Uit niets blijkt mijn gelijk.

14 juni 2011

Het was een dag

waarmee geen woord te wisselen was.
Zo'n stomme dag, waarop alles scheen
te schijnen. Alles in het blauw verdronken
ondergedompeld leek te zonnen. Niets werd
uitgezonden, gewoon loom lag te lommeren,
of gewoontegetrouw dat niet deed.
De wind viel tegen, even als de sneeuw
voor zon verdwenen regenwolken.
Men was, of juist niet, thuis gebleven,
ergens blijven steken, of halverwege
onderweg. Stilte was nu zelfs te horen,
ik zag het zelfs wegvliegen onderweg
voorbij de horizon. Wat niet zo, zo
moeilijk voor te stellen was, met verder
geluidloos leven. Er viel niet mee te leven,
iedere beweging sloeg nergens op of dood.

Doodgewoon was dan ook het enige levensteken
dat nergens opsloeg, laat staan opgeslagen werd.
Uit verveling werd geruisloos alles wel
achter de hand gehouden voor eventualiteiten of andere
rariteiten waar iemand nog een slaatje uit kon slaan.
Bijvoorbeeld door opgelicht door het leven te gaan.
Of juist de oplichter was, die met oplichten een ieder
lichter maakte met alles wat zich hier bevond.

Veel ging steeds meer vanzelf, zelfs vanzelfsprekend,
niemand dacht daar meer over na. Alles was zoals het was
beschikbaar op alle tijden, of andere tijden. Dus alles was
gewoon, of gewoonweg stomvervelend. Iedereen snapte
dat, niets bleef, alles was, en zeker niet achterwege.
Dat was dan ook geluidloos leeg, behalve dan wanneer men
wat getikt was, of ging tikken op een vreemd gerangschikt
alfabet. Waarop men lag uitgebeeld in woorden of mooier
nogal uitgedrukt was. Dat was dan wel te horen voor zover
het ook beschreven was. Iedereen was dan ook op de één
of andere manier verbonden.

Feitelijk was iedereen verwonderd,
om zo verbonden met elkaar te zijn. Net of
iedereen verwond was, zo vreselijk verbonden
met elkaar.

Was het uitgesloten om nog ongebonden
te bestaan? Dat waren immers de echt gewonden! Zij
die niet alleen niet door draad verbonden waren,
maar sterker nog, ook nog draadloos ongebonden
bestonden. Er was geen recht van spreken zonder
dit verbonden zijn. Dat werd steeds vaker klakkeloos
maar onomwonden tegen de laatste niet verbondenen
verteld. Zij waren immers in staat tot een ontbonden
staat van leven in deze verder zeer verbonden staat. Wat
uiteraard ongeschonden niet bestond zonder verwond
te raken aan het bestaan.

Dit was dus zo'n dag in ooit toen iedereen in de wolken
verbonden was met iemand, of bijna iedereen. De uitzonderling
die het waagde ongebonden zich te vertonen toen, werd verder
zonder dat hij het wist of zelfs miste afgesloten daarvan.
Vandaar uit ontstond dus dit betoog van deze onomwonderaar,
die nog van zich liet spreken
op deze stomvervelende verbonden dag. De dag
waarop niets vanzelfsprekend meer in leven was
anders dan digitaal weergegeven.

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief