Uit niets blijkt mijn gelijk.

14 april 2011

De lucht klaart

Iedereen had Leaves of grass willen schrijven, ik ook.
Whitman had mij moeten heten ware ik eerder en zeker niet te laat geboren.
Zo'n sprietje bijna een eeuw voor mijn geboortejaar verschenen donker groen werkje grasbladen, er stond geen naam bij, was ik er, was ik het, maar...
Om te beginnen jezelf bejubelen en iedereen daarmee tooien waarmee ik ook mezelf willen tooien, alle goeds voor iedereen.

Hij deed wat ik doe, lantefanter zielsveel met zichzelf op z'n Engels " lean of loafe" in zomers gras, bijna strootjes in de mond en strohoed op het hoofd. Zo beginnen is een droom. Je dampt wat, ademt in en uit. Ziet de rook, nog dronken van de ochtenden beneveld, ware ik een alocoholicus.

Helaas, mijn huis geurt niet en staat niet vol reukwerk op schappen anders dan oude boeken uit een onwelriekend anti-quariaat. Maar gelukkig heeft ook Whitman geen smakende lucht, is reukloos, en ook ik ben een aanbidder aan de bosrand luisterend naar lichtharpen door de zon bespeelt van dampen die dorsten naar een aanbidder van deze niet bestaande bosbrand die daaruit slaat.

Ook ik brand van verlangen over een gezonde staat van eigen adem, echoën en fluiteringen van de zijde draad die uit-, en in- blazen gelijker met een kloppend hart. Vleugjes stro, vers gras en wolken stuifmeel die de neusvleugels tintelen laat, wanneer de mobiliteit, Whitman nog ontbeerde, maar ik op mijn gehoor luidruchtig waarneem van uitlaatgassen uit voortjakkerende voortvluchtigen uit deze, mijn, tijd.

De eeuwige drang tot voortplantingsdriften is uit de hand gelopen. Er zijn weinigen gelijk gebleven met zoveel weten van elkaar. Het innerlijk is uitgetreden, heeft plaats geruimd voor wat eerder alleen hebzuchtig buiten stond. Zuiverheid van toen zielgelukkig in alle eenvoud bestond komt tergend in alle generaties aanbod. Alles is welkom en komt aanbod met de orgaandonaties dat minder rein verkregen soms de kinderhand verpletterd onder het vuig en ergo ego bij zichzelf alleen belangen heeft.

Voor de voetnoters is plaats in geruimd uit jongerjaren toen ik mezelf in eenvoudig handwerk van ontdekkers van een tijdgewricht sleutelend aan een desittilatie toren in een teerfabriek. Hier werd de honger naar fossiele brandstof in snelwegen naar de toekomst belegd door machinisten van de tijdmachine, operators van het schridingsproces en boordwerktuigbouekundigen die het handvest van de wilde baren opruilden voor een conitinudienst te uithoorn. Hier was de hand van God ruimschoots voorhanden, wetende dat vele broeders in het vak de geest gaven aan kankeren. En zo was de schepping vanuit steenkoolteer dat de smeltkroezen van de staalnijverheid overleefde dat eerder gedolven uit de prehistorie tot eer en glorie pek voor het voortrazende bevolkingsdeel. Dat des nachts een onderkomen had onder bitumeuze daken. Men miste hier het natte gras.

Gras dat ontsproot uit iedere gedachte terug in de ouden van dagen die golvend op de halmen van de strijdlinies bekwamen van een bloeddoorlopen jachtveld van de overleden uit de meest geweldadigde eeuw die zij hadden overleefd. En toch, maar toch, hielden de wetsgeleerden staande dat welvaart rechtschapen altijd de andere kant van de heuvel als bedreigen zagen van allochtoon geluid. Vreemde tongen die bezwerende keelklanken uit stieten kwam oostwaarsts aangesneld over rijkswegen voorzien van kaarsrecht asfalt. Konden ze nog maar de oude wonden laten herleven waar in zovele uit deze 20e eeuw zijn blijven steken; nu oude mannen wat is ervan jullie geworden en wat te denken van miljoenen vrouwen en kinderen. Zijn zij nog ergens springlevend op het trapveldje achteraf uit het voorlaatste speelkwartiertje van die übermensch? Ach het is zo'n platgetreden pad vol valkuilen voor bezielden die niet geboren waren voor het geluk. De aarde is thans welschikkelijker bevonden na een laatstjongstleden slachtpartij. Ik ben die aarde niet waar ik ooit naar terug verlang. Welk woord moet het ontgelden omde maat der mensen die geen van allen onsterfelijk bleken of het benul van onbegrepen zijn. Ieder voor zich n niemand voor allen, waar zijn de jongens die man zijn en alleen van vrouwen houden gebleven. Lippen die de monden beroeren in de ogen van beminden en verwekkers van kinderen zonder tranen in dit leven. Kinderen komen nauwelijks aan de wieg toe om te kunnen leren is haast geboden dus til de sluier van baby zijn op en laat het onvermoeibaar worden in de eeuwigdurende jeugd van de volwassenheid. Waar iedereen meeopgescherpt, vergeten wordt, hebberig, begerig schikkend in het lot. Zijn er jonge meisjes die naar jongens hunkeren en jongens die meisjes voor het leven begeren zonder opsmuk van de welvaart?

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief