Uit niets blijkt mijn gelijk.

04 oktober 2019

Oktober, sprookjesmaand; gezwam



het zwammetje dat zichzelf overdacht,
stond zoals te doen verwacht, 
daar in alle groeikracht die het bezat,
zich dik te maken met wie hij was.

het is wat te langdradig om daar te lang 
bij stil te staan, hij was immers nu eenmaal 
zoals die was, een echte zwam.

toch droomde hij, zo nu en dan en 
dan vooral bij schemer, of in de nacht; 
hoe fijn het toch zou zijn om gelijk zijn
soortgenootjes paddestoel te mogen zijn.

maar eilaas dat was en is niet zo, hoeveel
hij ook daarover kletste het bleef gezwam.

maar erger nog zelfs buisjeszwam, 
terwijl zijn vriendjes vrijwel allemaal
gelijk, hoe beeldig ook, plaatjespaddestoelen zijn.

tot op de dag van vandaag ging zwammetje
gebukt daaronder, tegen de stamvoet van de abeel 
zijn beklag doen hoe gemeen en ongelijk het was.

dat iedereen paddestoel mocht zijn op zijn 
wortelstok, terwijl hij alleen daar zwam kon zijn.

de abeel, een zilverabeel zelfs, schitterde 
in volle pracht en volle gloed lachend de herfstzon toe.
 ik ben gekleed in bladerdek
nu ook toe aan mijn winterslaap en trek mij terug.
daarbij gelijk verschoot de zilverabeel lichtjes van kleur. 

en met een beetje schaamrood op zijn kroon 
wuifde hij in najaarsbries het hemellichaam toe.

schrik niet mijn lieve zon, ik ben slechts moe van al dat omzetten van lucht,
en luchtig ging hij verder; 
niemand heeft nog ademnood, ik heb een zuurstofrijk geschapen waar iedereen in mag komen slapen, spelevaren of luchtfietsen naar believen.

dus heel voldaan keek hij terloops verschoten 
van groen naar grijsbruin herfsthabijt naar zijn eigen omvangrijke voetafdruk.
 daarop gezeten de paddestoel en hoe verdroten ook, het zwammetje toch.

die stiekempjes wel van het morgenzonnetje genoot maar zipjes toch naar verder omhoog oog had voor de fraaie abelenkroon die luchtig adembenemend daar bij stond.

het zwammetje zette zijn de stoutste zwamvoet voor en betoogde naar omhoog
zeg abeel wat vind jij daar nu van, dat ik hier benee gehelig allenig  mezelf moet zijn tussen
al die prachtige plaatjespaddestoelen om mij heen.

de abeel oogde uitstekend en keek zijn prachtige ogen dan ook naar het zwammetje uit.
zwammetje wat klets je nou, ik wil voor het slapen gaan jou wel uit je boze droom bevrijden.
je zwamt immers maar wat uit mijn stamvoet ook.
daarbij ben ik, zeer in mijn nopjes met jullie zwammetjes daar benee.
 want samen eten wij toch een levenlang, en langer zelfs met elkaar.

we scharrelen samen altijd een heerlijk kostje bij elkaar. ook jij en ik, wij samen met je papa's mama's ooms en tantes eten wij de jaren bij mekaar.

 we voeden ons als dikke vriendjes maanden rond jaarringen dik tot plank en timmerhout of paddestoelensoep.

het zwammetje  stoof wat ongenoegelijk nog wat sporen rond en brieste daarbij dat ook hij niet zwamde maar ongerief uitsprak.

de boom, in goede doen maar moe, bedacht zich geen moment en sprak; 
hoe langdradig toch, jullie, stoel en zwam komen uit een zwamvlok voort en spinnen kilometers draadjes rond mijn stamvoet door.

het zijn als sokken om mijn kousenvoeten haarworteltjes die mij doen zijn met wie ik ben flink boomgewas in goede doen met jullie, paddestoel en zwam gelijk een briljant paar in leven saam. 

daarbij dus zwammetje, die naam alleen geeft de man die ons ook oogst, als ding of voer of iets daartussen in. 

misschien als herfststukje voor zijn plezier. 
maar tot die tijd leven wij zoals wij zijn vrij en blij in onze natuur. het mag geen naam hebben hoe of dat heet, zolang wij maar weet hebben wie wij alleen samen zijn.

en het zwammetje?
dat droomde voort, hoe ook hij, hoe schimmig ook, ook bij 't schimmelrijk behoort.
zo hoort het ook, het leven wordt genoten tot de dood.
met geven en nemen verdient iedereen brood.
geschonken en gedronken teerde dus het zwammetje ook.
wetende dat niets er toe doet wat er toe doet.
maar alles wel is zo als het hoort, de ware aard
van waardevol nuttig ook
tot onnut toe ook waardeloos
een geheel in het heelal van alles tegelijk.





03 september 2019

tijdsein

ik sprak onlangs iemand die beweerde niet van deze tijd te zijn. Ik keek daarvan op, wierp pardoes een blik op mijn horloge om te zien hoe laat het was. Zag dat ik helemaal niet zoveel tijd meer had.
Maar kon me nog even permitteren hem een vraag te stellen, hoewel gehinderd door dit merkwaardig tijdsgewricht. De vraag luidde, een korte tijdspanne in waar hij mij antwoordde, als volgt. Nu dan wat bewoog u nog om in het heden, deze tijd, te verblijven, terwijl die tijd voor u zich niet voordoet. Immers uit uw woorden leidde ik af; " ach hij ijlt en leeft in het verleden". Daartoe bevreemdde mij temeer zijn antwoord dat klonk als echo uit een grijs verleden, een galm van weemoed, over wat er mis is en ook gemist moet worden. Alles gaat te snel voorbij, zelfs taal vervlucht ijlings bij monde van het spreken. Dun als lucht tussen neus en lippen ontsnapt aan een zeer benauwend mens. Hij bekroop zich een gevoel dat eenzaam heet om er op te staan dat hij het er bij liet zitten te verhalen over alles wat er niet toe deed toen het zich voor deed.
Wij belandde pardoes dus in een kringetje van waar uit alles om draaide. Liet het maar voor wat het was om gade te slaan wat het een mens hier niet in deze tijd doet met erbij stil staan. Mijn tijd was immers al verstreken, ik zou haast niet op tijd elders te zijn comfort de krapte die ik al had.

27 mei 2019

Heldendom in ochtendgloren

Er brak een tak waarop de zon zat, nogal dauwpuntmakend schitterend in het ochtendgloren. Menig vogel was reeds aan te horen, de atmosfeer zwaar van zang en andere soorten, klonken zeer wel overwogen luid. Er hoorde op z’n minst wat koekoek als smakelijk bijgerecht vol snode plannen. Maar dat liet zich raden tot voorbij het middaguur, wanneer de dag al naar het westen krimpt en luiloom van het overdreven stralen de koekoek onheilspellend in wijde kring de nestbroeders tweelettergrepig beet nam.
Maar nu bij dagenraad iedereen kon gadeslaan hoe helder licht geschapen wordt vanuit het oosten, lag het voor de hand zich geen zorgen te maken hoe vriend en vijand te worden bij het vallen van de nacht.
Wat omhoog geschoten leeuweriken misleidden al menigeen over hun thuisbasis. Ze spartelden ietwat hoog bevlogen ergens in onzichtbare luchtlagen.
Op het waterspanningveld gelegen tussen hemel en aarde scheerden waterdingen lopend over water. De schepper van de kapittelen bekleedde levenstekens laat de poëet al 150 jaar gelee de les lezen. Met te verstaan te geven waarop waterlopen tussen twee wereldomvattende drijflagen een spanningsveld geeft van leven. Tussen eten of gegeten worden rust een luttele seconde begeren tot stillen. Daarna is er een tevreden en de andere opgegeten. Levend lopen op water kent vele adephaga met andere woorden vraatzuchtige hebzuchtige schrokoppen.

23 mei 2019

superfamiliehotel

ik vroeg laatst aan de metselbij hoe zij, uit een geëmancipeerd zeer oud geslacht, het voor zich zag.
Zo'n bouwwerk van hard- en spijkerhout, waarin de hokjesgeest zich in heeft uitgeleefd.

"Nieuwbouw liefst", het mag wat kosten, aldus de imkerende projectontwikkelaar. "We trekken gewoon de beurs ervoor; symmetrie, orde en regelmaat voor de eenpersoons honingraat, is waar het om draait".
" Ook aan materiaalgebruik gaat louter duurzaam de kwaliteit van gesloopt tropisch regenwoudhout boven de latten gezaagd uit het weke proletarische inheemse populierenwoud".

Het gaat immers over het behoud van uitstervende geslachten, bedacht de vrouwenvolkenmelkerij houder zich tevens. Alles uit de kast, hij is daar goed in, voor de zeldzame of in potentie roodlijstliefhebbers.

Maar dit terzijde, vroeg ik haar dus, vertel zo voor de losse vliesvleugel weg, waar haar woongenot en de behoefte daartoe thans bestaat.
Zij sprak;
" beste warmoezer, het zal mij aan de bijenreet roesten hoe zo'n kot erbij staat.
Wel dien ik er, uiteraard, een gat in te moeten zien. Anders houdt het geen steek, al ben ook ik angeldrager, onze familie Megalidae heeft zo z'n eigenschappen in het rond en dieper gat met betrekking tot huisvesten door de seizoenen heen.
Ons geslacht Osmia, is dan weliswaar deels invasief dus allochtoon, maar thuis zijn is waar je woon is en zelf bent, met hier zijn dus ook. Neemt het niet weg, in het algemeen, dat mortelen ons in de ziel gemetseld is en dat leem, een klodder slijm ons dient het gat te dichten met wat kroost in aanleg daarin.
Daarbij gaan tarsus in tarsus wij te werk met gelijktijdig leggen van nageslacht in het proviand en dichtmetselen langzamerhand. Met name mij zussen en een luttele broer wensen ons een behaaglijk onderkomen waar de zon opkomt en de dag door ook blijft schijnen.
Ik raakte enigszins bevlogen door deze zoemende toonzettende metseldame. In mijn nopjes met haar wensen, ten aanzien van metselen harer dopjes,  kwam mijn architectonisch wonder van ongeordend stapelen ten behoeve van de bijenorde vleugelslagen dichterbij. Vooral daar haar roodroeste reet er naar uitkeek om misschien zelfs in beton te nestelen. Terstond  vroeg ik haar even met mij op de wieken, vanuit de warmoezerij, te vergezellen naar mijn puinkegeltje; niets dan een gedachtenspinseltje vermaterialiseerde werkelijkheden. Aldaar een heus in beton gegoten bijenhotel te komen bewonderen, dat daarin als een blok was ingegraven.



Ze facetoogde (vriendelijk; zij is immer zachtaardig) het geheel duizenden blikken waardig.
Evenzo, waar daags na deze gewraakte invitatie, was zij reeds, metselbij waardig, een alleraardigst ingangetje aan het bewonderen. Geheel in lijn van de verwachting scharrelde manlief, zeer amoureus, ook al in die richting van deze thans bordeelgelijkende bijlmerachtige hoerenkast.
Metselbij waardig, dan nog even voor alle duidelijkheid; is het liefdesleven een, openbaring, voor mij althans. Zeer openhartig en bovenal openbaar een ovipare aangelegenheid die frivool wordt bedreven. Mijn gereformeerde roots noopte  mij zedig de ogen te loken bij deze handelingen.
Immers wie hemels leeft op aarde en daar de beest uithangt zal in de hel belanden. En zij, wellicht dus ook de bij, die een hel op aarde (mee-)maken komen later in de hemelse zalen van eeuwig sober en somberende werkbijen.
Het komt mij al te zeer voor, mede indachtig de oer-Hollandse bijensong, het lied der dwaze bijen, waar verweesde kinderschare met afgenomen moederwensen sloven zijn in een superorganisme van de sociale altruïstische heilstaat. Hoeveel te meer dan deze alleenstaande metselmoederszielen wier dagelijkse zin in een louterende geïndividualiseerd bestaan gelukzalig te aanschouwen. Hoewel met enige kramp om de hartspier het mij, manzijnde, anderzijds benauwt te weten dat de kerel metselbjj slechts dienstdoend zaaddonor is, met verder niet ter zake doen, een angstaanjagend evolutionair toekomstperspectief me dunkt.
Kort en goed;  het leven (uitgerust met vraagtekens) schenken is een tijdrovend schouwspel, zeker waar het tevens huisvesting betreft.

23 maart 2019

Het Katershorn

Het heeft, waarschijnlijk, niets van doen met overvloedig geestrijk vocht en de beschonken toestand die daaruit voortvloeit. Wat de diepere betekenis dan ook wel mag zijn, het is en blijft een bijna doodlopende steeg.
Ook ontsteeg eerder al uit kot en krot enig moderner woongerief dat het geheel absoluut niet heeft verfraaid.
Maar gelukkig is het hier en daar nog een knagende tand die zich op het rot stuk bijt. Al kost het moeite de daar levende have er doorlopend mee in strijd zijnde verval te niet te zien doen. Dit alles om het wonen niet tot bouwval te laten verworden.
Het lukt in ieder geval wel om de open gevallen plekken, op dit achteraf stukje aards slijk, niet te overgieten met hedendaags architectonisch verdriet.  Slechts een enkeling bezoedelt dit nostalgisch stukje romantiek met iets modern; maar, als gezegd, het valt uit de toon gelijk een rotte kies uit slecht onderhouden gebit, waar immer tanden op worden stuk gebeten.


Ook ga ik, zelden te voet, soms knarsetandend door deze steeg. Honden worden hier altoos gevreesd, wat mij als liefhebber toch een kater oplevert. Om ongeschonden door deze steeg heen te komen verdient beestachtige onverzettelijkheid. Zonder blootstellingsrisico aan priemende dwingende boze blikken van de omwonenden zou' t mijn viervoeter een plezier zijn er door te vertieren.

Nu (dat is thans of althans nieuwerwetser modern) komt het Katers
horn, naast versterven ook tot leven. De wat schuchter autochtoon gaat dood of vertrekt doodgewoon uit dit eerder zieltogend leven in de steeg.
Er komt nieuw leven voor in de plaats.
Er ontpoppen zich tevens zienderogen pennenvrucht producerende producten alhier.

De leden van dit zingevend gilde dat hier is neergestreken, bestrijken zoal geschiedkundig alswel zinderende verhaallijnen, van al dan niet op papier toevertrouwde verzinsels.
Zo zijn deze verhalers dan ook goed onderscheidbaar doordat de historicus, zijn ambacht indachtig, een titrimetrische preciesie aan de dag legt op de druppels inkt die te doseren valt.
 Terwijl de andere verhalenmens zich de lakmoesproef laat gebeuren op menig omslagpunt, tot drukken van zijn schrijfsels, op schrift toevertrouwt en zelfs gebonden gelezen papier.


Het Katerhorn verheft zich in die zin tot steeg  van de verbeelding. In het verschiet ligt wellicht nog meer schrijversschap, immers wie schrijft blijft en wie niet verdwijnt.
Voor nu is het Katershorn van overvloed een voorzienigheid uit zichzelf opbloeiend, of uit het as van grijs arbeidzaam verleden in oostindisch doof inktzwart heden van volgeschreven drukwerk.

Schrijvers eigen is het naar de hand zetten van de werkelijkheid. Schrijvers leven veelal (ook) met een rijk van de verbeelding. Verbeelding die tot uitdrukking wordt gebracht met hoe schrijvers ergens neerstrijken  alvorens tot schrijven  te worden aangezet.
 Hun woon is daar een vanzelf steen geworden  metafoor van.
 Enerzijds wordt met behuizing, gelijk het geschreven woord, goed vastgelegd waaruit de bron van inspiratie en inkomen ontstaat. 
 Anderzijds, ook, blijkt het opluisteren van woongenot van schrijvers te bestaan in romantiek, hetzij nieuwbouw dat oud lijkt of oudbouw dat nieuw wordt.
Bouwen dan wel verbouwen ligt aan deze scheppende geesten ten grondslag en hun ruimtebeslag op deze hun toe bemeten ruimte op aarde. Noem het vermaterialiseren van de schrijver zjjn astrale aanwezigzijn.
Vol verwachting sla ik de tijd gade die uit Katerhorn ontspruit de komende jaren.

Na zoveel duurzaam arbeidersleven dat hier eerder zwoegend eeuwen opgroeiden, tot wasdom kwam, bejaarde en wegstierf in vergetelheden.  Alles nog zonder verslaglegging kon plaatsvinden en men  het verdrijven van tijd/ruimte reizen liet vervluchtigen  zal veel verdreven zijn dat nu fantasierijk wordt met fabuleren hoe het was en nooit meer wordt. Of zoveel erger nog onbeschrijfelijk bleef en neerbuigend  werd overgeschreven door de meer verheven wierdbewoners.
 Verhevenen, rond kerk en pastorie vereend,  neerkeken op deze reep oudendijk; zijnde paupers  in hun verslofde hutje mut verkrotte bewoningen. 
Wie weet wordt deze paradijselijke dijkkruin een rijkdom van uitdijende forensend volk in  lonkende vergezichten te schrift gesteld onder bewierrookt gezag van nieuwetijds schrijvers.

Mei '23
Een jaar of twee geleden is een gepensioneerde editor op nr 1 neergestreken. Een dame van omvangrijk statuur die er nog een tuinknecht opna houdt, zoals anderen huisdieren hebben. Gedwee, gehoorzaam, zwijgzaam, buigbaar en volhardend in verricht van dressuur. 
Zij sprak mij aan op een vogelkers met de vraag wat daarmee te doen. Antwoord mijnerzijds de bloesem geurt overheerlijk. Wat haar deed besluiten het nog even een jaartje aan te zien. Zo geschiedde, de struik overleeft haar besluiteloosheid. Zij had immers al op haar geweten een prachtig bloeiende sierappel zonder overleg en toestemming door haar knuffelhovenier uit onze tuin te laten verwijderen. Het speet haar achteraf, maar vond de prijs ter compensatie voor aanschaf van een nieuwe boom te hoog. Dus liet het daar maar bij. Wij groeten sindsdien nauwelijks nog, R stelt dat ik er ook "boven moet staan".
Maar good wellicht verder een verrijking van het literaire leven op de katershoorn.   
 

23 januari 2019

radio1 uiting

op de nieuwszender vraagt men zich af.
Zo vraagt een luisteraar zich ook af.
Hij vraagt zich, hard op, af of anderen zich ook afvragen. Daarom vraag ik me nu ook af. Ik vraag me af waarom hij zich afvraagt, terwijl zich dat ook afvraagt. Het blijkt nieuwswaarde is zich af te vragen, iets af te vragen wat er af te vragen valt. Vooral waarom iemand zich afvraagt wat ik mij afvraag doet mij afvragen waarom zich zo afvraagt. Immers wanneer ik me niets meer hoef af te vragen behoeft de luisteraar zich ook niets meer af te vragen en kan de nieuwslezer zich weer gaan afvragen wat hij zichzelf af zal vragen over alles wat te bevragen valt.

06 januari 2019

wind in de wilgen

De huisbaas en de onderverhuurder. De eerste komt als laatste, de laatste nu eerst: Een bioloog, ergens achter een loods op de deel van een woonboerderij. Zo’n kavel beton dat buiten bedrijf gesteld een oord voor vervreemding wordt, na verloop van tijd. Land alom tot aan de horizon, vervlochten tot een hoogspanningsnet, als was het om de akkers bijeen te houden. De ploeg tot aan de voordeur, soms uit bedrijf geteld zelfs achter de voordeur, met enig opslagmateriaal voor een eventuele oogst van leentjebuur. Een kotje, toereikend voor menselijke deugd, hij had er goesting in of mee, het is maar hoe je lust definieert. Het enig wat de bioloog hier bindt is onderkomen tot de dood hen scheid, de baas van de onderverhuurder uiteraard. Gelet de leeftijd een potentieel risico, al wordt beleefdheidshalve altijd iemand voorrang verleend. Al met al een weerbarstige afhankelijkheidsrelatie die hen bond, er is inmiddels aliemand dood. Opmerkelijk ook de gemeenschappelijke kennis die zij deelden, hij praktiserend bioloog, de huisbaas leraar biologie ooit, 2e graads wellicht, doceerde ergens op een Hollandse kolonie. Maar was omwille van een erfenis en nog zo wat beslommeringen huiswaarts gekeerd, zijn vaderland.

. ik maakte mij zorgen over het voorjaar
nee de krokussen zo kwetsbaar zeer
licht blauw vertrapt aan weerzijde
het pad was smal en eerder niet
en daardoor over een bloemweelde
onbetreedbaar maar de voet stoorde
zich daaraan niet met het gaandeweg
tussen de machtige zuilen door het licht
te laten schijnen waar het leidde naar
zijn kot dat hij betrokken na het erf
waar eerder in een caravan hij leefde
slaags geraakt met overburen
was het verblijf daar bij de overleden huisbaas
een oud leerkracht met teveel aan vergetelheden
waaraan hij was overleden in de droomwereld
van kuifjes en meer striphelden die hij de baas
was naast de sportwagens die onklaar
gemaakt met hem eerder aan het versterven
waren in de loods van overvloed aan leegte
hij de vlucht nam en vertrok naar de theeschenkerij
met vreugdevuur achter micaglaasjes
warm speksteen en lichte serre taferelen
het leven scheen hem toe zo ook de blokhut
in het verschiet om de inmiddels aangebroken
oude dag te vieren met rust waar hij nu
nog van geniet een kluizenaar inmiddels
vol lof over het verkozen lot dat hij zo
nu en dan deelde

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief