Uit niets blijkt mijn gelijk.

10 mei 2007

holte in het hout

de boom openbaart haar ware aard in de lusten die ik daar in beuk, met vaginale gedachten. Het moet de vrouw zijn die dit losweekt in mijn ogen. Ik verlang met wandelen door diepe lome boomlanen naar deze zinnenbeelden, prikkelend op het oog. Zo heb ik in twee warrige zinnen mijn oog al laten gaan over dit uit hout gesneden beeld. Dit door verderf en rot ontstane gat, waar niets in zit en ook niets uitkomt waar ik me in voorspellen laat. Er fladderen, godszijdank met meer werkelijkheidszin omgeven, tegen schemer vleermuizen uit de nis. En ik bekommer mij daarom als was het een eruptie van een orgasme dat de boom verried en verliep in zachte vleugelslagen.

Ontwaakt uit dromen verliep de avond voor mij uit in schemer verder. Duister was het einde van de laan, geen boom meer van de achtergrond los te weken, was alles silhouet in zwart en bijna ondergrondelijk aardse grijzen. Diepe geulen naast aarden opgeworpen aardenwallen onder mijn ogen. Geluid van uilen gepaard gaand met nachtmerries achter het schrikdraad liet mij verder alleen met plassen op onverharde wegen. Geen camera of verrekijker hielp mij door deze bossen vervuld van bomen die ik niet meer zag staan. Het verging mij om de lusten te ervaren van de zwoele nacht. Gaandeweg een straatlantaarn zwak nog maar verhelderend licht. Ogenschijnlijk en tot slot geel en schitterend tunneleffect met wit doortrokken ononderbroken lijnen. Boerderijen in het gelid aan weerzijde en een paddestoel met wegbewijzering waarop ik ruim bemeten nog tien kilometer uitlas. Het was nacht in deze houten wereld vol leven, spoorbijster liep ik tergoedertrouw in een teveel bijvoegelijknaamwoorden aaneengesmeden het klinkerpad verder af.

Stilstaand in gedachten was ik nog even verdiept in het bloedend hart dat ik eerder op de avond zag. Getroffen door die metaforische wond wist ik dat die boom boekendelen sprak in wijduitgespreide lipvormige gewellen omgeven door lettertekens van liefde op de huid geschreven. Dit alles langs de Pollse weg
Posted by Picasa

goed geaard maar toch de weg kwijt naar de top


Van goede huize kwam het kind de deur uit. Gericht op vragen tot verdragen van water naar de zee en verder uitgelezen onderwijs genoten groeide hij van kindsbeen af, op.
Veel gezwegen deed zijn intrede in zijn leven met slechts één gegeven. Het betrof de knik, het misbruik van ergens verstopte leden. Zijn lijf was verder een voldongen feit waar veel van af valt te lezen. Zo dus lag de knoop halverwege , het hout geknakt maar niet gebroken snakt naar doorbraak in uit een droom ontwaken. Al werd van alles gesticht en weer afgedaan in verleden tijd verbleef de kroon uiteindelijk opgestoken groener dan verwacht. Al kan een windbuil hem zomaar uit de takken blazen.
Posted by Picasa

09 mei 2007

Schade en schande aan de dijkvoet


Zo onbevangen als je naar alles toe gaat wat op je pad komt, maar ook weggemaaid kan worden door de grote onverlaat, de dijkvoetvorst of een andere vandaal. Zij die je iedere ilussie ontnemen om te willen geloven dat vooruitgang, of wat danook, ook echt een beloofde toekomst geeft aan natuurwaarden.


Ik was op deze avond, vol onweer en regenverwachtingen naar de dijkvoet gegaan om de engelwortel gedag te zeggen.

Het beeld dat mij voor ogen stond was eenvoudig kabbelend water met enige wind en zon, hier en daar door gebroken. Zie, ik trof één enkel exemplaar met stralen krans omgeven. Wuivend aan het hard basalt, zwarte steen omgeven door zwart water met koppen als gesteente; de engelwortel. Daar tussen staat zij als laatste belofte van een te vroeg aangevangen lente.


Maar zoals het met de vlijtige mens in deze kommervolle tijd vergaat, moet je je wapenen tegen de teloorgang. Het is als treinreizen door dit verzakelijkt Nederland vol eurotekens van welvaart. Daardoor smelt, als boter op het politieke hoofd, de natuur tussen de klinkers en de grazige weiden weg en verdwijnt langs 's herenwegen. Resten die zachtjes mijmeren aan wijds en open, zijn de boterbloemenhoofdjes en de madelieven tussen de tegels van de oprijlanen van de golfplaten industrieën met hun veredelde glazen ramen. Die weerspiegelen het wagenpark van baasjes met hun succesverhaaltjes, cryslerend aan de betonnen straatbeelden gezellig naast de audiootjes. Goed mercedes was ooit een mooi meisje maar staat daar tussen nu verblikt naar de restjes groen te staren.

Ik dwaal af. Terug naar mijn IJsselmeerkuststrookje. Openheid, zo medio 1956 gedichte dijklichamen omsloten als weelderige vrouwenarmen; de polder waarin ik woon. Moeder gelijk, hoedend en behoedend wat is droog gelegd of gevallen voor het groot gemaal. Wolkers doet het daar goed met zijn veelbelovende woorden "van snijdend water "gekerfd op gespleten stenen.

Maar och en ach, wee mij en mijn ilussies. Ik kom bij de golftoppen spetterend uit mijn dromen. De engelwortel is met blad en steel verdwenen. Kop gesneld en koppie onder zie ik alles selectief verwijderd tussen de brokken uit gesneden. Als of ze berenklauwen wensen te verdelgen zijn deze prinsessen van de oevers met heur ronde bollen- bloemkronen verdwenen.



Gesneuveld omwille van...'t ja wat....? Is het wanen van de dag;


de minkunkelende dijkbeheerder,
de kantonier die niets ontziende blinde onwetende regelzetters van ons aller veilig leven;
nieuw beleid tegen begroeiïng van dijkvoeten die maagdelijk blank dienen te blijven;
of spreekt hier de hengelaar naar vissenlijken zijn afkeer om ongestoord te kunnen vissen gewoon met wortel en al deze planten liet wijken.


Ik weet het niet en kijk slechts naar de resultaten in de kommetjes water, de bloemkroongetuigen van resten engelwortel. Zie de kop van mijn bericht naar deze bloemen van weer een natuurwaarde minder. En ik houd mijn hart vast voor de zwanenbloem. Wanneer zingt zij haar laatste lied?

Posted by Picasa

03 mei 2007

De kunst van het ontrafelen bij het natafelen van het mottenballengedicht

tot de muffe naftaleenlucht hun de metaforen laat conserveren om te prijken met hun veelgeprezen woorden van het stom geslagen bloed dat eens de wereld verrijkte met poëzie vergalt nu tot bitter uitgespogen cliché matig - heden

hun taal is een wetenschappelijk alkoof van selebrale zinnen zin gegeven in zeer verantwoorde academica en geronnen taalvaardigheden die het betonrot van universiteiten uitstaalt en hun te hoog door geschoten welgeleerde maar ozo bestudeeerde lettergeesten als lijkwaden om hun nederlandicale koppen waar in het sediment van gramaticaal is neergeslagen tot consolideerde internetjes opgeschreven poËticaatjes appeltaartjes voorbij de heilige geest uit het rijk van het pure onbesmette kinderspel in taal

Zij lezen, o mijn god zij lezen alsof het geschreven staat en gedrukt tot leugen een waarheid achter iedere schaduw verbleekt tot deze lijkwade van de taal die ooit boterbloemen en en paardenbloemen geel de wei deed jubelen maar thans bemest met overdaad slechts het scharlaken verlogend tot groene schijn van slechts een snede mals maar zo schraal eensoortig gRaS

dat voor mijn voeten uit de kievitkuikens verjaagd met schraalte en droogte van het strottenhoofd kostend en balend tot plastic drollen glad netjes opgeslagen voer voor de uitgekauwden en voorgeprogrammeerde leesbrildragers, de jeugd die ons de vrijheid ontneemt om ouder worden gewoon dol te draaien zo als het hoort

______vette honger, een scheldkanondade _________voor de carbonadedikke lettergeest van onze kinderen uit ons oververzadigd goed onderwezen maatschappelijk wezen
al te waar het bewustzijn is gereduceerd tot rare rEAlItEiT het rationale herboren individu van circa driehonderd vierkante meter eigen grond met hek er om als levensdoel voor hun nageslacht

Roemloos zijn zij de sterkste in getal

Het klein gefriemel van het soldaatjesleger aan de bladrand

knaagt zich een weg door het groene weefsel van het luizenleven.

Oorverdovend stil beweegt de spanner en beneemt het leven

in de eiken- zichtbaar verrukt - zo het toch geel zomert van vruchten,

vroegtijdig aan blauw omvattende lentedagen. Alwaar een citroentje

te goed is om alleen te zweven en paart dit aan de bosranken. Lavend en laverend nipt een aan werelddeel vernoemde vlinder zich in de vijverpartijen, terwijl de merelogen het bekijken.


Geen poel zo dronken of een kikkerkoor bejubelt het met eiersnoeren,

biddend om een spitse vondst van scherpgeslepen reigermuilen,

gelijkend ooievaarsbenen, spillend om het graaigrijpend te versmaden.

Zo verlustigen zichtbaar kolkend de baarzen tot paaiplaatsen het water.

Ruigte is een stoeiplaats om te vertoeven in het uitgebleekte riet,

waar koorknapen na de mis het met poezen moeten doen.

Wiebelend in roeiboten zien de visdiefjes nog een tot tientellende stekelbaars

verstijven onder het bedrijven van het vreten, de vinstralen tot venijnige doorns.


Ergens bloedrood speelt de zon een laatste oorkonde met de muisjes

voor de slechtvalken; die weldoordacht hun galgenmaal bereiden

tegen de torenvalken; die met hun kromme snavels verbeten

bidden tegen teveel kiekendieven. Als het gaat om vleugelslagen zijn

de kerkuilen, al passieprekend met te grote ogen, de sprinkhanen plagen

tegen de geluidsoverlast. Breekt toch de nacht doormidden met de krekelkoren.


Het lang geslepen lichtspoor van de blauwe maan breekt door in roerdompen

en de nacht bracht, lang verwacht, een dode egel die goed op weg was

naar de platte fauna. Met miljoenen muggen gelijkend aan de ruit geplakt

spetterde het avondrood dood uiteen tot pap. En ik determineerde de vette hommels

uit vallen die de zomer niet mochten overleven als koninginnen van hun nageslacht.


Maar de gewildste mannetjes en gewiekste vrouwtjes schieten allemaal tekort in mei. Zo oververhit was toch april, dat de bloesem zich verdort, in deze maand vergist.


01 mei 2007

Hoe meer, hoe lichter?

Moslimmeisje, moslimmeisje, geloken haartjes geloken blikken en maar zoenen in de bossen. Nabij de noten uit je jeugd, die raapte jij met je moeder. Moslimmeisje je eer te na, zo sta je daar bedekt in termen met je sluiers over je haar. Maar laat je kleden niet verkleden tot de naakte waarheid die het daglicht kan aanschouwen, moslimmeisje deze dag die is van jou.

De vruchten zijn, al is het warm, nog niet rijp vandaag. April is ook, is dan ook, een jaargetijde waarin dromen mag. JE jongne, moslimmeisje verlangt naar haar. Hij tilt de burka, o mijn meisje, vergeet het maar hij tilt je hoger in die sferen. Zoenen, ja het bos is licht, nog lichter dan in andere jaren, laat je zoenen maar hoe je bedaart. Je liefste, moslimmeisje heeft zijn zinnen al daar bij elkaar gezet. Het is daarom zo mooi in deze warme dagen aan het prille mei begin. Alle vogels fluiten, alle kinderen luiden met het kleppelen in water aan hun zwarte haren en golven maken wilde baren maar je haren och je haren zijn zo goed als nog bedekt of zijn ze al geschoren bij je schaamte en zou het je raken, meisje, meisje laat maar spelen met je haren.

Ook al bedekken jullie elkaar laat je maar in deze schitterende voorjaarskleuren bejubelen; in je geloken ogen brandt het vuur waar jullie tongen ontstuimiger dan ooit om vragen. Maar waag het niet je vader te vragen, hij zal de wet er dan bij halen, hij zal je plagen en verbannen met de dagen dat jij in het woud van lusten je geliefde zo broos nog kuste terwijl ik langs jullie wangen scheerde gelijk de wind doet uit de mond die ademt van de zwoele lente. Met vragen, moslimmeisje, kan jij je nooit meer aan je ouders en je broers nog wagen:
je zal je lichaam delen met hem die nabij de walnoten je kuisheid voelde en roep maar zacht zijn naam daar aan.

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief