zie niet achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; behoud u naar het gebergte heen, opdat gij niet omkomt.
~~
Zo'n tekst is dus in allerlei vormen uitlegbaar. Ik maak het mijne ervan. Als ex gereformeerd geen hoogstaand kunstje schriftgeleerdheid maar meer dorre synapsen activeren hoe krom in taal jezelf ook ietwat verwrongen raakt;
"Leef niet in het verleden, kom los van je wortelstelsel en treedt vooral niet met open vizier de wijde wereld tegemoet. Maar werp de blik ferm voorwaarts op het rijzend gebergte. Want, omhoog, daar is voor de mens die toekomstverwachtingen heeft zijn lot te vinden. Een tekst dus die het carrière driftig perspectief voor ogen heeft."
....
hoe zijn zij zo verworden, dat hun hart in steen verandert, de mens tot ding en dingen weer tot leven maken.
Dat geldt voor harde mensen die verpand aan macht hun zinnen zetten op het aanzien met geweld van lot beschikken op de kleine dingen, mensen, maakbaar naar hun hand. Ze zitten nog gebeiteld met hun betaalde verzettelijkheden te werken aan hun optimalisatie - drang.
In deze klamme droom daar heerst de werkelijkheid: een hinkepoot die kruipelings rijkelijk tekort schoot. In hoofdzaak door de kopzaak die het zelf bezorgd. Je kunt er voor alle zekerheid niets mee. De uitvernuftigde H bom heeft zijn bindweefsel in het krap karkas van de samenleving genesteld als een wrat onder de voetzolen van de alleen - heersende tijdgeest. Mank van ongenoegen over zoveel beteugelde oerkracht uit elementaire deeltjes spelen een paar wilde gedachtendenkers een academische rol tot zelf ontplooiing. Van hun energiecentrales, in het wilde weefsel van de maatschappen en overige kornuiten, die verwilderd woekeren met kapitaal geblunder.
Wij wachten rustig duimendraaiend onze vriend Noodlot af. Die ijzingwekkende zak, die in het ommeland tegen het zilte nat versteende in een klamme werkelijkheid die liever nog een droombeeld was van vrouwelijk naakt dat maagdelijk, maar begeerlijk op haar eerste minnaar halsreikend wacht. Wetende dat bloedvloeien het genot verstaat om nooit meer ongeschonden verder door het leven te gaan met al het genot dat haar tendeel zal vallen. Wie wil er nu niet zo spijtig afscheidnemen?
En weer was er de tuinman Naderhand, die rustig alles aan de kant veegde wat van geen belang bleek achteraf. Met het scherpsel terhand zeisde hij het gemak van woekergewas de palmplantages om, herschikschikte warmoes tot oerbos. Blies doorkankerend droog zand op één hoop en in een gul handgebaar vanuit zijn zaaiershand weer omgetoverd tot een oase van welschapenheid waaruit de menselijke geest ontbrak. Maar wel, als bron van leven, een nieuw tijdsgewricht gezet werd aan de voormalige hinkepoot, thans hinkebeen die daardoor heel vrolijk opleefde om alle belangwekkende belangeloosheid die er zich nu af speelt.
Ohja: planmakers en pruductbedenkers zijn natuurlijk menselijkerwijs om zeep geholpen in hun eigen waarde:
~~~
.De zon ging op boven de aarde.... en die ganse vlakte...... zag om van achter hem; en zij werd een zoutpilaar.
Uit niets blijkt mijn gelijk.
24 februari 2011
20 februari 2011
Kosten en de baat III: Voor alle zekerheid.
Veiligheid boven alles, althans zekerstelling van het kapitaal. Nu neigt kapitaal, evenals digitaal of brutaal niets uit te staan te hebben met bv gesproken taal of schrijftaal. Het zijn hoofdzaken of bijzaken en voornamelijk gemoedstoestanden; state of minds. Een spel met woorden en gedachten om te komen tot de kern.
- Hij zat wat hoekig in de hoek een boek te lezen wat niemand verstond, omdat boeken nu eenmaal voor het gesproken boek uit stom geschreven zijn. Zo zijn letters goed geschikt te lezen, of erger nog, hier beschreven knap onbegrepen staat. Het verward dan ook nog weleens. Wanneer de zin in leven afgebroken is. Je zelfs niet weet met er geschreven staat ook wordt beweert wat jezelf wilt begrijpen, omdat het je zo aangrijpt met wat je wil verstaan. Op het oog wordt flauwekul een echt verhaal dat fluitend door de tijd achterhaalt een verwrongen schaduw van herinneringen achterlaat. Dan blijft de metafoor van lezend manspersoon gewoon een uitgelezen boek waar iedereen naar raadt, maar zich zelden nog raadplegen laat.
- Er is iets aan de hand, een kapitale blunder is vergaan in het zwarte gat. Verloren voor het leven is een goed begin al staat het afgeschreven hier. Er gaat ook niets boven de atoombom wanneer alles er verloren bij licht er een edelhert door het kozijn van menselijker aard naar buiten gluurt. Verstomd door een verschrikkelijk ongeluk breekt, door de pure nood het herschapen dier, gelukkig voor ons uit.
- Een onderzoeker komt ook uit zijn hoek gekropen met wat witte muizen in een kist tot de ontdekking van de eeuw. De genen zijn met knip en plak werk weer te herstellen met dat wat de mens met kernenergie verwoest. Een kwestie van conditioneren; begin gewoon met lage blootstellingsrisico's dosis radioactiviteit en zie de schepping herkent aansluitend de heftige verwoesting van een kernramp door de DNA stukjes te lijmen.
- Blootstellingsrisico's komen zo nog onbedoeld in een positief en kernachtig licht te staan. Op naar de samenleving met een onderhoudsdosis radioactief besmet zijn, zeg immuniseren, opdat je de echte rampen te boven kan komen. Zo blaast Tjernobil nieuw leven in het denken over kernenergie. Voor alle zekerheid bestaat een twijfel en gerede twijfel weer voor zekerheid.
Een ding is zeker vastgelegd; de tijd is rijp om de dooi haar intrede te laten doen met het zoete smeltwater weergeven...
- Hij zat wat hoekig in de hoek een boek te lezen wat niemand verstond, omdat boeken nu eenmaal voor het gesproken boek uit stom geschreven zijn. Zo zijn letters goed geschikt te lezen, of erger nog, hier beschreven knap onbegrepen staat. Het verward dan ook nog weleens. Wanneer de zin in leven afgebroken is. Je zelfs niet weet met er geschreven staat ook wordt beweert wat jezelf wilt begrijpen, omdat het je zo aangrijpt met wat je wil verstaan. Op het oog wordt flauwekul een echt verhaal dat fluitend door de tijd achterhaalt een verwrongen schaduw van herinneringen achterlaat. Dan blijft de metafoor van lezend manspersoon gewoon een uitgelezen boek waar iedereen naar raadt, maar zich zelden nog raadplegen laat.
- Er is iets aan de hand, een kapitale blunder is vergaan in het zwarte gat. Verloren voor het leven is een goed begin al staat het afgeschreven hier. Er gaat ook niets boven de atoombom wanneer alles er verloren bij licht er een edelhert door het kozijn van menselijker aard naar buiten gluurt. Verstomd door een verschrikkelijk ongeluk breekt, door de pure nood het herschapen dier, gelukkig voor ons uit.
- Een onderzoeker komt ook uit zijn hoek gekropen met wat witte muizen in een kist tot de ontdekking van de eeuw. De genen zijn met knip en plak werk weer te herstellen met dat wat de mens met kernenergie verwoest. Een kwestie van conditioneren; begin gewoon met lage blootstellingsrisico's dosis radioactiviteit en zie de schepping herkent aansluitend de heftige verwoesting van een kernramp door de DNA stukjes te lijmen.
- Blootstellingsrisico's komen zo nog onbedoeld in een positief en kernachtig licht te staan. Op naar de samenleving met een onderhoudsdosis radioactief besmet zijn, zeg immuniseren, opdat je de echte rampen te boven kan komen. Zo blaast Tjernobil nieuw leven in het denken over kernenergie. Voor alle zekerheid bestaat een twijfel en gerede twijfel weer voor zekerheid.
Een ding is zeker vastgelegd; de tijd is rijp om de dooi haar intrede te laten doen met het zoete smeltwater weergeven...
Kosten en de baat II: De éénruiter
Voor veertig euro aangeschaft glas in hard houten belijsting. Geen geld om zo de koude van de aarde af te houden. (éénruiters zijn trouwens schildertjes van tachtig bij één meter twintig waarin je telkens iets anders ziet, ook de zon zie je er geregeld in schijnen, naast wonderbaarlijk kiemkrachtig gewas. En als het tegenzit grazen in dit stilleven ook slakken. )
Een voormalig antiekboer bood ze mij aan. Zo'n man uit het verleden, die weinig meer gaf om zijn verschijning en veel meer innerlijk bezat dat je van buiten af kon lezen.De ruiten wou hij voor zijn kippen gebruiken. Om het kakelbont een riant droog onderkomen mee te geven om het kaf in uit te lezen. Kaf waar het koren eerder uit was geslagen. Maar kaf dat goed genoeg als bodembedekking kon dienen tijdens het dagelijks uit -scharrelen- gaande vrouwvolk.
Net een mensenwereld, zo'n kippenren, god strooit kaf en vrouwen gaan erin tekeer om later hun ei kwijt te kunnen. Hoewel die vergelijking mankt gaat met de aanwezige haan. Laten we die voor het gemak Lucifer noemen. Hij die alle dingen ziet in het perspectief van lust beleven. De wereld vanuit het haantjesgedrag bekeken is managen van onderhorig publiek. Ik ken genoeg moderne bazen die ziek van de behaagzucht stikkend jaloers zijn op de kam waarmee de echte hanen zich tooien, terwijl deze onzalige vermateriliseerde heren armetierig een stropdas omhangen met een uitgelezen knoop op het strottenhoofd. Geloof me, zoals gezegd, ik ken er velen.
Ik liep de antiekboer tegen het lijf, tijdens het de beest uit hangen in een eerder verhaal. Hij stond winterpenen wijd weg te werpen uit een oude zinken teil. Ik werd door zijn zoon naar hem verwezen. "Ga maar achter kijken hij is bij zijn beesten bezig". Eerder advies, van zijn zoon, om hem telefonisch te benaderen lukte niet, om de antiekbaas in zijn vrije tijd altijd buiten bezig is, en 's avonds uitrust; zoals vroeger toen hij jonger was alleen op zondag geschiedde.
De ruiten waren divers, meestentijds onleesbaar vuil om door te kijken. De goedkopere van lijsten ontdaan, werden me door de antiekboer ontraden. "Teveel en te laat in het seizoen, ik loop al tegen de zestig, werk om daar nog kozijnen om te timmeren, was zijn devies. God mag weten wat hij me nog meer te koop aanbood. Het moest een koopje zijn, ongezien aangeboden geloofde ik hem om zijn woord. Hij droeg een overal en plastic klompen, met een rare muts: Zulke mensen moet je gewoon op hun blauwe ogen geloven omdat daar geen kwaad in schuilt. In tegenstelling tot moderne heren die aldanniet frivool gekleed doortrapt slecht zijn in hun echte rol te spelen. Daarbij van hun ontiegelijk leven een doorlopende voorstelling van schjinwezen maken in zichzelf nooit zijn, spelen ze louter bedrog in dure zinnen en uiten zich in drogredenen omkleed. Vreemd genoeg gaan in deze wereld vrouwen ook steeds vaker op haantje lijken, en over lijken trouwens ook. Maar goed ik heb het hier niet over de moderne halfslachtige mens, maar ééntje uit de oude doos een heer van stand; een antieke boer.
Trouwens deze antieke boer, die zijn hele leven gedroomd heeft van het veehoudersschap is geen boer geweest. Heeft zich alleen de kost verschaft met verkoop van afgedankte waar. Noem zijn bedrijfsvoering het de rioolbuis van de consumerende mens. Een kringloop boerderij waarin hij zijn geld verdiende aan oud en afgedankte gebruiksvoorwerpen, uit de verlopen tijd. Zijn schepping was het om deze afgedankte waar weer aan de man te brengen. (Ik vrees dat god hetzelfde doet op dit moment.).
De antiekboer heeft in het verleden wel beesten van hot naar her versleept, als vrachtvervoeder, gelijk Noach eerder ook al eens deed. Met dit verschil dat de antiekboer vee naar de slachtbank leidde, ook niet vreemd voor een goddelijk wezen.
Hij woont nu in een villawijkje, aan de goedkope kant, zoals hij zelf beweert. Ik heb de Zon waar hij aan woont opgezocht op een computer en hem bij het vallen van de avond aangedaan. Daar stonden de éénruiters in het gelid. De ruiten die ik van hem overnam, de antiekboer eerder op zijn woord gelovend, vielen bij mij in goede aarde. Voor we tot zakendoen overgingen hebben wij vreemd genoeg toch eerst over kippen gesproken, die hij bij huis houd. De antiekboer blijkt een vrijetijds kippenhouder.
We keuvelde nog even vrijuit over het plezier aan kakelbont, krielen en zijn haan. Het goede van de aarde met groente uit eigen tuin. De bestrijdingsmiddelen die zo kunt ontlopen en het gezonde daaraan.
Daarna heb ik met hem afgerekend op de waar. We staken de ruiten in mijn stationwagen, vier stuks, en één teveel naar later bleek. Dus drie éénruiters voor mijn vroege teelt. Een koude bak had ik al eerder in mekaar geflanst, ook van hard hout trouwens.
Ik ben een zelfgenoegzaam mens; zo met deze vierkante meter beschutte aarde, waarop ik de voorteelt van het gewas aanzienlijk kan vervroegen. Dit alles omdat ik het niet eens ben met de heersende seizoenwisselingen. Daarop naakte grond duurt wachten mij als modern man te lang, en wil gewoon veel eerder tuinbonen en sla van eigen tuin eten.
Een voormalig antiekboer bood ze mij aan. Zo'n man uit het verleden, die weinig meer gaf om zijn verschijning en veel meer innerlijk bezat dat je van buiten af kon lezen.De ruiten wou hij voor zijn kippen gebruiken. Om het kakelbont een riant droog onderkomen mee te geven om het kaf in uit te lezen. Kaf waar het koren eerder uit was geslagen. Maar kaf dat goed genoeg als bodembedekking kon dienen tijdens het dagelijks uit -scharrelen- gaande vrouwvolk.
Net een mensenwereld, zo'n kippenren, god strooit kaf en vrouwen gaan erin tekeer om later hun ei kwijt te kunnen. Hoewel die vergelijking mankt gaat met de aanwezige haan. Laten we die voor het gemak Lucifer noemen. Hij die alle dingen ziet in het perspectief van lust beleven. De wereld vanuit het haantjesgedrag bekeken is managen van onderhorig publiek. Ik ken genoeg moderne bazen die ziek van de behaagzucht stikkend jaloers zijn op de kam waarmee de echte hanen zich tooien, terwijl deze onzalige vermateriliseerde heren armetierig een stropdas omhangen met een uitgelezen knoop op het strottenhoofd. Geloof me, zoals gezegd, ik ken er velen.
Ik liep de antiekboer tegen het lijf, tijdens het de beest uit hangen in een eerder verhaal. Hij stond winterpenen wijd weg te werpen uit een oude zinken teil. Ik werd door zijn zoon naar hem verwezen. "Ga maar achter kijken hij is bij zijn beesten bezig". Eerder advies, van zijn zoon, om hem telefonisch te benaderen lukte niet, om de antiekbaas in zijn vrije tijd altijd buiten bezig is, en 's avonds uitrust; zoals vroeger toen hij jonger was alleen op zondag geschiedde.
De ruiten waren divers, meestentijds onleesbaar vuil om door te kijken. De goedkopere van lijsten ontdaan, werden me door de antiekboer ontraden. "Teveel en te laat in het seizoen, ik loop al tegen de zestig, werk om daar nog kozijnen om te timmeren, was zijn devies. God mag weten wat hij me nog meer te koop aanbood. Het moest een koopje zijn, ongezien aangeboden geloofde ik hem om zijn woord. Hij droeg een overal en plastic klompen, met een rare muts: Zulke mensen moet je gewoon op hun blauwe ogen geloven omdat daar geen kwaad in schuilt. In tegenstelling tot moderne heren die aldanniet frivool gekleed doortrapt slecht zijn in hun echte rol te spelen. Daarbij van hun ontiegelijk leven een doorlopende voorstelling van schjinwezen maken in zichzelf nooit zijn, spelen ze louter bedrog in dure zinnen en uiten zich in drogredenen omkleed. Vreemd genoeg gaan in deze wereld vrouwen ook steeds vaker op haantje lijken, en over lijken trouwens ook. Maar goed ik heb het hier niet over de moderne halfslachtige mens, maar ééntje uit de oude doos een heer van stand; een antieke boer.
Trouwens deze antieke boer, die zijn hele leven gedroomd heeft van het veehoudersschap is geen boer geweest. Heeft zich alleen de kost verschaft met verkoop van afgedankte waar. Noem zijn bedrijfsvoering het de rioolbuis van de consumerende mens. Een kringloop boerderij waarin hij zijn geld verdiende aan oud en afgedankte gebruiksvoorwerpen, uit de verlopen tijd. Zijn schepping was het om deze afgedankte waar weer aan de man te brengen. (Ik vrees dat god hetzelfde doet op dit moment.).
De antiekboer heeft in het verleden wel beesten van hot naar her versleept, als vrachtvervoeder, gelijk Noach eerder ook al eens deed. Met dit verschil dat de antiekboer vee naar de slachtbank leidde, ook niet vreemd voor een goddelijk wezen.
Hij woont nu in een villawijkje, aan de goedkope kant, zoals hij zelf beweert. Ik heb de Zon waar hij aan woont opgezocht op een computer en hem bij het vallen van de avond aangedaan. Daar stonden de éénruiters in het gelid. De ruiten die ik van hem overnam, de antiekboer eerder op zijn woord gelovend, vielen bij mij in goede aarde. Voor we tot zakendoen overgingen hebben wij vreemd genoeg toch eerst over kippen gesproken, die hij bij huis houd. De antiekboer blijkt een vrijetijds kippenhouder.
We keuvelde nog even vrijuit over het plezier aan kakelbont, krielen en zijn haan. Het goede van de aarde met groente uit eigen tuin. De bestrijdingsmiddelen die zo kunt ontlopen en het gezonde daaraan.
Daarna heb ik met hem afgerekend op de waar. We staken de ruiten in mijn stationwagen, vier stuks, en één teveel naar later bleek. Dus drie éénruiters voor mijn vroege teelt. Een koude bak had ik al eerder in mekaar geflanst, ook van hard hout trouwens.
Ik ben een zelfgenoegzaam mens; zo met deze vierkante meter beschutte aarde, waarop ik de voorteelt van het gewas aanzienlijk kan vervroegen. Dit alles omdat ik het niet eens ben met de heersende seizoenwisselingen. Daarop naakte grond duurt wachten mij als modern man te lang, en wil gewoon veel eerder tuinbonen en sla van eigen tuin eten.
18 februari 2011
Kosten en de baat I: Ik kocht de tijd. (Of godbetere, werd er jarenlang op afgerekend)
...nog ongeprijsd lag het, en vroeg op de man af wat het kostte? Hij
kende de prijs zo uit 't hoofd. Of sloeg er een slag na, om het even, zonder de
tijd een blikwaardig te gunnen. Wat ongewoon is in deze gezwinde tijd
waar ieder uur telt alsof er een leven van af hangt, of erger nog
geld!
Maar het betrof inderdaad dunne tijd, tijd die mocht vervlieden.
Tijd die oud, bevuild en wat vergankelijk leek. Tijd die al verstreken
leek, tijd die rijmde met het verstrijken.
Eén euro. Gelijke munt waarmee ik eerder een muzikant mee af deed,
vanwege vage klankbeelden die hij opstreek van z'n viool. Hij was
bevlogen, vreemd gestemd, klonk naar de eeuwigheid. Maar was eindig
hier, oud, gebogen en in lompen gekleed. Dat ik juist daarmee de tijd
kon vergelijken leek mij vreemd genoeg nog niet zo vreemd.
De tijd voor een koopje op de kop getikt, ik kon het niet laten lopen.
Tegenwoordige tijd is veel, is zelfs als uurwerk al veel duurder, dus
rekende ik, voor ik me bedacht, snel af. Terwijl ik ondertussen
om me heen een imperium van verleden, oude tijden, gade sloeg.
Sommige stukken leken op een onopgewonden klok die rustig stilstonden
tijdloos te staren vanuit een gepolijste kast of geglazuurde wijzerplaat. Niets klopte
aan die dingen, die behoorden te tikken en de tijd op gezette tijden te
slaan.
Met de afgerekende tijd onder m'n armen ben ik deze stal vol
afgedankte werkelijkheden nog eenmaal door gegaan. Deuren die al
eeuwen niet meer openden stonden lui te leunen zonder kozijn of
krukken. Sloten, nutteloos naar het scheen wanneer er geen toegang mee
kon worden afgesloten, hadden alleen een sleutelgat waar niets meer in stak
of bij hoorde, bood een glimpje uitzicht vanwaaruit daglicht een fraktie van
een seconde scheen.
Spiegels, zover het oog reikte. Zoveel dat ik mezelf er in zoek
raakte, gaven besmuikt de werkelijkheid er in weer. De tijd had aan het
dunne zilver geen goed gedaan, alles was aangetast en stoffig
bovendien. Zo te zien heelt tijd niet alle wonden.
Feitelijk onmogelijk om mezelf hier nog helder te bezien.
Vergankelijk, ja, zo is de tijd een evenbeeld dat zichzelf niet
weergeeft.
Vreemde zaken die vroeger als handgereedschap dienst deden, waren nu
uitgewerkt in een stilleven van oud roest. Ik onderscheidde de vormen
van een haardgarnituur. Gitzwart beslagen waar veel vuile handen mee
gemaakt zijn bij opstoken van vuren. Laaiend enthousiast werd ik daar
niet van, nu dat metaal daar koud de eeuwigheid leek af te meten met
een mateloze onverschilligheid, die past bij gedoofde haardvuren.
Verlichtingsarmaturen bungelden opgebost aan de door de tand
des tijd aangevreten steunberen, en veel hoger nog aan hanenbalken, van deze stal.
Ze gaven geen licht mee, de energie ontbrak om hier nog ergens toe te dienen. Het schenen voorname
lampenkappen met bijna menselijke snit. Maar zoals gezegd afgedankt
nutteloos hier samengeraapt als tweede hands koopwaar hopend op een
kans tot een nieuw verlichtend leven. Ik raakte door de protserigheid
er snel op uitgekeken. Voornaamheid kenschetst zijn kortstondigheid in
de tijd waar het van alles afhangt.
Even verder vuile vensters die goed beslagen met gietijzer waren
voorzien. Sommige weleens waar ingeslagen, anderen in perfecte staat.
Bovendien ontbraken rondom muren om ze te kunnen laten dienen waar
ruiten nu eenmaal voor zijn. Ze voorzien hier nergens in. Toeval wil misschien
dat ze eens zo ergens op het oog nog bij passen. Bijvoorbeeld als openslaande
vensters in een gerenoveerde eerder blinde muur. De tijd zal het leren
welk uitzicht er dan nog mee kan worden genoten. Anders blijft er
niets dan een uitzichtloos bestaan. Afgedankt uit gesloopte panden de
tijd uitzittend in deze grupstal.
Om de hoek, tussen twee voormalige gruppen stond een kribbe en
allerjezus veel Mariabeelden. Van sommigen ontbrak de neus,
anderen de ogen uitgestoken sommigen zelfs onthoofd,
zonde.
God mag weten ook hoeveel kruisbeelden hier neergesmeten in de opgedroogde drek
ondankbaar het grote lijden weergaven. Troosteloos om zo voor eeuwig genageld aan
het brons, uitgebeeld te zijn. Het kenschetst deze verstreken tijd,
waarin godsvruchtig geloof aan deze beeltenissen werd gegeven.
Nog even later stond ik op straat, de deur gewezen door de eigenaar. Ik
was de weg kwijt in het verleden, hij heeft me daar gelukkig uit bevrijd. Een
zwaar beslagen staldeur kraakte piepend in de scharnieren. Ik hoorde
de baard nog schrapen in de slotschacht. Wegstervende voetstappen, daar
achter in het verleden, van de baas die zijn weg baande tussen de oude
gebruikswaren, die alleen voor hem van waarde bleken in de uitverkoop.
Ik
bladerde, in de zon, door de door mij aangeschafte tijd.
Mijn oog viel op de realiteit die er in stond beschreven, uit de vorige eeuw.
Het bleek vers, een gedicht*
"voor jou is over hen schrijven,
eindelijk. De doodse kou
schiep de nodige afstand,
het grijnzende verval
maakte de herinnering aan hun jeugd
absoluut. We kunnen samen lachen
om die galerij schoonheden van weleer.
Ze knagen niet meer aan de wortels van
mijn boom ze voeden hem. En jij
geeft aan hun schimmen nieuwe kracht."
Wie "jij" ook mag wezen, ik ben uitgelezen.
-
* VII uit "tijd" , Hans Warren.
--
R
kende de prijs zo uit 't hoofd. Of sloeg er een slag na, om het even, zonder de
tijd een blikwaardig te gunnen. Wat ongewoon is in deze gezwinde tijd
waar ieder uur telt alsof er een leven van af hangt, of erger nog
geld!
Maar het betrof inderdaad dunne tijd, tijd die mocht vervlieden.
Tijd die oud, bevuild en wat vergankelijk leek. Tijd die al verstreken
leek, tijd die rijmde met het verstrijken.
Eén euro. Gelijke munt waarmee ik eerder een muzikant mee af deed,
vanwege vage klankbeelden die hij opstreek van z'n viool. Hij was
bevlogen, vreemd gestemd, klonk naar de eeuwigheid. Maar was eindig
hier, oud, gebogen en in lompen gekleed. Dat ik juist daarmee de tijd
kon vergelijken leek mij vreemd genoeg nog niet zo vreemd.
De tijd voor een koopje op de kop getikt, ik kon het niet laten lopen.
Tegenwoordige tijd is veel, is zelfs als uurwerk al veel duurder, dus
rekende ik, voor ik me bedacht, snel af. Terwijl ik ondertussen
om me heen een imperium van verleden, oude tijden, gade sloeg.
Sommige stukken leken op een onopgewonden klok die rustig stilstonden
tijdloos te staren vanuit een gepolijste kast of geglazuurde wijzerplaat. Niets klopte
aan die dingen, die behoorden te tikken en de tijd op gezette tijden te
slaan.
Met de afgerekende tijd onder m'n armen ben ik deze stal vol
eeuwen niet meer openden stonden lui te leunen zonder kozijn of
krukken. Sloten, nutteloos naar het scheen wanneer er geen toegang mee
kon worden afgesloten, hadden alleen een sleutelgat waar niets meer in stak
of bij hoorde, bood een glimpje uitzicht vanwaaruit daglicht een fraktie van
een seconde scheen.
Spiegels, zover het oog reikte. Zoveel dat ik mezelf er in zoek
raakte, gaven besmuikt de werkelijkheid er in weer. De tijd had aan het
dunne zilver geen goed gedaan, alles was aangetast en stoffig
bovendien. Zo te zien heelt tijd niet alle wonden.
Feitelijk onmogelijk om mezelf hier nog helder te bezien.
Vergankelijk, ja, zo is de tijd een evenbeeld dat zichzelf niet
weergeeft.
Vreemde zaken die vroeger als handgereedschap dienst deden, waren nu
uitgewerkt in een stilleven van oud roest. Ik onderscheidde de vormen
van een haardgarnituur. Gitzwart beslagen waar veel vuile handen mee
gemaakt zijn bij opstoken van vuren. Laaiend enthousiast werd ik daar
niet van, nu dat metaal daar koud de eeuwigheid leek af te meten met
een mateloze onverschilligheid, die past bij gedoofde haardvuren.
Verlichtingsarmaturen bungelden opgebost aan de door de tand
des tijd aangevreten steunberen, en veel hoger nog aan hanenbalken, van deze stal.
Ze gaven geen licht mee, de energie ontbrak om hier nog ergens toe te dienen. Het schenen voorname
lampenkappen met bijna menselijke snit. Maar zoals gezegd afgedankt
nutteloos hier samengeraapt als tweede hands koopwaar hopend op een
kans tot een nieuw verlichtend leven. Ik raakte door de protserigheid
er snel op uitgekeken. Voornaamheid kenschetst zijn kortstondigheid in
de tijd waar het van alles afhangt.
Even verder vuile vensters die goed beslagen met gietijzer waren
voorzien. Sommige weleens waar ingeslagen, anderen in perfecte staat.
Bovendien ontbraken rondom muren om ze te kunnen laten dienen waar
ruiten nu eenmaal voor zijn. Ze voorzien hier nergens in. Toeval wil misschien
dat ze eens zo ergens op het oog nog bij passen. Bijvoorbeeld als openslaande
vensters in een gerenoveerde eerder blinde muur. De tijd zal het leren
welk uitzicht er dan nog mee kan worden genoten. Anders blijft er
niets dan een uitzichtloos bestaan. Afgedankt uit gesloopte panden de
tijd uitzittend in deze grupstal.
Om de hoek, tussen twee voormalige gruppen stond een kribbe en
allerjezus veel Mariabeelden. Van sommigen ontbrak de neus,
anderen de ogen uitgestoken sommigen zelfs onthoofd,
zonde.
God mag weten ook hoeveel kruisbeelden hier neergesmeten in de opgedroogde drek
ondankbaar het grote lijden weergaven. Troosteloos om zo voor eeuwig genageld aan
het brons, uitgebeeld te zijn. Het kenschetst deze verstreken tijd,
waarin godsvruchtig geloof aan deze beeltenissen werd gegeven.
Nog even later stond ik op straat, de deur gewezen door de eigenaar. Ik
was de weg kwijt in het verleden, hij heeft me daar gelukkig uit bevrijd. Een
zwaar beslagen staldeur kraakte piepend in de scharnieren. Ik hoorde
de baard nog schrapen in de slotschacht. Wegstervende voetstappen, daar
achter in het verleden, van de baas die zijn weg baande tussen de oude
gebruikswaren, die alleen voor hem van waarde bleken in de uitverkoop.
Ik
bladerde, in de zon, door de door mij aangeschafte tijd.
Mijn oog viel op de realiteit die er in stond beschreven, uit de vorige eeuw.
Het bleek vers, een gedicht*
"voor jou is over hen schrijven,
eindelijk. De doodse kou
schiep de nodige afstand,
het grijnzende verval
maakte de herinnering aan hun jeugd
absoluut. We kunnen samen lachen
om die galerij schoonheden van weleer.
Ze knagen niet meer aan de wortels van
mijn boom ze voeden hem. En jij
geeft aan hun schimmen nieuwe kracht."
Wie "jij" ook mag wezen, ik ben uitgelezen.
-
* VII uit "tijd" , Hans Warren.
--
R
09 februari 2011
Het verveelt - mij
De bus waar ik in had kunnen zitten, zat niemand in en
reed aan mij voorbij. Het klopte dus dat ik daar niet in zat.
Het nummer van de bus fascineerde mij, met drie plus één en vijf dat negen
geeft. Daar zat ik dus net mee. Die negen met een vijf.
Je zal toch in negen en vijftig geboren, of erger nog negen en vijftig, zijn.
Dan ben jij zeven jaar jonger; twee en vijftig, het jaar waarin ik
geboren ben.
Daarbij zie je vijf plus negen nog over het hoofd, dat
veertien geeft zoals één en vier weer vijf.
Met negen daarbij weer negenenvijftig.
Of zag je negen min vijf niet staan met vier.
Of de vijf keer negen met vijfenveertig wat met vier plus vijf weer negen
geeft dat al met al 59 zo strontvervelend maakt. De uitkomst van het leven.
R
reed aan mij voorbij. Het klopte dus dat ik daar niet in zat.
Het nummer van de bus fascineerde mij, met drie plus één en vijf dat negen
geeft. Daar zat ik dus net mee. Die negen met een vijf.
Je zal toch in negen en vijftig geboren, of erger nog negen en vijftig, zijn.
Dan ben jij zeven jaar jonger; twee en vijftig, het jaar waarin ik
geboren ben.
Daarbij zie je vijf plus negen nog over het hoofd, dat
veertien geeft zoals één en vier weer vijf.
Met negen daarbij weer negenenvijftig.
Of zag je negen min vijf niet staan met vier.
Of de vijf keer negen met vijfenveertig wat met vier plus vijf weer negen
geeft dat al met al 59 zo strontvervelend maakt. De uitkomst van het leven.
R
Abonneren op:
Posts (Atom)
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.