Dit huis heeft een zoldering, een plek als slaapvertrek,
bewaarplaats tevens van mn dromen.
Ook dromen die niet veel hoger meer uitkomen dan het toilet op de begane grond.
Het bouwt soms wat spanning op bij hoger nood of bezet voor wasbeurt, een partnerkeus.
Het is net of alle ruimte binnen zit wat van buitenaf niet te zien is.
De lucht wordt door de bomen opgevangen tot een ruizend gedicht.
In het vlechtwerk van elzenproppen, paars is in de kronen een modewoord,
tegen het barsten aan gezwollen.
Hier worden de nachten wakker gehouden met knallen om de vijf minuten, afgesteld
tegen vreterij van ongenode gasten. Althans de agrariër is hier de baas en dat moet iedereen weten.
Binnenshuis, zo 'smorgens vroeg, hoor je, naast de donderbus, alles nog onverstoorbaar goed.
Afgelegen horizon wekt altijd indrukken bij het licht dat daarop ontstaat. Dan kruipen de meeuwen vroeg weer tegen het dijklichaam aan uit de kwelder. Ze zwijgen zwevend over het land.
De eerste die daar wat van zegt kraait kras en schel soms fluitend fel, versterkt door een formatie ganzen die net in het gelid de kruin ontstijgen. Zo is breken door deze geluidsbarrière heen.
Dat alles achter glas, het vriest immer, al worden de straten nat glimt de weg spekglad zonder buiten te geraken.
Hoor je botten kraken van een goed ingepakt krantenmeisje. Ze verdient het niet zo neergehaald te worden. Ik glimlach wat zij krabbelt op en stopt trouw de zaterdag edit, in de groene container voor het huis.
Daarmee is rond zessen de ochtendspits compleet en rest de hele wereld uitgespreid bij het ontbijt
op tafel, om verorbert te worden. Het smaakt bitter op een enkele columnist na die de natuur verslaat in stomme taal. Uitgedrukt vandaag de mezen, zo te lezen aan de wintertafel, pikken ze een graantje mee.
Iemand beweert vandaag dat morgen Amerika vergaat. Maar dat is flauwe kul, want dat land bestaat niet meer. De wereldmacht gaat koppie onder aan kapitaal geblunder.
Het is stil in huis de buizen suizen nu warm water.Er trekt een koude luchtstroom langs, wat ontroert, de radiator platen; kringelsporen naar omhoog. Er staat een reisdag voor de deur te wachten; ik popel om naar binnen te gaan. Vieze plaatjes kijken van dode dieren om te weten, ach die natuur toch, of een schone zaak behouden het waard is, zelfs voor de kinderen. Al dragen die blikwaardig genoeg bij aan de bermen waar langs zij togen tot ze volwassen misschien weer trimtroepend oprapen wat de wereld hun achterlaat.
ik lees een boek wat goed het is gelijk
een herinnering van waaruit wat geëvangelieseerd
het werkwoord tucht is aangeleerd
de kaft verraad een meisje met een landschappelijk gelaat
ze rust in handen met haar hoofd dat verder op
beschreven staat het maakt weer alles rond
wat verder weer natuurlijk vanzelf gaat
met schijt aan alles bewondering houden
voor wat ons overkomt.
Uit niets blijkt mijn gelijk.
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.