Uit niets blijkt mijn gelijk.

24 juli 2018

kerkenpaadjes

Wie het Breede heeft gehad, kent de engte van het smalle pad, omkleed met rattelaar gaat daar gepaard te fiets te paard of te voet een ieder op, af of aan.
Het is niet meer dan kwelderrug met enig woongenot, een oude schuur, wat koeien achter glas, die wel kunstig zijn gemaakt. Een kerkje van de verworpen steen tot fundament, wellicht ook veel oud zeer dat hier ten ruste is gelegd.
 Het komt voor dat in alle de rust de stilte het hier besterft in een enkel vallend blad.

Verder is er nog een bad van luttel vlinderslag lang en in de breedte enige borstslagen groot. Zomers veelal goed gevuld, met badpak gelukkig wel, prijkt daar het plaatselijk belegen vrouwelijk schoon dat overduidelijk de vergankelijkheid toont. Je denkt al ras ach wat jammer toch dat ouwe hoeren niet een eigen kuip bemensen met gezwets. Hoeveel meer genot had dat de badgast niet geschonken die slechts baanjestrekken toekomt. Het is intriest te zien hoe verwijtend en ook verwaarloosbaar klein het vetoplossend vermogen hier door gebrek aan onderchlorig zuur met hypochloriet weinig werkzaam zijn. Het riekt bovendien ietwat, men zou iets aan de dosering moeten doen ter bestrijding van afdrijvend vocht en wellicht zwaarlijvig gekwebbel.
Het irriteert eilaas om andere reden dus dat fertier bestaat uit plezierig samenklonteren in het bad. Horensdol degene die thans gehoorgestoord zich gedraagd, zijn smetvrees voor teveel stemband gebruik in overdadig vlees het liefst aan banden ziet gelegd.
Men schreit voort, bevangen door een piep klein bosgebied bekneld uit een ruilverkaveling ontsnapt vanwege waarschijnlijk de zanderige aard die landbouwers tegenstaat. Luwte en lommer vallen ten deel aan het aankoersen op het kerkdorp. Dat blijkt uit de torenspits die prijkt op de kruin van de opgeworpen wierde recht vooruit. Breede, het lidwoord ontbreekt, blakerd gemoedelijk in schroeiend graan en dor veld aardappel, ergens heeft vermoedelijk de oude Weert zijn werk gedaan. De hittegolf echter, die hier over gaat, verdient de meeste eer.

Tot slot begrenst een ijzeren spoor de werkelijkheid rondom en verklaart daarbij tevens het belendend water dat eerder nog voor zwemplezier was ingericht maar ongeschikt de tijd heeft doorstaan als visvijvertje voor een verdwaalde hengelaar. Zijn uitrusting hangt veelal vervaarlijk groot bemeten voor lul in het water.

Dit alles bij een rondje Breede. Men knapt op van leegte en ontwaart het vele in schaarste hier dat zo prikkelarm, op een enkele brandnetel die voorbijkomt na, uitgedost een overvloed aan kalmte biedt. 

21 juli 2018

bempt*

hij sleept de dagtaak, die op z'n bord staat, in de kruiwagen mee naar huis.
Sluit achter zich het hek en de week af en loopt halverwege het weekend in.
Morgen is vrijaf. Voor de een de dag des Heere, de ander rust meestal een wat.
Hij gelooft daar niet in, heb ik weleens begrepen.
Knielde wel, toen ik hem vroeg de zeis te bramen,
gewoon met z'n kont zittend op de hielen van zijn naar buitenstaande schoenen.
Zelf kom ik nooit zover, doorgaans stijver en wat stram hurk ik een beetje,
toen ik toe keek naar zijn vaardigheid dus ook.

Eerder was het een kwekerij en later nog een moestuin voor wat dorpelingen die liever zelf wat teelde, alvorens zij daar neerstreken en hun heemtuinderij begonnen.
 Het is er van opgeknapt, neem ik aan. Immer lommerrijk een diepe tuin,
 met ronde vijverpartijen. Althans dat water werd door tweespalt gedeeld,
een broedertwist of iets wat daarmee samenhing.
Voor mij was het spijtig dat de klief zo zichtbaar nu die lusthof in tweeën deelde.
Een helft verruigd nog steeds, daar is zijn broer op bezig,
althans heel soms aanwezig. Er staat ook nog uit de vredestijd
wat kunstwerk te vervreemden.

Merkwaardig dus dat contrast, achter het draad
(het zou schrikdraad met prikkeldraad kunnen zijn) dat middendoor gespannen
 is en de tuin doorsnijdt in tweestrijd voor het leven.
 Achter die gespannen draad heerst vredig een stinsetuin met plasdras moerasje achteraf.
Van voren, bij binnenkomst staat door de week een stoeltje de klus te klaren
 van het te geven welkom, een entree. Daar schuin achter werkt
de plantenman zijn zorgvuldig gestekte plantgoed en
enige zaailingen uit passie en voor de kost.
De dagelijkse arbeid is verkoop van de levende have, aan liefhebbers
van een heemtuin achter huis.  Er is pluimage dat zo nu en dan de kop op steek,
dat wil zeggen meer af dan toe. De vreemde eend uit merkwaardig snit gesneden,
uitgedost met rommel hoed en verkreukte kraag op schoeisel dat nergens bij past dan dienen om uitstekend uitgelopen te zijn. Nobel spul bezigt vreemde taal,
komt met busladingen gelijk, verdwijnt ook weer groen uitgerust
waarschijnlijk naar de grensstreek. Dit komen en gaan verrijkt
de diversiteit in ras en soort waar een ieder wel bij vaart.

Verder, bij aanvang van de werkweek, noeste arbeid in zwijgzame uren
 waarin hij het pootgoed opwerkt tot product. Waarschijnlijk
vult hij ook de uren met beheer en onderhoud van het paradijs in pijpenla formaat.
 Adam en Eva in vestzakformaat met scheppingsdrift zijn beide metaforisch aanwezig.
 Hij als tuinman dus, zelfs in appels is voorzien in deze hof van heden.
Zij schept sfeer met gebak wat snuisterij en luisterrijk gerief
op een half gedekt en deels onder de blote hemel ingericht terras.
Het gaat het echtpaar voor de wind met in gure maanden wat bijklussen
buitenshuis omwille van een sluitende begroting waar immers alles in uit moet komen.
 Zelf een viervoeter die gelijknamig de prachtige rozen her en der
ook haar plas zo nu en dan moet doen. Het kan er af.

*bebloemd veld

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief