Uit niets blijkt mijn gelijk.

16 maart 2006

Roots

Roots: Oude schoenen. (oftewel basic.)

opgediept vanuit het verleden, liep ik
laagdrempelig op mijn gemak, de treden op
en af die met een levenspad beschreven worden.
zonder hak en een verlaagde hiel was mijn natuur
een gang. de pas er in als ‘t zand liet ik m’n indrukken
achter mijn schreden gaan. ik trof ze weer zo krompotig,
ik ben mismaakt. de orthopeed beschreef me al veel eerder
als teenganger kan je beter door het leven gaan. bewust bewijst
de herkomst van het pleistocene beest in mij. tot voorkort trok ik aan
het langste eind met zeker weten; ik heb mijn middenvoetsbeentjes goed
op de rij, al leek ik eerder zoolganger ben ik weer door mijn hak achterhaalt.
en laat geduldig dieper indrukken na door centimeters kleiner door het leven te gaan
als bescheiden telganger met op mijn hoede zijn. licht achteroverhellend en een open blik.

13 maart 2006

Ik geloof nog dat er iets van binnen leeft

Het is een voorgevoel van maanden eerder, wel vaker in vlagen uitte het mij, gekweld haar leegte.
De Babylonse verwarring met liefde druisde in tegen ieder doel.
Gedachten vormden zich samen, zij aan een nieuwe schermerlamp, hij de voetbaluitslagen rond half zeven. In ieder geval begint de lente en is het donker op dit tijdstip na het avondeten.
...
...
Het is hard nodig om klopvast deze lettertekens uit te zetten op het scherm. Al is het slechts om uitdrukkelijk te verwoorden waar liefde waarlijk uit kan bestaan.

10 maart 2006

Een sprookje,

Er was eens een hondje, zeg zwak sociaal beestje. Weinig aanspraak genoot zij in haar leventje met andere hondjes, bang als zij was. Iedere viervoeter verdiende het uitgesnauwd te worden. Los lopen was er voor haar dan ook niet bij. Haar baasje had zich al te vaak moeten verontschuldigen voor haar gedrag. Toch hield dat hondje wel van soortgenootjes, en, zowaar, ze kon er genoegzaam meespelen als zij gedurende een langere periode in contact gesteld werd aan een andere hond.

Ooit had haar baasje haar uit het asiel geleend voor het leven. Hij kreeg er een handleiding “onhandelbaar” bij. Verder een duister verleden waarbij kindjes bijten en uithuis verwijderen deels haar leven betrof. Dat heeft hij geweten, jaren lang liep hij met haar in grote bogen om alle honden heen. En zelden speelde zij dan met haar baasjes maar dan wel met heel veel plezier.

Heel veel later, de baas was op zichzelf gaan wonen en had haar meegenomen naar zijn nieuwe woonstee. Een nieuwe uitwijkplaats voor haar. Alles opnieuw met sporen voorzien, een druk leventje. Vanuit het oude huis kwam een gerucht de wereld in. Er zou sprake zijn van een direct familielid, een broer van haar, nota bene pal om de hoek. De baas schonk er blij verrast aandacht aan. Een broer dan is er dus ook zicht op haar duister verleden, bedacht hij zich. Kortom een trefkans op ontmoeten was een bijna ondenkbare droom.

En die is uitgekomen op een stille donderdag namiddag in het park. Een brug en aan weerzijde een hond. Zij aan de ene en een grote stoere mechel aan de andere zijde met bazin.
Dit moet het zijn schoot haar baas zich in zijn herinnering. En zowaar de bazin aan de overzijde bedacht zich gelijktijdig het zelfde, zo.

Een gesprek en ongemerkt ook een treffen van twee honden. De baas even onoplettend nu in gesprek met de bazin, vergat het moeilijke gedrag van zijn lieve viervoetertje. De bazin verhaalde verbazingwekkende verhalen omtrent het vreselijke hondenleven van zijn hond. Hij verbijsterde bij het horen en zij beaamde het in verwondering hoe schoon zij toch door alles nog was. Liefde vol verder en “willing to please”noemde haar baas het.

Maar zoals gezegd onoplettend waren beide, wetende hoe vervelende vechtende hondjes kunnen zijn. Echter wie schetste de verbazing, niets van grauw en snauw toonde beide beesten. Zij waren neusvrijende en kwispelend elkaar de baas. Haar baas stelde voor het span los te laten na zes jaren nog zoveel herkenning van je broer en zus wel aan meer euforie valt er bijna niet te vieren.

Ze speelde alsof er nooit anders was geweest een uur uitbundig met elkaar. Het was afgelopen en vele malen later herkende zij van verre steeds haar eigen broertje en daagde hem tot spel. Tien jaar inmiddels beide en zielsgelukkig zover daar bij een hond sprake van is. De bazin verwondert en de baas ook rijkelijk verbaast over deze talenten bij een valse teef, zagen altijd vrolijk toe op dit getoonde gedrag.

Helaas, naar andere honden is zij onhebbelijk gebleven, spelgenootjes diende zich dus niet aan. Op een dag, ergens halverwege naar de lente vernam de baas een droef bericht, er was een reu aangereden tijdens het oversteken bij een gevaarlijk kruispunt tussen leven en de dood.
Hij heeft het haar nooit verteld, ze kijkt nog steeds uit naar een ontmoeting, dagelijks bij de wandeling.

08 maart 2006

Ergens bevalt het allemaal wel.



Een reis door alles heen, ongelooflijk kleine Lego boompjes, snelweg en verder weg ook weer spanningsdraden. Het lucht op, ergens in de verte schijnt Almere en een kuststrook purper nu.
De auto beweegt weer eens van A naar B en ik zit er midden in. Doelloos, ja dat zou ik willen zijn. Maar helaas ik mis dan mijn bestemming van rond half tien. Ik verwoord waarschijnlijk veel, ze hebben altijd koffie en tegen twaalven kijk je dan uit het raam naar nog steeds die blauwe lucht, zoals beloofd, een weersprofeet. De terugweg langs de bedrijfskantine, met de allure van een luxe wegrestaurant. Ik neem voor de uitzondering sinasappels, ze schijnen oranje op dit moment. De kantinejuffrouw bleek welwillend en rekende met mij af, een vriendelijke glimlach. Tegen de terugweg viel alles in te brengen, voorspelde de verkeersdrukteman. Al dertien kilometer zwijgend staal op wielen, rode hoofden een mooie vrouw en vreemd genoeg wat opgetrokken benen, ja ook zo gestrekt nog elegant. De chauffeur keek woedend mijn kant op. Ik staarde te lang naar zijn vrouw of haar omgeving. Het kruipt langzaam, de mist heeft genoeg doorzicht om de file erin op te zien lossen. Ergens boven Hilversum beleef ik weer die opgekrulde dennetjes. Een meisje en een grote hond.
Vluchtstrook rijdende vrachtwagens, een afslag Naarden - Bussum. De vreemde spoorbaan met zijn kroongetuigen als betonnen overspanningen geleiden gouden zonnestralen, gemeen tegenlicht.Het ruist nu rond vieren, aangekomen bij een viaduct.Een windvaantje straf en stijf uit het westen en mijn reisgenoot. Ik sla af en hij vertelt dat het wordt volgebouwd. Begrijpelijk, zo met al die drukte, een plassengebied schijnt goed te zijn voor overwinterende runderen. Tot morgen, de deur valt in het slot. Stille winterdag verder nu, het zwijgen bevalt me beter. Thuis blaft een hond en we gaan weer naar buiten. Ze slopen de laatste essen achter het huis. Ik maan haar af en we lopen door een afgezaagd struweel. Het is bij zessen voor ik de deur dicht trek, vanavond zien we verder. Het regent strepen nu zilvergrijs nabij de lantaarns.

02 maart 2006

Steeg, de verleiding

Steeg , de verleiding*
Het stond toch duidelijk aan het begin,heilloos doel: Doodlopend. Er toch in. Afgeslagen. Gevels hoger opgetrokken argwaan (gelijk tussen wijd gespreide benen starend naar een gapende mond)

ontnamen mij het licht te zeer. In het schemer de uitstekende klinker,delen plaveisel opgebroken rood.Teveel verwonding sprak daaruithoe struikelen mij voor ging.

Ik had beter moeten weten. Dit is de onbegonnen weg. Verkeerd afgeslagen breekt mij op, dit wespennest. In ieder portiek, de raat, staart haar verleden, uit elk raam blikt een facetoog van iemand anders.

Een verkenningstocht wenkte mij, dit was mierzoet het ware leven. Het naambord “De verleiding” deed gelofte aan dit lot. Vervormd door de duister en het holle licht klampte mij nog stevig bij iedere trede.

Haar hoogtepunten aan weerzijde,lege trapportalen, gaapte begerig donker uit het verleden mij nog na, met al teveel geknakte vleugelslagen,

trof het mijn oog, de goot in het midden,verdiept, er zwommen lang gerekte hagedissen in doortrokken, maar als enig leidend spoor, de staarten afgebroken van een eerder lot.

De doorgaande weg werd afstromend gelijk een spelonk tot een verleiding en ik werd er op het oog volledig in gezogen.

Aan weerzijde van haar lagen gehaven de, door bijen gestoken, lijken uitgestald te koop. Dit uit mededogen voor om het even medelijden of valse hoop. Slachtoffers van eerder aan gegane honingzoete verlokking uit haar schijnbaar lustige ruif gegeten.

Een leeuwenhol waar zonder kleerscheuren niemand zich bevrijd dan zij. Haar lust tot iedere man te verslinden in een vaginale holte,is uitgekomen in haar tomeloze haat.

Een kroegentocht met teveel vlees in rood aangelopen ramen deed, zover er in verzonken, mij de das om. Ik liep stuk op de laatste afslag, een blinde muur. Zoals beloofd was de terugweg ook onmogelijk. Berooid van alles wat ik liefhad restte mij de trap omhoog. Alwaar een meisje in het wit stond, wenkend, onschuldig maagdelijk nog. Haar handen uitgestoken, vragend, uitnodigend gebaarde zij naar zwermen dolend vrouwenvolk. Ik verliet mij en steeg op.

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief