Ik
had vandaag weer een die goed paste op een speld, minutienaald om
precies. Alles zat goed, speelde kopje op de speld, verlijmd en wel.
1
Ik
had in stereo het zo opgezet dat de vleugels nog vrijelijk fladderde
wanneer ik ademhaalde van bovenaf, god was ik zo in gedachte, 2
Liet
leven na de dood toe in een luttel moment dat ik dit kleine knopje
daarop de kop bekeek, zo klein dat het blote oog niet eens 3
wist
dat het bestond. Ik was er door getroffen, geraakt, want het bestond
eerder voor ik het vond, levend. Niemand wist het dat leven 4.
over
het hoofd gezien, ooit was gelijk ik in wezen iets dat niet opgeprikt
de dood ervoer door er zelf op uit te gaan tot steken. Parasiet 5
dat
hier nu, misschien al voortgeplant, legboor voor me uitsteekt en
uitlegt in gebarentaal hoe hoe stom het is om speldenknop te spelen.
6
Ik
was bewogen en dacht het moet genoemd, een naam, beschreven,
genoteerd, het eeuwige bestaan hierin. Maar vliesvleugelig was te
nietig 7
Toen
ik onverhoeds het tegen het hoofd stootte en brak tot stof geheel
weer af. Mijn pen bewoog nog even tot een streepje, 8
achter
deze dag dit ik vergeefs verslagen had tot datum in mijn dagboek
zonder ooit te kunnen achterhalen wie voor mij daar was weggegrist 9