Uit niets blijkt mijn gelijk.

24 april 2011

Ademnemend

Wat een strop, ik had me even in de lucht te drogen gehangen.
Toen bleek dat lijntrekken geen zin had. Het brak, zoals met gemak
wel vaker lijntjes breken die getrokken werden, af. Ik lag luchthappend
op mijn zij, te snakken naar juist die lucht die mij ontbrak. De boom sprak
ook in het luchtledige; "wie hangt er aan mijn tak?" geen benul, hield ik vol,
men bladert wel eens vaker, of zingt in koor, naar het schijnt het hoogste lied, al bungelend.
Desnoods de wind, die welgezind, hier wat van in beweging zet. Maar geenszins
was hier sprake van opzet in het spel. Het spel, gespeld in woorden, speelt geen rol
van betekenis, bij zo'n snode daad van onvermogen,
waarmee gezegd is dat de zwaartekracht boekdelen voor zichzelf mompelend uitspreekt.
-
R

23 april 2011

Geborgen

De vrouw die voor de eeuwigheid geschapen leek, beviel niet maar was bevallig. Sterker nog; welgevallig. Haar man, veel later pas, beviel dat niet dat zij zo goed gevallen, toch nog blauwe plekken bezat waarop hij kon lopen. Het liep dan ook niet goed af. Zij de moeder aarde, de aardsmoeder dus. Hij vadertje tijd, die het er voornam. Beide met elkaar een oneigenlijk en zeker ongelijk paar. Alles vergrijsde om hen heen. Kinderen, baby's, waren al oude den dagen zat, voor iemand er erg in had, bejaarden voor hun tijd. Niets hechtte bij dit ouderpaar.

Hij verslikte zich, zij stikte daar toen ook bijna in. Hoe goed bevallen ook, het beviel hen niet. De tijd verstreek, de afgemeten ruimte die aarde heette deed daar aan mee, en draaide door. Naar het scheen, de zon, greep niet in maar begreep ook niet wat in dit licht ingrijpen had te betekenen, behalve dat het ingrijpend moet zijn. Met name het te weten dat heet teveel te verdragen valt. Men, hij, zij en de zon, tekenden dan ook dit verdrag niet, hoeveel veelvoud dat ook zou betekenen. Ze wisten allen: de zonnewijzer valt altijd naar het schijnt uitstekend uit te lezen op het fenomeen dat onbegrepen tijdgeest heet. Iets dat ook iets met moederaarde deed, behalve uiteraard bevallen. Hier was, mits voldoende tijd in acht genomen werd, op één soort na, voor moederaarde wel mee rond te komen. Immers haar nazaten kwamen, al dan niet welgevallig één voor één, maar verdwenen ook weer naar het scheen onderhuids ergens bij haar. Daar leefden velen in herinnering als onderdeel van aardkorst, iets dat onverteerbaar bleek.

Maar de tijd heelt alle wonden, ook die van haar, al leek het onuitputtelijk. Haar kroost gaf energie aan nieuwelingen, telgen van haar nageslacht. Ze brandde alles gewoon op. Heel haar fotografisch geheugen werd een leugen als schaarste goed. De tijd zal het hen dan ook leren hoe het met haar verder moet. Ze verteerd ondertussen in rap tempo voor zover de maan en zon daar hun licht nog op wensen te werpen waren de dagen geteld.

Op een zekere dag sprak de tijdgeest het niet meer aan, hij die anders altijd welgevallig was, sprak; het is op. Alles is niets meer, en zeker de zoete koek die eerder aangenomen was. En ja, daar viel niet mee te leven, veel te uitputtend dat geslacht dat door die Adam en Eva was voortgebracht bracht het zelfs er slecht vanaf. En erger nog inmiddels uitgeput ried ook moeder aan zo langzamerhand te stoppen met die kinderen god mag weten wie dat spul op haar had bedacht. Alles bleek niet meer te voldoen zo beestachtig dat die schepselen god's hun kroon hadden overspeelt met opwerpen van antischepselen van eigen makelij. Vreemdsoortige prullaria dat nergens toe diende dan waardeloos gerief.

Hoewel vreemd genoeg alleen groot nazaat daar mee zat. Het kleine en het allerkleinste kon er nog ruim schoots mee uit de voeten. Niet dat tijd daarin geen rol speelde, zeker wel veelvuldig zelfs en zeer kortstondig. Voor hen was moeder aarde een onuitputtelijke bron van leven, er kwam geen einde aan, zo't leek. Vergaan was voor en na die tijd bijna eeuwig, maar ontstond ook even zo eenvoudig weer. Maar goed vader gaf de pijp aan Maarten, hoewel die ook al verdwenen was. Iemand met een sikkel scheen daar doodleuk vrolijk door te worden en seisde alles kort maar klein.

De tijd zal het leren, hoe zoiets vergaat nu mensdom is uitgestorven en niemand een verhaal vertelt. Eigenlijk omdat iedereen die op moedeaarde leeft vanzelfsprekend zelf leeft, desnoods met stomheid geslagen. Hoewel menig vogel het tegendeel spreekt, die raken niet uitgefloten. Ook zij die niets plannen planten zich lustig voort alsof niets uitgestorven is. Kleine wezens vraten zich suf aan al dat groen, of aan elkaar je kon er menselijkerwijs geen touw aan vast knopen, hoe zonder te vergaan deze plaagvormen zo constant op elkaar terend voortwoekerend in de tijd bemeten konden voortbestaan. Mama was een onuitputtelijk bron van leven weer gebleken, die samen met papa paarde of het een lieve lust was..

22 april 2011

Altijd alles gelegen laten liggen

Rustig onder de grond van het bestaansrecht spitten, waarop nog droomkastelen staan.
Bukken om dat gewurm daarin te aanschouwen dat lichtloos maar lichtelijk overdreven gewichtloos daar het leven gaat. Het gaat immers overleven. Waaruit één over is geschrapt. Ik sta paf dat zoveel is gelegen bovenop mijn bodemloos bestaan. Het is bijvoorbeeld een onderkomen van mijn ouders, hun laatste rustplaats, mits de gemeenschap het inmiddels al niet uit kostenoverwegingen of gebrek aan ruimtebeslag geruimd heeft. Daar dus, waar je zonder moeite bewijslast vindt van tot op het bot uitgemergelde waarheden, daar tref je mij op dit moment. Niet ontdaan, in tegendeel; opgewekt als een net geborene, zat ik nog in de schoot van moeder aarde. Zij genoot, en ik ook, van het uitzicht dat ze bood. Samen stonden wij dus aan het prilste begin van het ontstaan, niet menswaardig maar eerbiedig bestaan. Nietig oogt het, niettemin. Alles wat het daglicht niet kan verdragen is daarin aanwezig. Het oog, zoals gezegd wurmachtig, mede door gespit aantoonbaar leven.......

19 april 2011

Relax inn

En daar lig je dan geparkeerd tussen moeders die de zwaartekracht
bevestigen in hun aanwezigzijn.
De lucht neemt nieuwe dimensies aan in bijgeluiden die als volwaardige
bijzinnen worden uitgeblazen. Even als het alom borrelen en blazen
schept deze pneumatiek het sfeerbeeld vanuit de aquariastiek.
Volwaardig ademhalingskundig op dit vakgebied zijn de inhalers (op z'n
Engels uitgesproken( wonderdokters op dit adembenemend vakgebied.
De blauwe lucht kan daar niet tegen op, nee sterker nog, gaat achter
glas gebukt ronduit vervelen. Niets kan opwegen tegen uitzicht op een
CT scan. Zelfs kersenbloesem moet het afleggen bij al die
rondstrompelende bejaarden door het park.
Het uitzicht is tevens genietbaar door de ondergaande zon van
gisteravond een waar feest voor een ooit triomfantelijke
boerenleenbank. Maar die helaas mijn bedlegerigheid bederven in hun
zwart granieten, en dus niet te pruimen aanzien.

Er zijn hier gelukszoekers die het zuurstof in de bloedbaan meten om
de euforie van welbevinden te vieren. Sommigen daarentegen ervaren
suiker als dolle pret. Geen peil is te trekken op de hartslagen die
hief zwoegen om het ongenoegen van dit feestje rondom de longen die
het staan te begeven.
Iemand moet de zaal verlaten die in ongenoegen leefde met zichzelf.
Haatdragend schijnt hij bij volbewustzijn ter aarde besteld te zijn.
Van zijn aspecifiek klachtenpatroon is niets meer vernomen nadien.
Gebruikelijke uitgangen zijn vluchtwegen naar een naast liggend
observatorium voor intern onderzoek. Er heerst daar aanhoudend
windkracht negen, in vaktermen gesproken, mede gelet de overspanne
reacties die men daarvan opgeeft.

Doorgaans blijkt genezen niet vanzelfsprekend en bieden wonderpillen
de uitkomst tot overleven, waar men hier flink over te spreken is.

14 april 2011

De lucht klaart

Iedereen had Leaves of grass willen schrijven, ik ook.
Whitman had mij moeten heten ware ik eerder en zeker niet te laat geboren.
Zo'n sprietje bijna een eeuw voor mijn geboortejaar verschenen donker groen werkje grasbladen, er stond geen naam bij, was ik er, was ik het, maar...
Om te beginnen jezelf bejubelen en iedereen daarmee tooien waarmee ik ook mezelf willen tooien, alle goeds voor iedereen.

Hij deed wat ik doe, lantefanter zielsveel met zichzelf op z'n Engels " lean of loafe" in zomers gras, bijna strootjes in de mond en strohoed op het hoofd. Zo beginnen is een droom. Je dampt wat, ademt in en uit. Ziet de rook, nog dronken van de ochtenden beneveld, ware ik een alocoholicus.

Helaas, mijn huis geurt niet en staat niet vol reukwerk op schappen anders dan oude boeken uit een onwelriekend anti-quariaat. Maar gelukkig heeft ook Whitman geen smakende lucht, is reukloos, en ook ik ben een aanbidder aan de bosrand luisterend naar lichtharpen door de zon bespeelt van dampen die dorsten naar een aanbidder van deze niet bestaande bosbrand die daaruit slaat.

Ook ik brand van verlangen over een gezonde staat van eigen adem, echoën en fluiteringen van de zijde draad die uit-, en in- blazen gelijker met een kloppend hart. Vleugjes stro, vers gras en wolken stuifmeel die de neusvleugels tintelen laat, wanneer de mobiliteit, Whitman nog ontbeerde, maar ik op mijn gehoor luidruchtig waarneem van uitlaatgassen uit voortjakkerende voortvluchtigen uit deze, mijn, tijd.

De eeuwige drang tot voortplantingsdriften is uit de hand gelopen. Er zijn weinigen gelijk gebleven met zoveel weten van elkaar. Het innerlijk is uitgetreden, heeft plaats geruimd voor wat eerder alleen hebzuchtig buiten stond. Zuiverheid van toen zielgelukkig in alle eenvoud bestond komt tergend in alle generaties aanbod. Alles is welkom en komt aanbod met de orgaandonaties dat minder rein verkregen soms de kinderhand verpletterd onder het vuig en ergo ego bij zichzelf alleen belangen heeft.

Voor de voetnoters is plaats in geruimd uit jongerjaren toen ik mezelf in eenvoudig handwerk van ontdekkers van een tijdgewricht sleutelend aan een desittilatie toren in een teerfabriek. Hier werd de honger naar fossiele brandstof in snelwegen naar de toekomst belegd door machinisten van de tijdmachine, operators van het schridingsproces en boordwerktuigbouekundigen die het handvest van de wilde baren opruilden voor een conitinudienst te uithoorn. Hier was de hand van God ruimschoots voorhanden, wetende dat vele broeders in het vak de geest gaven aan kankeren. En zo was de schepping vanuit steenkoolteer dat de smeltkroezen van de staalnijverheid overleefde dat eerder gedolven uit de prehistorie tot eer en glorie pek voor het voortrazende bevolkingsdeel. Dat des nachts een onderkomen had onder bitumeuze daken. Men miste hier het natte gras.

Gras dat ontsproot uit iedere gedachte terug in de ouden van dagen die golvend op de halmen van de strijdlinies bekwamen van een bloeddoorlopen jachtveld van de overleden uit de meest geweldadigde eeuw die zij hadden overleefd. En toch, maar toch, hielden de wetsgeleerden staande dat welvaart rechtschapen altijd de andere kant van de heuvel als bedreigen zagen van allochtoon geluid. Vreemde tongen die bezwerende keelklanken uit stieten kwam oostwaarsts aangesneld over rijkswegen voorzien van kaarsrecht asfalt. Konden ze nog maar de oude wonden laten herleven waar in zovele uit deze 20e eeuw zijn blijven steken; nu oude mannen wat is ervan jullie geworden en wat te denken van miljoenen vrouwen en kinderen. Zijn zij nog ergens springlevend op het trapveldje achteraf uit het voorlaatste speelkwartiertje van die übermensch? Ach het is zo'n platgetreden pad vol valkuilen voor bezielden die niet geboren waren voor het geluk. De aarde is thans welschikkelijker bevonden na een laatstjongstleden slachtpartij. Ik ben die aarde niet waar ik ooit naar terug verlang. Welk woord moet het ontgelden omde maat der mensen die geen van allen onsterfelijk bleken of het benul van onbegrepen zijn. Ieder voor zich n niemand voor allen, waar zijn de jongens die man zijn en alleen van vrouwen houden gebleven. Lippen die de monden beroeren in de ogen van beminden en verwekkers van kinderen zonder tranen in dit leven. Kinderen komen nauwelijks aan de wieg toe om te kunnen leren is haast geboden dus til de sluier van baby zijn op en laat het onvermoeibaar worden in de eeuwigdurende jeugd van de volwassenheid. Waar iedereen meeopgescherpt, vergeten wordt, hebberig, begerig schikkend in het lot. Zijn er jonge meisjes die naar jongens hunkeren en jongens die meisjes voor het leven begeren zonder opsmuk van de welvaart?

10 april 2011

Taalwerktuig

Dé scheppingsdrift

Een krakkemikkige woordenkraam kwam hobbelend tot stilstand.
Alles sloeg af op dat moment. De één naar links, de ander rechts en weer een ander sloeg het motortje vanaf. Zo werd het gaande weg stil.

Er kwam iemand uit het hiernamaals langs, aanzetten met een ander verhaal. Het betrof een maskerbij die zijn gelaat had afgedaan, als bij carnaval. Zoiets is voor vasten en onthouden heel gewoon om dan erbij te zijn met bloemetjes buiten zetten.

Ik begreep er geen bal van. Er moest en zou een woordenschat gedolven worden met engelengeduld. Daar was ik niet voor in de wieg gelegd, ook al was dat lang geleden. Er waren openbaringen aan vooraf gegaan die ooit eens uitkomen, maar nu even niet, zoals wel eerder beloofd was. Toch was daarvoor uit ook al eens iemand anders geweest die dát afkondigde. Hij zocht verwantschap met de mieren, wijsheid in die zin, en zand niet te vergeten, veel woesternij zand.

Mij scheelde het geen sier hoe het allemaal zo was aangekomen. De taalstrijdbijl was opgegraven en deed zijn werk kordaat. Iedereen, kort en klein, kwam haat aandragen, er was geen slepen aan. Menigeen kwam om in het leven dat bij de vleet werd afgeslacht. Lijdenswegen langs volkskruistochten, men kreeg er immers genoegdoening van. Ze toen, als waanzinnig veel volkshelden.

Vreemd genoeg hadden degene die mij uitgevonden hadden me ook later weer dood verklaard. Ik kon daar wel mee leven, en trouwens ook wel weer onderuit. God mag weten wie nog te vertrouwen als de boel verder op hol slaat. Maar eerst nog even die stilte op zaterdag zo pal na de laatste werkdag, een vreemd gebaar. Wat hamerslagen met succes zaten die handen met voeten gebonden gespijkerd aan de eeuwigheid op dit moment. Dwaalsporen daar ging het om, daar draaide alles om. Geen tijd ter wereld waar zoveel recht gesproken was dat krom was met ruggespraak naar de oneindige massagraven.

Men pleegde gecultiveerde volkerenmoord, meestal uit naam des here, of god mag weten wie. Sommigen dachten eraan aan mij te tippen wat lang erna niet lukte, zelfs niet bij de baard van de profeet.

Zo ontdekte zij een spraakcentrum ergens te midden van verwarde geesten. Gesteld dat hij gelijk zou hebben wat is martelaarschap dan nog meer dan eeuwig vergrijp aan meisjes, rijp voor het verval. Het hadden moeders kunnen zijn uit een ander verhaal ontsproten. Want na de lust en de verleiding komt hij weer aanzetten, voor paal gezet, zijn slangentong, die alles toch al op zij geweten heeft met wat met kwaadheid is begaan.

Net als vroeger wassen rare kwasten altijd hun handen in onschuldig water, het stonk en was al dagen niet ververst. Aardstilstanden waren scheering en inslag voor bejaarden die de tel kwijt waren geraakt in hun prille jeugd. Een goede deugd, die veel op mij leek, heeft daar nog eens de draak mee gestoken in het laatste oordeel over mij.

Het is allemaal wel redelijk uitgekomen, zoals kip en ei. Het wordt gelegd en komt tot wasdom en vertrekt.Ieder sluitstuk past op de mal van een beginsel dat nog uitgevonden moet worden. Gewoon een nieuwe kans na uitroeien dat zichzelf ondenkbaar had bedacht. Eencelligen weten overal raad mee. Vooruit voor de draad er mee in een ander scheppingsverhaal. Ik kon er wel mee leven.

Iemand was er zelfs al vanuit gegaan. Een ander had dat ook bedacht.dat je licht gewoon kan doven voor wie daarvan uit wil gaan. Het moet een opschepper zijn geweest die er nooit op terug komt dat de hemel en de aarde van zijn hand zijn uitgeschreven.

Ik kwam er laatst zo eentje tegen op het perron. Hij sprak "ik ben overal geweest". Van alle tijden had hij weet. Ik sprak hem tegen dat zo iets niet bestond als je het zelf al bent vergeten waar je was geweest.

-
Zo dit was genesis !.!
De rest is ronduit labbekak, geloof me.
(in de beginne was het woord)

05 april 2011

Het centrum van de macht.

Ooit waren wij plat gezegd het centrum van het universum.
Maar dat is nu verleden tijd nadat veel schepen zijn verbrand, de boel regelmatig onderliep en dweilen iets met de kraan vandoen had.

Inmiddels zijn er veiligheden in gebouwd en lijkt ons bestaan op het bourtagne van de 21e eeuw. Een vestinkje in de globalvillage. Maar binnen deze steeds hoger opgeworpen bestaansgrenzen wordt vrijheid adembenemend, sterker nog de adem wordt een mens binnen deze wallen van dit bastion afgeknepen.

Er heerst bevolkingsnood. In overvloed komen bedreigingen aan het licht die regelrechte zonnensteken en stekenblindheid veroorzaken aan wie dat ziet. En zij die dat zien, dat licht, dit leven in alle heftigheid van het bedreigd bestaansrecht van de strenge gelovige behept met nevelen van een heilige geest, maken daar gaarne gewag van. Dit alles dan in onthutsende scenario's van predatie door een monster die de draak steekt met ons kleinschalig bestaan.

Deze mens, wij dus, de burger uit nieuw Bourtagne, heeft geen watervrees maar vreest wel een tsunami uit een vreemd ingekleurde hoek. Zelf was deze burger al eens bruut ingelijfd in het begin van zijn jaartelling, in de dageraad van zijn bestaan. Maar deze eucharistie is hij allang vergeten. Maar nu ingelijfd in dit harnas van een gekerstend bestaan heeft hij nieuwe inzichten waarmee hij de werkelijkheid voorziet uit een raarsoortig rood, wit, blauw perspectief.

De mens in deze vestingwal van louter goud gekletter heeft een klimatologische dwang tot overleven in een moeras. Zolang het overheersen gaat in gewin is er niets en was er ook niets aan de hand. Vrije handelsverenigingen werden met verslepen van menselijke waardigheden ondergeschikt verscheept op de huidskleur, zolang het maar een goede verdienste bleef. Daar dreef het zeevolk, zoals dit groepje zich liet indentificeren, op goederentransport op wereldzeeën van tijd. Het kosmologisch plan was enkel welvarendheid voor luttele smaldelen, welgestelden die inmiddels, behoudens een erfenis in de vorm van een vreemdsoortige delta hoofdstad, allang vergeten zijn.

De tijden zijn inmiddels verstreken, godsdiensten overboord gezet, en strijd daarom in geesteswetenschappen nog slechts voor lieden die in de boekdrukkunst zijn blijven steken. De mens als handelswaar gelijk de koffie met de specerijen achterhaalt en ingeruild voor zeecontainers gevuld met hedendaagse nooddruftigheden. Het is dan ook niet meer de handel maar het verplaatsen daarvan dat deze bourtagners drijft in succes behalen. Een afgedankte leider van weleer had nog weleens in weemoed een VOC verhaal om zich in te spiegelen klaar, maar velen lieten hem daarom alleen al vallen zijnde een antiek curiositeit.

Moderne tijden schreeuwen om moderne leiders, nieuwe angsten en een daarop aangepaste taal. Die is achter deze wallen rap gevonden met wat wazige fobieën en een daarop gebaseerd verhaal. Handige foefjes werden uitgedokterd en in nieuwe media ontwikkeld om deze moerasrietzangers de keel te snoeren in vreemd gezang van angsthazen die nu eenmaal watervreesachtig van huisuit zijn in hun legersteden. Waterlinies zijn een nieuw fenomeen om een identiteitcrisis uit te ontlenen. Ooit goedgelovige meesmuilers werden spreekbuizen van haat tegen invasieve soorten en zelfs een oud wijle schrijver werd in ere herstelt door zijn OBB iconografie in te lijven in het heersen over het volk. Oude mannen in uitgesleten keurslijven speelden een gezaghebbende rol op grond van achterhaalde overlevingsstrategieën en daarbij behorend kloek taalgebruik.
.....

03 april 2011

Wegkijken (Noordpolderzijl)*

Je kijkt hier al gauw tientalle kilometers ver.
Terwijl je daar uren voor om moet lopen op, vreemd genoeg, zijn het de meest rechte wegen die leiden naar een doel.
Er valt hier ook niets af te steken dat de boer niet eerder al heeft uitgevoerd, of met afsteken zelfs oude dijklichamen mee heeft doorsneden. Dijkcopures zijn dat met een mooi woord om alleen recht voor doorgang te verschaffen aan zijn produktensfeer. (Rechtlijnigheid is hier opgegroeid en kent vele rare sporen op het argrarische vlak zijnde de groene revolutie, een oude gedachte.)
Een ijsboer trouwens, die het van de zon moet hebben om rond te komen.
's Winters is het hier een ander verhaal dat rondwaart. Dan veranderen tochten juist in ijsgangen; wanneer de verzilting dat toelaat.

Het waterschap, dat dol op malen water rondpompt, heeft het druk met onderhouden van een zeker peilbeheer op niveau te houden.
Er zitten trouwens vrouwen aan het roer die niets van omliggend water weten, maar mensen mennen voor de kost, omdat ze daar nog een verhaal aan kunnen breien met iemand de das omdoen.

Er woont hier verderop gewoon een man, Hij was waartman, zou eenvoudig dijkgraaf kunnen zijn, hij overziet immers alles vanaf de kruin bezien. Hij, die gewoonlijk van de gebaande wegen afdwaalt en daar een kerkenpad van maakt. In ieder geval op zondagen. Dan gaat hij wars van alles in het zwart gekleed alsof hij ten grave gedragen wordt om godswoord aan te horen. Terwijl juist onder zijn voeten het slijk der aarde beweegt alsof dat de gewoonste zaak ter wereld is.

Maar dat alles dus op doordeweekse dagen. En dit alles aan de dijkvoet van zijn bestaan. Hij vertegenwoordigt de illusie dat het om zijn ambacht draait. In tegenstelling tot zijn bazinnen heeft hij weet van water en hoe de beweging daarin omgaat. Dat eb en vloed verdragen is een geladen getijdenbeweging waarop het schutten is gebaseerd, ooit, toen men nog bij zijlvest het ruime sop koos voor de broodwinning met vis en zeehond.

Maar dat alles ligt ver achter zijn geweten opgeslagen in een oude beheerschuur. Een keet overigens waar de waterstaat ooit beheertaken vanuit uitvoerde toen zij het aldaar nog voor het vertellen hadden. Bijvoorbeeld voor de klimaatdijk die in essentie watersnood voorkomt voor alle zekerheden.

Maar dat alles is dus verleden tijd.


* een organistisch maar zeker niet secsistisch verhaaltje. Niet anders dan de onomstotelijke verwerpelijkheid dat de zowelvrouwen en de alswelmannen hun charme verliezen in zekere lagen van organisatorisch verband met steeds meer op elkaar te lijken dan gelijkonwaardig zijn.

01 april 2011

het vernauwde leven*

Op zijn spiegel in de achteruit, bezag hij de wereld, een werelddeel, rond vanuit een drieledigheid; ter linker- en ter rechter-zijde vanaf de buitenzijde, maar hoofdzakelijk van binnenuit en rechtvooruit dé achteruitkijkspiegel in breedbeeld bijna alles omvattend.( met wat wrikken en bewegen kon hij zelfs zichzelf zien zitten, hetgeen uitzonderlijk is.)

Het schakelen ging gedachteloos, er was geen keuze dan terug te koppelen, soms tandenknarsend. Maar met meestentijds vooruit was dat luttele moment een verwaarloosbaar feit.de verwondering, als daar al sprake van was, lag eerder in het contrast. Vooruit met oogverblindend tegenlicht leek alles blauw, en van achterop bezien toch weer groener dan verwacht. Die kleurenblindheid nam hij voor lief in de intieme beslotenheid van het automobiel. Al bewoog de wind, hij kon het raden maar ook in de kruinen voorzien, kwam niet voort uit zijn voortrazend voertuig dat enkel op benzine reed, wel veel lucht verplaatsend achter hem liet. Tot hij besloot om in zijn achteruit het kalmer aan te doen.

Zijn leven was een mooie dood, een kist die steeds hechter zich omsloot tot het deksel hem het laatste zicht ontnam van wat een mens nog vrijheid noemt met rondom kijken. Alles was vast en zeker, zelfs de handvatten om zijn handeltje te bergen in een graf ontbraken niet aan zijn chronische houvast tot zekerheden. Hij was zoals gezegd een levend bewijs van de overleden man die springlevend in zijn doorzonleven tot uitdrukking kwam. Je zou het zelfexpressie kunnen noemen. Zo vormt het leven als een mooie dood een schril contrast mrt sterven in een uitgestroven stad vol mensen die het zelf niet weten dat ze bestaan.

Met het ten hemelgaan, hetgeen hij zich gemiddeld drie á vier keer per week voornam, zoals ie vroeger gewoon was alleen op zondag te genieten, zou hij genius (zijn metgezel) achterlaten. Als eenling moet het zalig zijn om eindelijk eenzaam te kunnen vertoeven in een andermaals. Hij wist niet beter dan na zijn ontkerstening was van een hemelvaart, iets voor zaligmakenden, geen sprake voor mensen die ongekend godsdienstig zijn. Eenlingen zijn ook wel omkranst met vier ledenmaten, vrienden voor het leven die de motoriek voorstellen en daarnaast handig bij 't voortplanten. Hoewel dat enkele lidsteng, dat er meestentijds lodderig bijhangt, er alleen toe in staat was. Was wat hand-& voet-werk aangenaam in de waan van vertoeven waar genius meestal verbleef.

Hoe dan te denken over het vernauwde leven? In eenvoudig en louter uitgepelde zinnen is vernauwd leven een kaal en bloot bestaan. Ontstaan uit armoede van twee dartelende cellen die ongedwongen versmolten tot een gebakken ei. Het leven fixeerde in een geheel van veelvuldige delingen en vergat de oorspronkelijkheid van eisprong en zaadlozing. Slechts luttele verpozingen in een geslachtelijke daad herinneren nog aan deze twee eenheid. Een samenkomst van zelfstandige genotsmomenten die achteraf weer slechts een herinnering aan verbondenheid geven van deze samenscholing van elementaire levenstekens beschreven in elkaar. Nog slechts schuwe schaduwdieren van elkaar met inbegrip van elkaars vleselijke aanwezigheid wel in de geest van de versmelting, maar los daarvan een engheid in zichzelf van twee levende wezens.
Iedereen had Leaves of grass willen schrijven, ik ook.
Whitman had mij moeten heten ware ik eerder en zeker niet te laat geboren.
Zo'n sprietje bijna een eeuw voor mijn geboortejaar verschenen donker groen werkje grasbladen, er stond geen naam bij, was ik er, was ik het, maar...
Om te beginnen jezelf bejubelen en iedereen daarmee tooien waarmee ik ook mezelf willen tooien, alle goeds voor iedereen.

Hij deed wat ik doe, lantefanter zielsveel met zichzelf op z'n Engels " lean of loafe" in zomers gras, bijna strootjes in de mond en strohoed op het hoofd. Zo beginnen is een droom. Je dampt wat, ademt in en uit. Ziet de rook, nog dronken van de ochtenden beneveld, ware ik een alocoholicus.

Helaas, mijn huis geurt niet en staat niet vol reukwerk op schappen anders dan oude boeken uit een onwelriekend anti-quariaat. Maar gelukkig heeft ook Whitman geen smakende lucht, is reukloos, en ook ik ben een aanbidder aan de bosrand luisterend naar lichtharpen door de zon bespeelt van dampen die dorsten naar een aanbidder van deze niet bestaande bosbrand die daaruit slaat.

Ook ik brand van verlangen over een gezonde staat van eigen adem, echoën en fluiteringen van de zijde draad die uit-, en in- blazen gelijker met een kloppend hart. Vleugjes stro, vers gras en wolken stuifmeel die de neusvleugels tintelen laat, wanneer de mobiliteit, Whitman nog ontbeerde, maar ik op mijn gehoor luidruchtig waarneem van uitlaatgassen uit voortjakkerende voortvluchtigen uit deze, mijn, tijd.


* jumping at shadows.

( Thats what it's al about.)

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief