Ik zit nog al eens
met de noodzaak, de noodzaak van 't bestaan.
En als ik daar niet mee zit, dan is de rede daartoe helemaal weg.
Nu zit ik nog al eens, dat scheelt, dus zonder noodzaak. Noodzakelijkerwijs is dan dus de noodzaak weg. Toch blijft de prangende vraag van het bestaan dan nog bestaan. Het heeft dus met andere woorden bestaansrecht om te zeggen dat ook zonder noodzaak er geen rede is.
Uit niets blijkt mijn gelijk.
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.