Uit niets blijkt mijn gelijk.
23 januari 2011
Ik vreet tijd
gepaard, niets alleen vanzelfsprekend, uren, dagen, maanden, jaren als
aasvliegen uit m'n strottenhoofd.
Voornamelijk zinloze tijd die sprakeloos verloren gaat in de mondholte
van mijn bestaan vergt overuren. Ik die juist nutteloosheid verhief
tot levensvreugde wordt uitgerekend daarop afgerekend zijn doelloze
mens.
Nutteloos in tijd bemeten is een gruwel voor het oog. Kan ik lezen in
de broodheren hun ogen, die opmerkelijk genoeg steeds vaker
vrouwelijke vormen aannemen waaruit geen schoonheid valt af te lezen.
Hoe mijn leegheid, zijnde duivelsoorkussen, hun verachtte weerzin
opwekt laat zich niet beschrijven in hun wanen van de dag.
Ik doe momenteel aanlijfsbehoud, een nieuw tijdsverdrijf in overlevingsdriften binnen het maatschappelijk verkeer. Het vreet, van bovenaf bezien me knagend traag gebrokkeld af. Eens is een puinhoop over die ordelijk bijeen geveegd weer terug gegeven wordt aan de tijdas.
Het schommelen in vanzelfsprekende zekerheden is van de baan. Leidinggevende,spreekbuislichamen van het hogere in deze onmenselijke onmetelijkheid, dat organisatie heet, hebben mij in tijd gemeten een toekomst ontzegd in hun intensieve mensenhouderij. Een vorm van veestal, die vormen van een bioindustrie gaat aannemen waar geïndividualiseerde 'medewerkers' managend tot ze uitgemolken zijn.
Dat alles vreet tijd.
--
R
15 januari 2011
Beste,
Deze aanhef geeft aanleiding tot ophef, vanwege de overmaat aan middelmaten.
De valse verwachtingensfeer is zalvend gewekt met uitmiddelen van waar
de besten voorstaan. De allerbesten leiden hierdoor bovenmatig
gemarginaliseerd bestaan.
Veelal bestaan de middelmatigen uit diverse kostuummatennaaiers.
Middelmaten van het naadje en de kous, de hoed en rand van
lulligheden en kutstreken. Deze bij uitstek van nietszeggend maatwerk
voorziene geslachtsdelen hebben gepaard de overhand amechtig hijgend
voor elkaar gekregen. In de metaforen zijn zij te vinden onder
mierenneukers, kommalijders en puntenzuigers, louter orale taal
bedrijvend.
Daarmee wordt verbaal gesproken het slechtste van de volkstam omhoog
gestoken met gemiddelvinger van de middelmaten. Het beste uit de
houtvaten verdreven verdampt schierlijk uit de hoge bomen. De
getalenteerde middelmaten vertegenwoordigen in het kreupelhout de
verdorde werkelijkheid van het verdorven heden.
Met deze ophef over de aanhef 'beste' wordt de verheffing verboden en
verbannen naar dode letteren. Iedere aanhef wordt ingevolg ingeleid
met:
Matige,
Ik wens u het allerbeste bij het managen van uw mede middelmatigen.
--
R
02 januari 2011
Ik merk mij op.
Om mij heen is alles wit uitgeslagen met door voeten krakende sneeuw. Breek daarin de oneindigheid open die stilaan rondom mij neerdwarrelend ter aarde gaat. Hier gaat het louter genieten gepaard in het verliezen van het zicht. Alles dempt of wordt met de tijdelijkheid van een vorm van water afgedekt.
Het voorstellingsvermogen gaat aan de haal in deze nutteloosheid van ongekende schoonheid, als een droomlandschap uit me jeugd. Het doet me denken aan het zoeken naar hoog gebergte, de wijde zee in haar onmetelijkheid, de omloop van de sterren en het verliezen van mezelf daarin*.
Want veel later nu bevangen in mijn ruimte en tijd van arbeid ben ik het zicht verloren om om me heen te kijken. De dagelijkse praktijk is moordend voor de horizon die daaruit blijkt. Liever was ik in jeugd gebleven omdat ik geslaagd ben die herinnering van ruimte om me heen gaaf te bewaren en voel in tegenwoordigheid van geest in het heden, NU, van de volwassenheid zelden thuis.
-
Het verval van NU kent vele vormen. Een daarvan is het ontwerp. De gedachte om het bestaande te herscheppen is een chronische vorm van het verval. Nietsontzienende werkelijkheid die alleen maar uitdagingen ziet in de permanente transformatie van het landschap naar de tijdgeest, een tijdgeest van NU.
Het gaat dan niet alleen om bouwplannen tot inrichten van betonrotplekken voor de rondlummelende gezinsbehoeftigen of optimaal verindividualiseerde alleengaanders. Maar ook over de aard van de natuur en de daarin te begeleide processen. Zolang alles naar de hand gezet kan worden naarvhet laatste inzicht van de heersende moraal, blijft het verval van eigenheid knagen aan de ruimte om me heen.
Niets is blijvend, sneeuwlandschappen weten dat. Het meest omvangrijk is daarin de kleur, is alles in een oogwenk wit verandert het met een dooiaanval weer tot groene streken. De overzichtelijke tijdelijkheid van de verandering met sneeuw laat alles onveranderlijk na de intredende dooi. Het is dus niet de verandering die het verval kenschetst maar meer de tijdelijkheid, overzichtelijke eindigheid. Daar in verschilt de mens van zijn natuur, met het dwangmatig inrichten van houdbare verblijfsvergunningen in de ruimtelijke ordening.
Alles bevriezen om te voorkomen dat het gaat dooien. Die strijd om het bestaan is de moderne wegwerpmens gegeven. Aan de ene kant virtualiseert hij zijn werkelijkheid in een gigantische zee aan hoogtechnologische troep van tijdelijke gebruikswaarde, aan de andere kant herschept hij de leefomgeving tot een permanent aan het nu aangepaste bouwput die bijvoorbeeld iedere oude binnenstad inmiddels is. niets voldoet meer aan het nu, alles moet worden ' onaangepast' opdat het los van identiteit intensief kan worden bestemd voor de eeuwig behoeftige mens. De mens die louter gebukt gaat onder zijn onthechtingsdrang en behaagzuchtige copierdrift van innovatieve leefstijlen. De mens die weinig schaduw meer naar achteren, zijn korte schaduw alleen nog maar vooruit werpt.
Alles wordt aangepast en blijkt veelal een paar decennia later alweer verwaarloosbaar achterhaalt slooppand dat geen funktie meer kan herbergen. En dit alles in toenemende mate en steeds hogere vervangingssnelheid. Met als gevolg dat rust en bestendiging kwaliteitsnormen uit een vervlogen tijdperk zijn toen scheppingsdrift nog niet zo door de identiteitscrisis van de samenleving, waaraan de maatschappij nu lijdt, werd aangetast.
Nieuwe concepten op nieuwe materialen met nieuwe technieken razen door het allerdaagse bestaan als nachtmerries in het droomlandschap uit de jeugd dat allang vervlogen nog slechts in de uithoeken van de ingerichte ruimte bestaan.
Het opstapelen van ruimtebehoeften op een plek die daardoor in constante beroering is past ook meer en meer in de wegwerpcultuur van homo traumaticus, hij die de weg kwijt is naar zichzelf.
De ecologie van het natuurlijk systeem vervangen door de begripsbepaling ecologie te plakken op de nieuwe dynamische tijd van het verstedelijkt bestaan, de stads ecologie. Daarin speelt de natuur een onderworpen rol van stoeptegel vegetatie en steenmarter op zolder. We zijn het in onszelf gekeerde stukje alpienlandschap van ontheemde hoogbouw en verharding van de aarde. De bedekkingsgraad van ons is bijna gemaximaliseerd in deze vermaledijde werkelijkheid.
En zelfs deze ankerplaatsen van nog niet aangetaste voorjagende moderne stadsmens blijven niet onaangetast. Want de immer rustzoekende in zichzelf verdwaalde smartphoners komen niet vrijblijvend vertoeven in het landschap van de vorige eeuw. Hij zal het allereerst aanpassen aan zijn gejaagde bereikbaarheid. Zijn werkelijkheid is geformatteerd met netwerkverbindingen en zendmasten tegen betaalbare bereikbaarheidstoeslagen alvorens hij daarin vertoeven wil.
Door neerplampen van witte schimmel in allerlei vormen van recreatiebehoeftigen worden huisjes, steigers en sleurhut mobiliteiten gerealiseerd. Dan pas is hij in staat een tot rust te komen; wanneer een venster gericht op een met prikkeldraad omzoomd akkertje verhinderd dat ook dat wordt dichtgrplempt met zijn ondeugdelijkheden. Zo kan hij voor hooguit een luttele week genieten van zijn gekochte rust alvorens hij weer voortjakkert omdat alles te kunnen betalen wat hij te leen heeft; zijn eigen leven op de pof: de gehypothekeerde werkelijkheid, het beleende IK in de tijdgeest van NU.
-
De dooi treedt in, in welke vorm dan ook , ooit zal weer ongeacht de bebouwde staat weer alles bedekt zijn geweest met sneeuw dat wegsmelt voor de zon. Daarin is alleen plaats voor bladgroene werkelijkheden, dat er een kredietwaardig bestaansrecht uit kan ontlenen. Steen voor steen vervalt de aarde weer toe. Alles sluit zich van de mens af; zelfs ik ben dan voorgoed mijn spoor bijster.
Op zoek naar ZIJN, ben ik toch al aardig onderweg dit typend op m'n IPad.
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.