Uit niets blijkt mijn gelijk.

13 maart 2011

Korst {barst}*

In haar schoot heerst hitte, alles draait daar om. Haar huid spant zich om de weke delen, drijft van genot rond als een schol in slijk der aarde. Van genot komt ze wel klaar in eigen bedachte verhalen over drift. Het gaat de wereld rond hoe vermakelijk in een eruptie alles vloeit dat in haar zit. Ze maakt tot grote hoogte een erectie tastbaar voor het aangezicht. Al is het geen mannelijk lid dat in haar zit, speelt zij snoeihard in het hete stromen tot stollens toe gelijk gesteente alles klaar.

De man bedwelmd die op haar zit in dit masturberend tijdsgewricht waar stoom afblazen een onderdeel is van hete adem uit haar nek. Ze schudt haar huid daar heftig mee los, spieren die te gespannen waren knappen daarmee op. Dan vervalt ze sluimerend in haar wildste dromen terug en bergt alleen haar aangezicht niet op in het massief van ijskoud hoog verlangen. Waarmee ze menig man de dood in joeg of bevroren in haar ongenaakbaarheid niet alleen een adembenemend uitzicht bood maar tevens de allerlaatste ademtocht aanbood.

Toch heeft zij in de hunker en haar barensnood naast lust die ledigt in genot een kramp die door haar leden schiet. Het is dan veelal in een overgang van het vele leven dat haar siert. Dat uit geboorte zich tot haar verhoudt gelijk de plant en dier op aarde. Stoutmoedig vecht het om haar gunst met driftig haar evenbeeld nabootsen. Dit alles tot voortplanten aanzet in overleven.
Zij schikte zich daar tot nog toe in met lot en leed verdelen. Veel werd er uitgestorven achter gelaten in haar groevendiep gelaat. Ze wist daar zelfs een zwartgallig verleden uit te te destilleren dat gedicht nu begerig uit haar wordt gezogen door een onmenselijk Wezen. Het vergiftigd haar om zo de sappen kwistig te zien ontsnappen en vergassen in haar atmosfeer. Benauwd krijgt zij het er van, hoe klam de warmte van haar metgezel nu broeiend op haar korst wordt vastgelegd in de longen waarmee ze lucht geeft in ongenoegen.

Er is dan ook nooit eerder een levende gedachte op haar aanwezig geweest die de loop der dingen van haar afboog tot eigen inzicht. Menigmaal verrekte zij zich in het wakker schudden van dat beest. Het beest dat haar uitwoont, leegplundert en verbouwt tot kerkhof van zichzelf. Zelfs onlangs nog toen bij haar vloed tot leven in haar schoot zij zich eventjes bewoog bleek een kettingreactie nog. Men had haar stoutste dromen in de kern bevangen tot opwekkende energie. Hetgeen eerder alleen haar gloeiend binnenste betrof, en verder weg haar metgezel tot stralen aanzet, werd schromelijk overdreven eensklaps een ramp.

In een golf van woede overspoelde zij haar kust waar dat onheil besloten op rust. Weekte huid en haar van haar korst los in een tsunami van geweld. Daarmee ontteugelde zij het noodlot van het beest dat tot dan toe straffeloos haar uitwoont, en bezegelde dit lotgeval. Een onheilstijding breekt daarop los, hoe zelfoverstijgend een ramp op zulk één kleine schaal, toch aanzet tot paniek.

Ze keert tot in haar allerdiepste wezen terug en beziet de waarschuwing op een steenhard gerief. Bemerkt hoe eindig toch dit tere weefsel dat haar omgeeft, op haar leeft en tot slot niets om haar geeft dan achteloos gelijk het karakter van dit beest** ten dode opgeschreven dit leest. "Eens ontwaak ik echt in een smeltkroes van verzengen en laat weer maagdelijk schoon mijn oorsprong opnieuw aanvangen in een paringsdrift van vloed en overvloedig warm omhullen met mijn metgezel."

*Fukushima Dacichi nuclearplant

**tiny.cc/17v1n

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief