Alleen die aandacht al die ik soupeer kost handenvol tijd. Alles gaat
gepaard, niets alleen vanzelfsprekend, uren, dagen, maanden, jaren als
aasvliegen uit m'n strottenhoofd.
Voornamelijk zinloze tijd die sprakeloos verloren gaat in de mondholte
van mijn bestaan vergt overuren. Ik die juist nutteloosheid verhief
tot levensvreugde wordt uitgerekend daarop afgerekend zijn doelloze
mens.
Nutteloos in tijd bemeten is een gruwel voor het oog. Kan ik lezen in
de broodheren hun ogen, die opmerkelijk genoeg steeds vaker
vrouwelijke vormen aannemen waaruit geen schoonheid valt af te lezen.
Hoe mijn leegheid, zijnde duivelsoorkussen, hun verachtte weerzin
opwekt laat zich niet beschrijven in hun wanen van de dag.
Ik doe momenteel aanlijfsbehoud, een nieuw tijdsverdrijf in overlevingsdriften binnen het maatschappelijk verkeer. Het vreet, van bovenaf bezien me knagend traag gebrokkeld af. Eens is een puinhoop over die ordelijk bijeen geveegd weer terug gegeven wordt aan de tijdas.
Het schommelen in vanzelfsprekende zekerheden is van de baan. Leidinggevende,spreekbuislichamen van het hogere in deze onmenselijke onmetelijkheid, dat organisatie heet, hebben mij in tijd gemeten een toekomst ontzegd in hun intensieve mensenhouderij. Een vorm van veestal, die vormen van een bioindustrie gaat aannemen waar geïndividualiseerde 'medewerkers' managend tot ze uitgemolken zijn.
Dat alles vreet tijd.
--
R
Uit niets blijkt mijn gelijk.
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.