Wie het Breede heeft gehad, kent de engte van het smalle pad, omkleed met rattelaar gaat daar gepaard te fiets te paard of te voet een ieder op, af of aan.
Het is niet meer dan kwelderrug met enig woongenot, een oude schuur, wat koeien achter glas, die wel kunstig zijn gemaakt. Een kerkje van de verworpen steen tot fundament, wellicht ook veel oud zeer dat hier ten ruste is gelegd.
Het komt voor dat in alle de rust de stilte het hier besterft in een enkel vallend blad.
Verder is er nog een bad van luttel vlinderslag lang en in de breedte enige borstslagen groot. Zomers veelal goed gevuld, met badpak gelukkig wel, prijkt daar het plaatselijk belegen vrouwelijk schoon dat overduidelijk de vergankelijkheid toont. Je denkt al ras ach wat jammer toch dat ouwe hoeren niet een eigen kuip bemensen met gezwets. Hoeveel meer genot had dat de badgast niet geschonken die slechts baanjestrekken toekomt. Het is intriest te zien hoe verwijtend en ook verwaarloosbaar klein het vetoplossend vermogen hier door gebrek aan onderchlorig zuur met hypochloriet weinig werkzaam zijn. Het riekt bovendien ietwat, men zou iets aan de dosering moeten doen ter bestrijding van afdrijvend vocht en wellicht zwaarlijvig gekwebbel.
Het irriteert eilaas om andere reden dus dat fertier bestaat uit plezierig samenklonteren in het bad. Horensdol degene die thans gehoorgestoord zich gedraagd, zijn smetvrees voor teveel stemband gebruik in overdadig vlees het liefst aan banden ziet gelegd.
Men schreit voort, bevangen door een piep klein bosgebied bekneld uit een ruilverkaveling ontsnapt vanwege waarschijnlijk de zanderige aard die landbouwers tegenstaat. Luwte en lommer vallen ten deel aan het aankoersen op het kerkdorp. Dat blijkt uit de torenspits die prijkt op de kruin van de opgeworpen wierde recht vooruit. Breede, het lidwoord ontbreekt, blakerd gemoedelijk in schroeiend graan en dor veld aardappel, ergens heeft vermoedelijk de oude Weert zijn werk gedaan. De hittegolf echter, die hier over gaat, verdient de meeste eer.
Tot slot begrenst een ijzeren spoor de werkelijkheid rondom en verklaart daarbij tevens het belendend water dat eerder nog voor zwemplezier was ingericht maar ongeschikt de tijd heeft doorstaan als visvijvertje voor een verdwaalde hengelaar. Zijn uitrusting hangt veelal vervaarlijk groot bemeten voor lul in het water.
Dit alles bij een rondje Breede. Men knapt op van leegte en ontwaart het vele in schaarste hier dat zo prikkelarm, op een enkele brandnetel die voorbijkomt na, uitgedost een overvloed aan kalmte biedt.
Het is niet meer dan kwelderrug met enig woongenot, een oude schuur, wat koeien achter glas, die wel kunstig zijn gemaakt. Een kerkje van de verworpen steen tot fundament, wellicht ook veel oud zeer dat hier ten ruste is gelegd.
Het komt voor dat in alle de rust de stilte het hier besterft in een enkel vallend blad.
Verder is er nog een bad van luttel vlinderslag lang en in de breedte enige borstslagen groot. Zomers veelal goed gevuld, met badpak gelukkig wel, prijkt daar het plaatselijk belegen vrouwelijk schoon dat overduidelijk de vergankelijkheid toont. Je denkt al ras ach wat jammer toch dat ouwe hoeren niet een eigen kuip bemensen met gezwets. Hoeveel meer genot had dat de badgast niet geschonken die slechts baanjestrekken toekomt. Het is intriest te zien hoe verwijtend en ook verwaarloosbaar klein het vetoplossend vermogen hier door gebrek aan onderchlorig zuur met hypochloriet weinig werkzaam zijn. Het riekt bovendien ietwat, men zou iets aan de dosering moeten doen ter bestrijding van afdrijvend vocht en wellicht zwaarlijvig gekwebbel.
Het irriteert eilaas om andere reden dus dat fertier bestaat uit plezierig samenklonteren in het bad. Horensdol degene die thans gehoorgestoord zich gedraagd, zijn smetvrees voor teveel stemband gebruik in overdadig vlees het liefst aan banden ziet gelegd.
Men schreit voort, bevangen door een piep klein bosgebied bekneld uit een ruilverkaveling ontsnapt vanwege waarschijnlijk de zanderige aard die landbouwers tegenstaat. Luwte en lommer vallen ten deel aan het aankoersen op het kerkdorp. Dat blijkt uit de torenspits die prijkt op de kruin van de opgeworpen wierde recht vooruit. Breede, het lidwoord ontbreekt, blakerd gemoedelijk in schroeiend graan en dor veld aardappel, ergens heeft vermoedelijk de oude Weert zijn werk gedaan. De hittegolf echter, die hier over gaat, verdient de meeste eer.
Tot slot begrenst een ijzeren spoor de werkelijkheid rondom en verklaart daarbij tevens het belendend water dat eerder nog voor zwemplezier was ingericht maar ongeschikt de tijd heeft doorstaan als visvijvertje voor een verdwaalde hengelaar. Zijn uitrusting hangt veelal vervaarlijk groot bemeten voor lul in het water.
Dit alles bij een rondje Breede. Men knapt op van leegte en ontwaart het vele in schaarste hier dat zo prikkelarm, op een enkele brandnetel die voorbijkomt na, uitgedost een overvloed aan kalmte biedt.