan de hand van mijn celibaat een vrouwenhater met de tong. Maar ik ben in de rechte leer stijf gevoed met diep geworteld waarheidsvinding. Alles mag mits in gehuwde staat verkeerd.
Geschonden en in zonden zou ik in overspel leven, ware ik in de heer. Mijn geaardheid conflicteerde eerder nog dan mijn rechtgeaarde trouw des vlezes. Vreselijk lot op blote knieen aan de bedrand gekluisterd kind dat ik was.Met vertrouwen het: -ik ga slapen -ik ben moe -sluit mijn beide oogjes toe- hem toe vertrouwde in mijn pyamajasje en barre voets gevouwen handen. Volwassen vol voldongen feiten weet ik dat god ook met blote handen zich verblijde kan.
Zelfs de paus hielp daar geen bijdehandje aan noch de goed gemutste kardinaal. Er zijn speelmannen tenover die te goeder trouw onze lieve jonge heer ter hand nemen wetend dat god overstijgend aan alles met iedereen de liefde bedrijft.
Letterlijk uit de bijbel ter hand gestelde geloofsbelijdenissen behoeve geen besnijdenissen om bezoedeld ter goedertrouw de eeuwigheid verkracht te loven die het zaad op goede gronden op de akkers van geloof de kieming geven van het eeuwig leven in ons nageslacht.
Prijs de here loof zijn uit die naam gedane daad, want hij is daarin opgestaan.Vrouwen wenen godgeklaagd om hun verloren kinderschare, mannen doden uit zijn naam de zonen van gelovigen die smekend bidden omgerechtigheid. En op hun beurt weer de wapenen weten om de zegen uit te spreken over de goedertierendheid en de wrake gods. Een drieheid, ontstaan, verstorven en ver(der)gaan.
Amen
19 februari 2010
Lik op haar stuk
Zijn niet pluis zijn
leidde naar haar klapstuk
licht aangebrand welde het
warm aan in zijn onderbuik
ze trok haar neus op
hij of't bloedde
beproefde de nasmaak
daar zo vreemd van
gegaan genoeg het zoete
dat hen versteld liet staan
leidde naar haar klapstuk
licht aangebrand welde het
warm aan in zijn onderbuik
ze trok haar neus op
hij of't bloedde
beproefde de nasmaak
daar zo vreemd van
gegaan genoeg het zoete
dat hen versteld liet staan
11 februari 2010
Trein*
*
Frédéric Chopin - Marche Funèbre
Een stem als met leer bekleed spreekt zich in de luidspreker uit over mijn eindbestemming. Ik luister met vele oren gedwee mee over het wel en wee dat ons wordt voorgeschoteld. Het spoort niet met het rooster waarin met zoveel hoop stond aangegeven hoe op tijd rijden getalsmatig heet. Versteld was iedereen toen bleek dat de wissel met tol betalen in achterstallige onderhoud het niet deed.Een bejaarde vrouw haar lot werd voor mijn ogen beschikt, "mijn hemel" sprak zij en iemand anders dacht "godallerjezus" bij de dienstmededeling "ik mis m'n aansluiting".
Een willekeurig gekleed heer, gelijkend de conducteur, was uit het lood en zijn handpalm geslagen over dit godsonmogelijke feit. Dat juist zij, maria, hoogzwanger ooit van haar enig geboren zoon, nu de kruisiging moest missen was hoogst ongewoon.
De geschiedenis gaat aan de haal met het spoorboek, een heilige schrift voor degene die per treinreizend hun afspraak nakomen. Met deze ontluistering van normen en waarden staat het lijden op de tocht. De mensheid mist haar offerande, god zijn zoon, maria haar enig eerste geborene en de discipelen hun voorganger op die manier.
Alleen een enkel kind zag er een gat in dat speelde, doorzag het fenomeen dat leed als gespijkerd zitten aan. Er was een timmerman, met vorstverlet, uit de bouw ontzet om een kruis te slaan. Als beunhaas uiteraard, daar hij anders slechts vensters plaats om de wereld door gade te slaan. Veel vaker sloeg hij de plank mis. Maar ditmaal sloeg alles, de spijker op de kop, de nagel uit de doodkist, het voldongen feit van kortjakje:
Door de week te uitgeput en zondags werk voor twee met z'n zilverwerk dat te laat bleek uitgestort voor het zingen de kerk uit. Was hij vader van een wees, die met een handgebaar de wereld geneest. Onwetend van al dat zeer, zat hij vast aan dit kruiswoordraadsel, gelijk de rest van de familie zich in het noodlot moest schikken de NS dienstregelingen. Vastgevroren op de wissels koud genezen van de vierkante wielen waarmee eerder de schepping al hortend en stotend tot stilstaan werd gebracht. Toen, herfst, beweerde iemand een haan driemaal te horen kraaien, wat ik gelet de vogelpest voor onmogelijk hield in mijn treinstel.
Nu echter we op het punt zouden moeten staan van ooggetuigenverslagen schrijven hoe de wereld in één klap van haar schuldenlast bevrijd zou kunnen worden, staan we in de polder op een diepte punt stil. Blijven wij nu met de hele wereld al online met de gebakken peren zitten, de scheering ging na inslaan van de bank, Zalm en andere zeldzaam vraatzuchtige schooldieren, heren zoals de gecastreerde -mevrouw Brink- zitten op een blauwe beurs van verval waarin stinkerds rijker en zij die er instonken verdronken. Komen de eersten toch niet het laatste, en gaat kapitaal blunderend mee het hiernamaals in, zelfverrijkend naast god? Ik zie door deze bomen Bos niet meer zitten.
Iemand reed zwart, ik zag het al aan zijn huidskleur. Hij werd stilstaand in de trein ook staande gehouden. Hij stonk er niet in, geldbewust wees hij op de verzaakte verplichtingen van dit vervoersbedrijf van A naar B. Maar tot nog niet voor bij A7 stilstond. Bij legitimatie, bleek hij Judas, kende ook die knakker van eerder dit jaar die van het haantje kraaien; ja, zijn neef Petrus, een bangerik. Ja, hij wist van geld en besteding bij 't bestrijden van godgeklaagde arremoe. Judas, gaf de conducteur te kennen zwartrijden geen punt te vinden, vooral hij bij te laat verschijnen op die. Doodkopsheuvel, hij voor eeuwig gereed was van het vagevuur aan zijn schenen.
Even verder op ontstond een opstandje, van enige eeuwig jong Arabisch ogende heren. Ze waren eerder ook al als de doods, maar nu niet meer. Geld speelt geen rol, wees een van hen een medereiziger terecht. Wij kwamen uit het oosten, maar door het oog van de naald waar de kameel kroop waren ze zonder vervoersmiddel blijven steken tot de NS kwam aan gestoven. Ze wijzen naar het Oosten. We waren in bed, lees hem, blijven hangen. Flikker toch eens op, verwensten de voddenjoden van de leeg gehaalde wallen ons nog. Maar wij, islaamse poten hielden voet bij stuk. Hier, Laagland, bood het uitverkoren volk, onderkomen voor zij die in eigen land voor lul gezet hier vrijelijk homo kunnen spelen. We dachten dus zo: 30 jaar, een wijl(geslachtrijp) willen wij die kruistocht voor geen goud missen, voor we weer verderaf reizen. Misschien krijgen we nog wel onze geschenken retour om de terugreis per trein te bekostigen, wie weet godszegen.
Maar niets spoort, alles loopt spaak. De tollenaars moeten opdraaien in het van leer trekken tegen de wisselaars en machinisten. Die zich in hun bazen vergisten nu de hele godvergeven schepping uitgehold tot stilstaan komt kunnen we het met z'n alle wel vergeten om vergeven te worden. Het sneeuwt wit maagdelijk liegt de nieuwe natuur me tegen, ik zie geen ezels, geen herders, geen zaligmakers. Alleen maar uitgeteerde namaak oerrunderen, afgeragde paardjes en in het slop geraakte edeldieren sterven in de kou. De resultante van ons eigen van stal gehaalde schrikdraad omzoomde scheppingsverhaal. Er werd weer wat door de leerlooier omgeroepen, dat ivm met de melaise, die nu landelijk heerst, de boel tot stilstaand is gekomen en «Gode zei geprezen», in tegenstelling tot de heilige schrift, er uitstel van executie is gegeven.
De omroeper deed er verder het zwijgen toe, terwijl ik me ongeneeslijk verbeet op een peen die ik bij me gestoken had, voor de dorst en god mag weten me ogen mij voorschotelend te lezen geven: U bevindt zich in de trein vol jezussen die allen alleen maar hun eigen scheppingsverhaal lezen en geloven dat god mag weten wie hun de les zou mogen lezen over hun ontspoorde wezen.
08 februari 2010
Rik
Het kon raken, handen waarmee hij een schop uitspaarde, troffen zelden uitgeslagen doel. Hij, een man nog niet op jaren, onder gedoken in huis en haard. Wat schamel maar het staat als een huis met kwekerij. Waar de ambitie zich jaarlijks in pootgoed vergaapt. Verpot en wel te koop een omzet die er met zijn tijd vandoor gaat.Hij haalt de winter zomers al in huis, verslaat zijn vrouw in 't nauw met inkomsten van de kraam. Die jaarlijks bemenst met eigen waar de drommen gepasioneerde gepensioeneerde onderwijzers het vuil onder de nagels krabt met botanie op potjes latijnse taal. Ze verstaan elkaar, de importtuinder en de alochtone noorderling, in vlekkeloze importtaal met foutloos voorspellende kluiten aarde rondom een sprietje uniek plantmateriaal. Dat alles voor veel geld de sier moet maken bij de buren die al lezend een Oase aan plezier beleven, begerenswaardig in het aangeharkte paradijs. Een weerspiegeling in de behoefte van pure natuur is hij de marskramer die leurt.Gevluchte randstedelijke zorgverlener nu asielzoeker op het hoge land, een potsiermaker die zijn handen vuil maakt aan het hofje van de welverdienende pastinaak, z'n ega goudsbloem of beppe guldenroede waarmee de familienaam gemaakt werd in de welvaart.
07 februari 2010
Neusbrug
Hoe komt het toch dat u zo dom oogt. Sterker nog; u bent het ook.
Door lopend langs de randapparatuur schraapte zij haar keel eens luid. Verslikte zich voor de zoveelste keer gelijk zij zich vergiste als ongedopte diksap op de koelkast. Haar interieur achter de klederdracht welhaast net zo infrieur als de gedachtengang die zij op onderwijzend toontje onderwees.
Een vreemdsoortig vaginale behoefte deed haar kortlings dwalen naar 't toilet. Waarna ze zonder enig belet het betoog weer opgelucht aanhief over het meten aan milieu.
De boezem zwiepte op maat van de tongriem dwepend over de nauwgezetheid van het getal dat op de wijzerplaat verscheen. Van onderwijzen, sprak zij heupwiegend met haar schoot, gaat veelzeggendheid van uit. De student, ik werd terloops ermee vergeleken viel veel af te lezen. Mijn handen staken jeukend in de broekzakken zich wat naar voren uit. Ze duidde op de lusteloosheid van het mannelijk geslacht bij haar gehoor. Waar zij op doelde was de enerverende ongeëvenaarde domheid in haar betoog, terwijl zij voorover boog om te tonen waar de zuurtegraad werd bemeten aan het slib, de slurrie beter gezegd.
Het uitzicht dat ze daarbij bood was tomeloos een dieptepunt van haar borsten, die met vrij spel bungelden in haar bra. Het leed geen twijfel, van vrije protonen had zij geen kaas gegeten, basenparen lieten haar koud; het waren de nauwelijks te beredeneren evenwichtconstanten waar ze het hoofd op brak. Schichtig tuurde zij omhoog om te bezien of ik van haar wat opstak bij de knieval voor de randapparatuur. Het staat wat laag geplaatst voor acuraat te registreren, wees ik haar terecht.
Hier viel veel van af te leren, als de digitale wijzerplaat wat hoger werd geplaatst en een beeldscherm nader verklaart wat opgeslagen resultaat het proces weer analyseert dat katalytisch is op ooghoogte zou worden ingezet. Deze volzin liet haar perplex herrijzen naast mij, gaandeweg haar stomverbaasd gezicht dat zoveel onzin gespuid kon worden door een vaderfiguurogend mensbeeld.
Ze besteeg aanstonds het trapleer, haar rokplooien wat omgeslagen omhoog. Ik zag knikkende knieën door hoogtevrees die tree voor tree me voor gingen naar het bordes. Daar vatte zij de les weer aan met toonzetten. Ik, halverwege naar omhoog turend, zij verwijzend naar het verzuurde vat dat door een rooster heen onder haar voeten duidelijk gevuld was met zogenaamd afvalwater.
Hier -ze wees tussen haar benen door naar beneden- daar bevindt zich het proces wat wij aan de onderzijde bespraken. Sprakeloos; me ogen niet gelovend, aanschouwde ik haar wijdbeens uitweiden over een ander fenomeen. En ik gaf haar te kennen dat deze compromitterende houding ongemakkelijk mij in verlegenheid bracht met kijken. U schaamt zich, diende zij me van repliek. Dat terwijl u zo geniet van wat gaande is met afspelen. De inhoud maalde stroperig gestaag door een roermotor aangedreven. Zij reageerde op de lucht die zij er van kreeg, met mededelen: het is gaande. Schaamrood bekleedde mijn gezicht, hoe fraai uitgedrukt. Ze kon als docente goed doseren wat het de inhoud betrof, titrimetrisch bezien een waar rood verkleurend omslagpunt
Een onooglijk knopje bestierde het loog dat naar beneden druppelde. Zie, het vliegt omhoog, sprak zij, trotserend mijn stalen rooster omsloten oogopslag. Deze blik door mij geworpen, die niets ontziend of verhullend, tussen haar knieën door gebogen, dichterbij op de kooiladder beknellend mij de klim verhinderde met waar zij op doelde. Hier kruisen wij de zeven, nogal geneutraliseerd bewees zij mij het gelijk van de vergelijking.
Als man hing ik op allerlei manieren aan haar lippen, ze was recht door zee. Het schuimde even in het vat, deed een stap, ik vertrad, het was glad, wij vielen door het trapgat, op elkander aangewezen, naar beneden, zij landde boven op mij ik las de laatste waarde op de valreep af en begreep zonder houvast waarom zover beneden alle rede het peil aan de grond in de bodem van het reactievat door haar eerder werd afgelezen.
Het ging haar niet om onderwijs, noch de pupillen die zij onderwees. Slechts de incidentele ouderavonden, daarin overspeelde zij gretig het lek en gebrek aan kennisoverdracht omdat het verleiden tot leergierigheid altijd overdrachtelijk moet worden bewezen.
We sloten af, het was lokaal genoegen om in te zien hoe in de praktijk wordt onderwezen onder het genot van koffiedik kijken of een theezakje dat soppend ik het glazen kopje nog bewoog toen ze klaar was met haar betoog aan opvallend veel vaders van hun kroost dat zij anders onderwees.
Door lopend langs de randapparatuur schraapte zij haar keel eens luid. Verslikte zich voor de zoveelste keer gelijk zij zich vergiste als ongedopte diksap op de koelkast. Haar interieur achter de klederdracht welhaast net zo infrieur als de gedachtengang die zij op onderwijzend toontje onderwees.
Een vreemdsoortig vaginale behoefte deed haar kortlings dwalen naar 't toilet. Waarna ze zonder enig belet het betoog weer opgelucht aanhief over het meten aan milieu.
De boezem zwiepte op maat van de tongriem dwepend over de nauwgezetheid van het getal dat op de wijzerplaat verscheen. Van onderwijzen, sprak zij heupwiegend met haar schoot, gaat veelzeggendheid van uit. De student, ik werd terloops ermee vergeleken viel veel af te lezen. Mijn handen staken jeukend in de broekzakken zich wat naar voren uit. Ze duidde op de lusteloosheid van het mannelijk geslacht bij haar gehoor. Waar zij op doelde was de enerverende ongeëvenaarde domheid in haar betoog, terwijl zij voorover boog om te tonen waar de zuurtegraad werd bemeten aan het slib, de slurrie beter gezegd.
Het uitzicht dat ze daarbij bood was tomeloos een dieptepunt van haar borsten, die met vrij spel bungelden in haar bra. Het leed geen twijfel, van vrije protonen had zij geen kaas gegeten, basenparen lieten haar koud; het waren de nauwelijks te beredeneren evenwichtconstanten waar ze het hoofd op brak. Schichtig tuurde zij omhoog om te bezien of ik van haar wat opstak bij de knieval voor de randapparatuur. Het staat wat laag geplaatst voor acuraat te registreren, wees ik haar terecht.
Hier viel veel van af te leren, als de digitale wijzerplaat wat hoger werd geplaatst en een beeldscherm nader verklaart wat opgeslagen resultaat het proces weer analyseert dat katalytisch is op ooghoogte zou worden ingezet. Deze volzin liet haar perplex herrijzen naast mij, gaandeweg haar stomverbaasd gezicht dat zoveel onzin gespuid kon worden door een vaderfiguurogend mensbeeld.
Ze besteeg aanstonds het trapleer, haar rokplooien wat omgeslagen omhoog. Ik zag knikkende knieën door hoogtevrees die tree voor tree me voor gingen naar het bordes. Daar vatte zij de les weer aan met toonzetten. Ik, halverwege naar omhoog turend, zij verwijzend naar het verzuurde vat dat door een rooster heen onder haar voeten duidelijk gevuld was met zogenaamd afvalwater.
Hier -ze wees tussen haar benen door naar beneden- daar bevindt zich het proces wat wij aan de onderzijde bespraken. Sprakeloos; me ogen niet gelovend, aanschouwde ik haar wijdbeens uitweiden over een ander fenomeen. En ik gaf haar te kennen dat deze compromitterende houding ongemakkelijk mij in verlegenheid bracht met kijken. U schaamt zich, diende zij me van repliek. Dat terwijl u zo geniet van wat gaande is met afspelen. De inhoud maalde stroperig gestaag door een roermotor aangedreven. Zij reageerde op de lucht die zij er van kreeg, met mededelen: het is gaande. Schaamrood bekleedde mijn gezicht, hoe fraai uitgedrukt. Ze kon als docente goed doseren wat het de inhoud betrof, titrimetrisch bezien een waar rood verkleurend omslagpunt
Een onooglijk knopje bestierde het loog dat naar beneden druppelde. Zie, het vliegt omhoog, sprak zij, trotserend mijn stalen rooster omsloten oogopslag. Deze blik door mij geworpen, die niets ontziend of verhullend, tussen haar knieën door gebogen, dichterbij op de kooiladder beknellend mij de klim verhinderde met waar zij op doelde. Hier kruisen wij de zeven, nogal geneutraliseerd bewees zij mij het gelijk van de vergelijking.
Het ging haar niet om onderwijs, noch de pupillen die zij onderwees. Slechts de incidentele ouderavonden, daarin overspeelde zij gretig het lek en gebrek aan kennisoverdracht omdat het verleiden tot leergierigheid altijd overdrachtelijk moet worden bewezen.
We sloten af, het was lokaal genoegen om in te zien hoe in de praktijk wordt onderwezen onder het genot van koffiedik kijken of een theezakje dat soppend ik het glazen kopje nog bewoog toen ze klaar was met haar betoog aan opvallend veel vaders van hun kroost dat zij anders onderwees.
04 februari 2010
Basic cradles
Ik had een blokje, zij vond dat met een zachte g maar niets. Een pompje? Ja, dat was van korte levensduur dat zuur bekocht werd met veel sop.
Ik had iets op mijn unilever en biechtte haar mijn neergang op. Dat pompje was nog uit de boedelscheiding van mijn ex.
Ik waste nu de gulden handen in onschuld met een geurtje. Ze stond versteld over zoveel barbaarse werkelijkheid. Verslikte nog zachter met het blokje zich ohlee, ohnee, ohlaa mijn lijf gelikt door washand dat voor het blok wordt gezet; gesopt met afbreekbaar zeepje. 'T is geen gezicht.
Haar rug mocht ik nog afdoen met dit zeepbordje. Van een ooit hoekig blok, dat nu scattend tussen de haken van mijn ogen en het handsopje door glipte, op de grond. Omhoog kijkend, langs haar welvend vooraanzicht, gleed mijn oog om in contact met haar verontwaardigde ogen te komen. Afgesloten tot slot, weigerde zij dit betegeld stenen tijdperk te ontberen: is op zoek gegaan naar'n vertegenwoordiger: een vent met kunststof pomp en vloeibaar sop in een badkuip, waar zij zo verzot met wat druk uitoefenen van genoot:
Terugdenkend aan dat ouderwetse blok verstard soppen van mijn hand, wat haar op de huid gezeten, van verlatingsangst bezeten, zo schrijnend terugblikkend toe had gebeten.
Ik had iets op mijn unilever en biechtte haar mijn neergang op. Dat pompje was nog uit de boedelscheiding van mijn ex.
Ik waste nu de gulden handen in onschuld met een geurtje. Ze stond versteld over zoveel barbaarse werkelijkheid. Verslikte nog zachter met het blokje zich ohlee, ohnee, ohlaa mijn lijf gelikt door washand dat voor het blok wordt gezet; gesopt met afbreekbaar zeepje. 'T is geen gezicht.
Haar rug mocht ik nog afdoen met dit zeepbordje. Van een ooit hoekig blok, dat nu scattend tussen de haken van mijn ogen en het handsopje door glipte, op de grond. Omhoog kijkend, langs haar welvend vooraanzicht, gleed mijn oog om in contact met haar verontwaardigde ogen te komen. Afgesloten tot slot, weigerde zij dit betegeld stenen tijdperk te ontberen: is op zoek gegaan naar'n vertegenwoordiger: een vent met kunststof pomp en vloeibaar sop in een badkuip, waar zij zo verzot met wat druk uitoefenen van genoot:
Terugdenkend aan dat ouderwetse blok verstard soppen van mijn hand, wat haar op de huid gezeten, van verlatingsangst bezeten, zo schrijnend terugblikkend toe had gebeten.
03 februari 2010
het dichtsel stremt tot zuursel
Het dichten is een vorm van onvermogen, louter spinsel van de geest ontstolen pennenvrucht. Een vuile streek, uitgehaald op papier. Een daad die doodleuk uitgedrukt wordt, waarna verbaast de liefde verdwaast het zwijgend sterftegeval gade slaat.Niets spreekt haar meer tegen omdat zij ver-ontwaardig 't lot tot ontkennen van bestaan verkiest Een loos stukje gebarentaal. Waarvan de schijn afgehaald, de ongekende ware aard afkerig uitend, die zij stomgeslagen zelfverloochend toelaat. Het leidt tot niets omhoog dan blauwe schijn op witte treden in het vergeten waar achter leegte steekt. Houvast tot je duizelt, woorden doldraaien, zinnen afbreken, regels om nooit meer te begrijpen een reling om wederzijde weer te geven.
Abonneren op:
Posts (Atom)
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.