Uit niets blijkt mijn gelijk.
30 december 2009
Netjes
Ze bestonden al ver ze werden uitgevonden. Buitenstaanders, ontdekt in garageboxen, waar zij. Luidruchtig de eenvoud zoekend; afwijkend zijn. Het ongecompliceerd verzet tegen gecompliceerde noten op schrift speelden zij. Uit grote steden getogen waren velen opgetogen over de toon waarop zij verwoordden; klonk als muziek in de oren. Je eigen leven werd daarmee uitgedrukt, rechtstreeks of krom getrokken snaren waren daarmee accoord. In leven blijven werd daardoor beleven van de eenvoud in driekwartsmaten, vrienden voor het leven.
24 december 2009
ik schrijf
in de regel niets. Daardoor is het onmogelijk om tussen de regels te lezen. Er staat immers niets. Een woord van hooguit vijf letters leegte. Dat geeft alleen maar aan hoe weinig leeg is. Meer dan luttele lijnen is er niet.
Een letter minder dus. Steeds minder ruimte om te zeggen wat er niet is. Hoe noorderlijker je ook in de regel bent hoe leger ook het niets. Al wordt het vaak dubbel onkent, in het noorden beknotten ze zelfs nie. Wat inhoud dat, ondanks de waanzinnige leegte van uitgesterkte teelten op de ruggen van de regels, het er nie in zit dat er wat tussen loof van piepers en loomte van de verdiepte regels zich nog iets bevindt. Niets anders dus dan bijzonder lange uitgestrekte zinnen maar wel in ingewikkelde regels. Slechts drie letters resten hier met zeggen dat niets niks niet nie is.
De vraagt blijft, of rijst, of daalt met of het nog minder kan? En ja, dat is hiermee gebleken en bewezen. Want in de regel van minder staat zelfs niet meer te lezen, dat het daarom gaat.
Dus overstijgend aan het noordelijk nie ligt niets ten grondslag. Maar dat is niet noodzakelijker het wad.(Liever hardop uit te spreken dat te lezen wat het wad is dat niet wordt beschreven.)
Een letter minder dus. Steeds minder ruimte om te zeggen wat er niet is. Hoe noorderlijker je ook in de regel bent hoe leger ook het niets. Al wordt het vaak dubbel onkent, in het noorden beknotten ze zelfs nie. Wat inhoud dat, ondanks de waanzinnige leegte van uitgesterkte teelten op de ruggen van de regels, het er nie in zit dat er wat tussen loof van piepers en loomte van de verdiepte regels zich nog iets bevindt. Niets anders dus dan bijzonder lange uitgestrekte zinnen maar wel in ingewikkelde regels. Slechts drie letters resten hier met zeggen dat niets niks niet nie is.
De vraagt blijft, of rijst, of daalt met of het nog minder kan? En ja, dat is hiermee gebleken en bewezen. Want in de regel van minder staat zelfs niet meer te lezen, dat het daarom gaat.
Dus overstijgend aan het noordelijk nie ligt niets ten grondslag. Maar dat is niet noodzakelijker het wad.(Liever hardop uit te spreken dat te lezen wat het wad is dat niet wordt beschreven.)
22 december 2009
je komt nog eens ergens
De auto van Grafietje reed op bio. Ze schreef daar veel over, zonnebrandolie had daarbij haar voorkeur. Hoe zo'n brand-stof toch schreven gaf wist niemand die verstand had, het fout zag en liever schrijven las.
Ze maakte zich, naast uit de voeten, ook zorgen over de uitstoot. Van koolstof had ze geen kaas gegeten, maar zonder leven kon ze niet. Ze tekende 'r zwart wit voor, iets wat ze nauwelijks geloven kon. Op papieren, daar stond zij op, eerst ZW later kleuren. Veel meer dan plastiek was't niet waar grafietje opstond, 'smorgens vroeg tot 'savonds laat. Dat alles ongeacht haar tijdstip die altijd heel precies was. Uitgetekend vandaag vertrok ze geen spier met wat er te lezen stond, haar ontslag als stift. Ze hadden elektriek, een stroomstoot, uitgevonden, ze kon als grafietje wel stoppen met in het slop raken van d'r biootje want zonder autootje leek ze als motoriekje nergens meer op. Maar zoals ze vroeger uitgekrijt op kalk stond, uitwisbaar tot ze door fixatie jaren later, alleen nog hier in rare zinnen achterhaalt bestaat maakte zelfs dit autobiografietje van de wijs.
Ze maakte zich, naast uit de voeten, ook zorgen over de uitstoot. Van koolstof had ze geen kaas gegeten, maar zonder leven kon ze niet. Ze tekende 'r zwart wit voor, iets wat ze nauwelijks geloven kon. Op papieren, daar stond zij op, eerst ZW later kleuren. Veel meer dan plastiek was't niet waar grafietje opstond, 'smorgens vroeg tot 'savonds laat. Dat alles ongeacht haar tijdstip die altijd heel precies was. Uitgetekend vandaag vertrok ze geen spier met wat er te lezen stond, haar ontslag als stift. Ze hadden elektriek, een stroomstoot, uitgevonden, ze kon als grafietje wel stoppen met in het slop raken van d'r biootje want zonder autootje leek ze als motoriekje nergens meer op. Maar zoals ze vroeger uitgekrijt op kalk stond, uitwisbaar tot ze door fixatie jaren later, alleen nog hier in rare zinnen achterhaalt bestaat maakte zelfs dit autobiografietje van de wijs.
19 december 2009
Twee appels.
Wie mij kent, kent mijn wachtwoorden, bedacht ik mij. Versleutelt tot mijn huissleutel, komt degene in mijn huis. Een kluis vol deuren en namen. Schuilgaan heeft geen pas in deze eenmanswoning, je kunt er zonder mij gewoon rustig eenzaam in zijn. De ramen verloochenen je niet, je ziet alleen niet wat je ziet. Het is niet het blindelings vertrouwen, maar meer de doodgewoonste gewoonte recht tegenover je, en naast je, en achter je. Alleen boven je en onder je ben jij alleen, zonder gewoonten. Gewoon omdat er geen woon is boven je en onder je. Vandaar de vrijwel altijd verticale ramen geplaatst tegen het in de gaten houden van de over-, naast- en achterliggende gewoonten.
Ik zat dus op m'n zelf in mijn eigen gewoonte. Geen buitengewone zaak daar binnen, gewoon alleen ik met mijn gedachte zelf. Toen ik bedacht dat dit verhaal al een titel had anders dan gewoon van iets over appels, twee maar liefst tegen mijn gewoonte. Het betrof ons beide, ik alleen en jij die nu blijkbaar naast mij leest, uitgebroken in mijn gewoonten. Wij beide appelweters, beide zeker alleen onszelf. Mijn adamsappel op jouw schoot terwijl ik met jouw granaatappel speelde, zittend op je venusheuvel. Ik rolde bijna naar beneden. Heel gewoon, het mag geen naam hebben, noem het van mijn partje uit bezien iets over spel. Het explodeerde bij jou, dat kwam door die granaatappel, een lust rood voor't oog zo te bezien hoe jij daar bij lag. Terwijl mijn adamsappel stokte en jou smakelijk aansprak. Een paradijselijk fenomeen kwam terloops om de hoek kijken, wetend dat het over appels ging. Geen weethebbend hoe diep het ging, begon ik de fout daarvan alleen in te zien. Het zou vruchten afkunnen werpen, zoals appels het wel vaker verging; het vlees, het zaad, de kiemkracht, het kiemblad, rechtopgaand door een boom. Zoals het vaker wel begint. Het zint mij niet, deze oude truc, waarin verleiden wil, zo als u dat ziet, bevallig maar onwelgevallig verstoten uit mijn gewoonte. Ik slikte heftig opdat mijn adamsappel driftig heen en weer schoot, omhoog maar ook weer naar beneden op jouw schoot, die ook nog steeds bewoog, een nabeving van de granaatappel waarop ik eerder de vinger legde, toen bleek hoe alles in elkaar stak tijdens de explosie.
Het is me nadien vreemd gegaan, telkens weer alleen, maar telkens ook met iemand die mij door en door kende. Mijn wachtwoorden, hadden geen pas, hielden geen stand in ophouden, geheel ontsleuteld, keer op keer, bleek ik alleen nooit op mezelf te staan. Onontdekt voor altijd een gewoonte makend van alles wat appels betrof, bij wijze van spreken.
Ik zat dus op m'n zelf in mijn eigen gewoonte. Geen buitengewone zaak daar binnen, gewoon alleen ik met mijn gedachte zelf. Toen ik bedacht dat dit verhaal al een titel had anders dan gewoon van iets over appels, twee maar liefst tegen mijn gewoonte. Het betrof ons beide, ik alleen en jij die nu blijkbaar naast mij leest, uitgebroken in mijn gewoonten. Wij beide appelweters, beide zeker alleen onszelf. Mijn adamsappel op jouw schoot terwijl ik met jouw granaatappel speelde, zittend op je venusheuvel. Ik rolde bijna naar beneden. Heel gewoon, het mag geen naam hebben, noem het van mijn partje uit bezien iets over spel. Het explodeerde bij jou, dat kwam door die granaatappel, een lust rood voor't oog zo te bezien hoe jij daar bij lag. Terwijl mijn adamsappel stokte en jou smakelijk aansprak. Een paradijselijk fenomeen kwam terloops om de hoek kijken, wetend dat het over appels ging. Geen weethebbend hoe diep het ging, begon ik de fout daarvan alleen in te zien. Het zou vruchten afkunnen werpen, zoals appels het wel vaker verging; het vlees, het zaad, de kiemkracht, het kiemblad, rechtopgaand door een boom. Zoals het vaker wel begint. Het zint mij niet, deze oude truc, waarin verleiden wil, zo als u dat ziet, bevallig maar onwelgevallig verstoten uit mijn gewoonte. Ik slikte heftig opdat mijn adamsappel driftig heen en weer schoot, omhoog maar ook weer naar beneden op jouw schoot, die ook nog steeds bewoog, een nabeving van de granaatappel waarop ik eerder de vinger legde, toen bleek hoe alles in elkaar stak tijdens de explosie.
Het is me nadien vreemd gegaan, telkens weer alleen, maar telkens ook met iemand die mij door en door kende. Mijn wachtwoorden, hadden geen pas, hielden geen stand in ophouden, geheel ontsleuteld, keer op keer, bleek ik alleen nooit op mezelf te staan. Onontdekt voor altijd een gewoonte makend van alles wat appels betrof, bij wijze van spreken.
18 december 2009
Penetratie
Ik vervolgde mijn verhaal over de uitstekende legboor en het doel waarvoor het diende bij het vrouwelijk sluipwesplijf.
Ze strekte zich nog maar eens uit, haar hand reikend naar mijn lid, om het weer over insteken te hebben.
"Het moet lastig zijn te weten dat ze dit missen". Sprak ze wat in gedachten verzonken. "Het betreft dan ook geen penetratie waar het indringen betreft" . Vertelde ik wat opgewonden. "Ze kunnen het na een paar miljoen jaar zonder mannen uitstekend bedruipen, ook zonder geslachtsverkeer".
"Een evolutionaire ramp ligt op de loer en in het verschiet als de vrouw het voor het zeggen krijgt", mompelde zij wat lomer voor zich uit. "Die penisnijd moet echt voorkomen worden. Wat zou ik moeten aanvangen met een legboor terwijl ik weet heb van die dingen die ons hier nog aan elkaar bindt".
"De man is nu eenmaal een degeneratie verschijnsel, of nu spreekt over de eeuwen heen, of in het geval dat ze als stresskip nu al na verloop van tijd hun plicht verzaken".
Een mansleven is voldoende om het doel van overbodig heden te treden. "Wij zegen neder in elkander, zuchtend in de hunker naar de vleselijke lust die gelukkig niet blijft steken in natuurlijk gekrakeel"
Ze strekte zich nog maar eens uit, haar hand reikend naar mijn lid, om het weer over insteken te hebben.
"Het moet lastig zijn te weten dat ze dit missen". Sprak ze wat in gedachten verzonken. "Het betreft dan ook geen penetratie waar het indringen betreft" . Vertelde ik wat opgewonden. "Ze kunnen het na een paar miljoen jaar zonder mannen uitstekend bedruipen, ook zonder geslachtsverkeer".
"Een evolutionaire ramp ligt op de loer en in het verschiet als de vrouw het voor het zeggen krijgt", mompelde zij wat lomer voor zich uit. "Die penisnijd moet echt voorkomen worden. Wat zou ik moeten aanvangen met een legboor terwijl ik weet heb van die dingen die ons hier nog aan elkaar bindt".
"De man is nu eenmaal een degeneratie verschijnsel, of nu spreekt over de eeuwen heen, of in het geval dat ze als stresskip nu al na verloop van tijd hun plicht verzaken".
Een mansleven is voldoende om het doel van overbodig heden te treden. "Wij zegen neder in elkander, zuchtend in de hunker naar de vleselijke lust die gelukkig niet blijft steken in natuurlijk gekrakeel"
Abonneren op:
Posts (Atom)
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.