Schavuit op het schavot
Zo rot was trapportalen nu ook weer niet op de glansrol van de treden buisstalen framen in de nieuwe gewesten waar hij neergestreken potsierlijk deel uit maakte van deze ontstijgende fenomenen
er woonden met mij vriendjes die het rothout waren ontstegen uit de kattenburg nu met de kater huizenhoger in betonrot leefden
uitgekafferd door dezelfde sul stomdronken zaaddonor van zijn baarmoer waaruit ontsnapt de verloederde wereld voorzag van zijn onderkomen onder zijn schedeldak
Straalbezopen Omval.
hij roeide met mij straalbezopen door de amstel met de riemen die hij had
door het potsierlijk leerlingbestel dat even als thuis uitzicht bood aan een uitzichtloos bestaan van loodgieter die alleen de goot of het riool in kon vertrekken voor de kost of voor de baas zijn kost ontvreemdde geknipte slippen gloeiend heet erbij gelapt met opgelepeld mataal in mallen omsmolten tot broodjes gezond lood
jaren doorgebracht op schoot van de toog het waterloo dat heden bezongen platgegooid in het verleden door de scharreljood bewoond ons rotzooi voorschotelde met een habbekrats je eigen fiets terug kocht voor een juut die net uit zijn kas gekraakt terugbetaalde waar je zo van baalde dat jatten je in de vingers zat
Verkrot braakpandjes de baas.
we lagen in de sloppen van het slooppand slapend bij de oosterpark bij te komen van het gerief dat kelderen diepgaand bouwval hem zijn jeugd lamgeslagen ontnam toen een getuigschrift rijker leven betaald werd met een mokerslag.