Uit niets blijkt mijn gelijk.

28 september 2008

op een dag als gister (stijlloos)

stond de tafel fier gedekt voor twee
de zon maalde aanstonds zeven het was negen
of een uur of acht er ergens tussen in
de avond brak met het ontkurken van de hals
een zaak die bottelen maakt tot schenken
ik schonk die aandacht zorgvuldig leeg
het glas zag bleek rosé meer helder
er was nog achter te lezen wat het was
de tijdgeest drong daarop aan
dat onverwijld het vloeien gepaard
met de getijden neigen naar de vloedlijn
het overspoelde met de wassende maan
ik overspeelde mijn hand en legde aan
de steiger kraakte ik maakte aan de dollen
in plaats van ankeren de schuit
en meerde af stootsgewijs bonkte
onderdeks de huid tegen de kade
gelijktijdigheid was onlosmakelijk verbonden
met een grote woordkeuze ongehoord
met voetsporen die wegebde op het plankier
hier viel de stilte van de nacht
waarop de kraaien gewacht op de wadden
waren uitkeken ze vlogen onzichtbaar over
en alles viel dood en stierf af
kleurde vermoedelijk rood voorzover het oog
me niet bedroog met droogvallen
het schuurde hoorbaar in het slijk
waar dingen nu eenmaal vastzuigen
die behoren aan de grond waarop ik stond
te schreeuwen dat dit niets meer betekent
dan een wantij nabij het nachtbraken
liep leeg en was vergeten waar ik was
stomdronken van geluk dat ijlings
door het spuigat verdween met kolken

17 september 2008

opgedoekt

ik zit hier wat verlegen met mezelf, dit stukje behoort immers de warmoes toe. Maar plaats het krankzinnig genoeg onder een ander kopje. Het is vers van de lever, "opgedoekt".

Een voortschrijdend gemiddelde is gisteren afgerond. De overdracht op grond van ... o, nee de grond die ik ooit plagte te pachten wordt inmiddels gedeeld genot. Van alles had ik wortelschietend door de jaren daar naast de oogst mezelf bedacht. Maar nooit een einde in het verschiet met overdrachtsbelasting te lopen met een vreemde over je eigen intieme delen, waar je bijna ieder stukje zavel kent.

Het paadje, dat zwaar beladen van de deathlines die ik had met zaaien, ligt wat onbehagelijk begroeid te staren naar mijn voetzolen. Onder de kweek en ander niet geteeld gewas.
Ik wist dat afscheid mij ten deel viel, maar had het anders verwacht.

Eerder ik dood in de pot, dan dat een overspelige hand mijn vruchten neemt. Volgend jaar bloeien de fruitbomen voor een oogst om handen die ik mijn leven lang heb verspeeld. Het geeft ook niet te weten dat al bijna een mensenleven te delen viel met deze bodem van mijn bestaan vol levensreddende handelingen.

Het steekt ook vreemd genoeg met het betreden van de haag doortrokken van de brandnetel dat dit de aftellende schreden vormen van mijn aanwezig zijn op deze aarde. Verwarrend was ik daar op 200 vierkante meter domweg gelukkig. In het niets van zondagsviering prees ik wekelijks God. Bungelende dauwdrup aan het Gieserslot. Spiegelend liet hij de zon daarin jaren breken terwijl ik de mol verhaalde waar de regenworm zich bevond. Een helft daarvan had ik afgestoken, de andere leefde naar ik hoopte voort als Godswonder. Hij die alles schiep wat ik bedacht, van rode biet tot rode kool uit zwart zaad ontsproten.

Ik genoot aanzien en verwierf waterloten naast peulenschillen, altijd appels nooit één ei. Het heilige de heilige was de mestvaalt een bult stront met afgestroven loof, opgewoeld tot afgerijpt op de dag des Heere weergekeerd vol rode regnwormen. Mijn god wat heb ik u daar lief gehad met eenheidsworst van totale rust in oorverdovend vogelgesnater. De bron van leven om uitputtend de werkweek te vergeten die me bijna sterven liet. Ik had ook liever hier het lootje gelegd wat ik nu zonder moes moet meezeulen. Terwijl in de grond van de zaak mijn tuintje gedeeld genoegen van vreemden wordt. Ik voel de me Petrus, met zijn kloterige verloochingen, op het moment gisteravond toen de haan kraaide. Dat stomme beest kon niet weten dat het eigenlijk driemaal betrof.

12 september 2008

het is geschiet

in eens loopt iedereen over van verdriet. Omdat mede-lijden niet iets om mee -leven is bleef het steeds vaker stil. Gedichten waren ook niet meer dan lastdieren, teveel gebukt door melancholie, strompelend naar het lot om nooit vergeten toch met vlakgom weer gewist, of was dat met delete. Taal verwoordde niets, blad na blad werd onbeschreven, leven op een oortje, geknapt om later nog op uit te rusten. Zo snaren kunnen wederklinken, ongehoord vermaak voor gehoor gestoorden, ja een zware last valt van de schouders van hij die de geest liet. Maar gelukkig rijpen letters af en komen woorden ten over deelgenoot zijn aan wat daarnaast ook nog gebeiteld staat.

Plempen van de put waar je in zat en bivakkeerde omdat het oorlog was ergens tussen je oren. Het donderde ook niet zoveel maar veilig onderlopen viel je ook niet tendeel dus bleef je steken in accoorden die Neil Young je naliet in herinnering als gebroken vleugels waar je telkens na moest staren, hoe zinloos ongevleugeld is. Liedjes die niet nalieten accoord te zijn met nasaal geluid van stembanden werden stuitend luider uitgesproken, vreemd toch zoveel stof daar op die kast waar uit het zwarte gat geluid diende te komen.

Wie luistert er nu nog naar je op het internet, waar je voort jaagt in virtuele beelden? Ja het is echt beter niet te genezen en er is ook meer dan een plaatje dat het oog ontmoet met uitbranden eerder dan uitgewist te geraken. Ook herinneringen leven langer voort, eerst even met tranen dan komt de vloedgolf van weemoed over waar zoveel eerder al je wieg stond de boel was ondergelopen.

04 september 2008

C2C

Als ik hier nu toch eens bij kon zijn;
niks as tot as en horendol van draaien.
gewoon zien staan waar het voor staat.

ik las zo eens pablo neruda zijn canto,
ook hij hanteerde de generaal: als pardon
om doodgewoon en ook zeer nobel in een novel
is hij beulen gaan citeren, net klaar met vellen

waar hij, al te waar, de krassen zag van lijf
en leden. die zijn nu ontdaan met spreken,
over de zonen van de kust. mijn god,
mijn wieg tot waar ik weer keer, maw,

mhaw, het kan geschieden, jezus, een oud verhaal,
dat ik vervals. vel over been thans ook
mezelf uitlees in andere zinnen. in die zin ben ik
weer dik tevreden. onlangs, in mijn dromen
stond een hondsroos waar ik de wortel uit mijn lijf trok

omdat het geneeskrachtig heet tegen hondsdolheid.
maar ik vergiste mij, met de franse slag, geen doornenkroon
stond er de égantier zo verkeerd geciteerd
te lezen wat ik niet meer begreep: inmiddels uitgetreden

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief